3

Kingman lag te ver naar het noordwesten, maar ik zou Sedona kunnen halen voor de middag voorbij was…als Shelly geen bikini’s had gekocht. Elke keer als ze een broekje paste draaide ze haar achterwerk naar me toe. Het duurde tot het vierde broekje voor het tot me doordrong dat ze bruine billen had. Was het warm genoeg geweest in Con-necticut voor bruine billen? Had ze een zonnebank gekregen van Tim voor hij ging slaan? Ik wilde ernaar vragen, maar ze was me voor. “Dit is de mooiste.”

En de kleinste. En de geelste. “Wil je zo bij het zwembad gaan liggen?”

“Het is toch zeker warrum genoeg?”

Ik veegde over mijn gezicht. “Wil je dat ik erbij kom?”

Ze keek naar mijn gezicht en liet haar ogen langzaam dalen. “Ik denk dat ik beter allenig kan gaan. Jij geeft aanstoot.”

Toen het bijna donker was vroeg ze of ik mee wilde naar de douche. Daarna of ik de thermostaat van de airco lager wilde zetten omdat ze aan zag komen dat we het warm gingen krijgen. Daarna of ik nou al slaap had.

Ik droomde dat iemand me aanstootte en in een oorlel beet. Toen ik wakker genoeg was voelde ik dat Shelly tegen een van mijn pijnlijke ribben duwde en haar tanden in mijn oor had gezet.

“Godver.”

Ze rolde terug. “Nou zeg. Net zei je nog dat je wakker was. Je zou over moeder vertellen. Je moe-hoeder.”

Zou ik dat? Wanneer zou ik dat hebben gezegd? “Ze is zoek. Dat is alles.”

Shelly liet een hand over mijn buik glijden en daar werd ik echt wakker van. “Vertel es.”

“Ze zat in een tehuis en ze ging weg. Met de Greyhound, dat staat vast.” Het verhaal kreeg vorm terwijl ik sprak en ik had het gevoel dat mijn stem steeds helderder werd. “Ze begon in Seattle, daar woonde ze vlakbij. In Sacramento kocht ze een kaartje naar Phoenix, maar ze moet ergens onderweg zijn uitgestapt.”

“Je weet niet precies waar?”

“Voorbij Flagstaff. Ze heeft in Phoenix gewoond. Ik probeer uit te vinden of ze contact heeft gehad met mensen die ze kent van vroeger.”

“En of ze in een bibliotheek is geweest?”

Weg was mijn tevreden gevoel. Ik was trots geweest op mezelf, omdat ik een verhaal uit mijn duim had gezogen. Zo had het gegaan kunnen zijn. Ik was alleen vergeten dat ik Shelly had verteld over bibliotheken waar mijn moeder boeken stal. Een vrouw die van huis wegloopt omdat ze in de war is. Die de Greyhound neemt en duizenden mijlen reist. Die onderweg uitstapt. Zou die de tijd nemen om boeken te stelen? Ik hield mijn adem in toen Shelly een geluid maakte dat leek op een snik. “Zielig.”

Ik hoopte dat ze mijn moeder bedoelde, maar ik vreesde dat ze mijn verhaal samenvatte. Ik bleef roerloos liggen en dacht: ze moet weg, zo snel mogelijk. Morgen ga ik naar Kingman, of naar Sedona. Alleen.

Shelly gaf me een vluchtige zoen en even later voelde ik haar hand, gevolgd door haar mond.

“Kom maar. Het kan nou nog.”

Ik had geen idee wat ze bedoelde, maar ik dacht: aan mij zal het niet liggen.

Het duurde lang, deze keer, en ik voelde krampen onder in mijn buik toen Shelly naar de badkamer liep. Ze bleef lang weg en schoof naast me zonder iets te zeggen. Ik voelde dat ze iets wilde vertellen.

Het duurde lang en er ging een diepe zucht aan vooraf. “Weet je wat Tim deed toen we twee weken gete-rrouwd waren en ik ongesteld werd? Hij ging naar de logeerkamer.”

Ik bleef stilliggen en vroeg me af of ik iets moest zeggen.

“Dit is een hint, Jeff.”

“O.” Ze moest weg. Ik moest weg. Hoe eerder hoe beter. Als ik maar wist hoe ik het zeggen moest zonder mezelf een klootzak te vinden.

“Heb je ‘m door?”

“Bedoel je dat ik weg moet?”

Dat bedoelde ze niet. Dat begreep ik toen ze opstond en naar buiten liep. Ze sloeg hard met de buitendeur, maar ze had haar rugzak niet meegenomen. Ik deed mijn ogen dicht toen ik hoorde dat ze terugkwam. “Mijn sigaretten vergeten ook nog. Le-hul die je bent.” Ze ging opnieuw naar buiten, weer zonder haar rugzak. Toen ik bij het raam stond, zag ik een arm en een achterhoofd in de cabine van de pick-up. Ik ging terug naar bed en dacht na over alleen zijn en waarom het me goed was bevallen.

De volgende ochtend deed ze of er niets was gebeurd. “Waar gaan we naartoe?”

“We?”

Ze liet een sigaret over haar onderlip rollen en toen ze sprak klonk ze als Humphrey Bogart. Bogart op z’n Con-necticuts. “We, babe. Jij, ik en je geweer.”

Ze ging naar buiten en kwam terug met de golftas die ik achter de stoelen in de pick-up had laten liggen. Ze trok de rits open en keek schuin naar mijn gezicht. “Een geweer, een boksbeugel, een mobieltje, een bijbel, een boek van een vent die Clausewitz heet. Lekkere verzameling. Kogels.”

Ik trok de tas uit haar handen en deed ‘m dicht. “Patronen. Hagel. Het is geen geweer, het is een buks. Wat, verdomme, heb jij gedaan vannacht?”

“Gebaald. Ge-ba-haald. Als een stie-hierrr. Wat anders. Push-ups en sit-ups, met buikpijn, dat hebben meisjes als ze ongesteld worden. Buikpijn.”

“En in de pick-up gerommeld.”

Voor ze antwoord gaf trok ze aan de onderkant van haar T-shirt: blauw met in rood T & T. “Voor jou. Mag je ze-helf bedenken waar de twee T’s voor staan. Ik heb gekeken of je iets te eten had. Waar gaan we naartoe, zei je?”

Ik deed de rits weer open en pakte het mobieltje. Elke avond met Louella bellen had Johnson gezegd en Jones had er grimmig bij gekeken. Op de eerste avond had ik het mobieltje in mijn handen gehad. Ik had bijna verbinding gemaakt toen tot me doordrong wat Johnson me had gegeven. Mijn eigen mobiel, de telefoon die ik in het centrum van Savannah had gekocht. Johnson, of Louella, had alleen een telefoonnummer voorgeprogrammeerd. Mijn eigen mobiel als afscheidscadeau, samen met mijn eigen boksbeugel. Ik had de telefoon in de golftas gegooid en er niet meer naar omgekeken. Er ook niet meer aan gedacht en misschien had ik dat wel moeten doen, ik had in Savannah al vijanden genoeg.

“Nou?” vroeg Shelly en ze keek of haar geduld op was. “Waar gaan we naartoe-hoe?”

Ik wees naar buiten. “Jij gaat naar de sigarettenautomaat. Of naar een plaats waar ze koffie hebben en iets eetbaars. Ik ga bellen.”

“En daarna?”

“Ik ga naar Sedona.”

“Waar ze magnetische aardstralen hebben, of energiekolken, zoiets? Ik heb er over gelezen, vaak genoeg, en dan dacht ik: daar wil ik naartoe. O, ja, de sleutel van de pick-up zat in het contact. Ik heb ‘m in mijn broekzak gestoken, je weet maar nooit of er iemand met de auto vandoor wil.”

Ze had de afgeknipte spijkerbroek aan en ik had durven zweren dat er geen ruimte was voor wat dan ook. Shelly keek of ze hoopte dat ik zou gaan zoeken, maar ik beheerste me. Toen ze de deur uit was bedacht ik dat ijzeren zelfbeheersing knap was, maar dom. Toen me te binnen schoot dat ze ongesteld was, vond ik mijn zelfbeheersing vooral knap. Ik kreeg een beetje begrip voor Tim uit Connecticut.

“Elke avond. Als ik zeg: elke avond bellen, dan bedoel ik elke avond bellen. Wat is daar onduidelijk aan?” Johnson klonk of zelfbeheersing deze dag niet in zijn pakket zat.

“Is Louella er?”

“Een week. Meer dan een week. Waar the fuck ben je?”

“Connecticut. Is Louella er?”

“Connecticut?”

“Laatste keer. Is Louella er?”

“Con-nec-ti-cut?”

Ik verbrak de verbinding.

Ik liet de telefoon vijf keer overgaan voor ik op de knop met het telefoontje drukte. Ik had Johnson verwacht, maar het was Louella. “Niet de verbinding verbreken, Jeff. Dat is onbeleefd. Je hebt net iemand erg boos gemaakt. Waarom heb je niet gebeld, Jeff?”

Dezelfde fluistermompelpraatstem als anderhalve week geleden. Ik kreeg er weer een droge keel van.

“Er viel niets te melden. Johnson heeft me verdomme heel genereus de telefoon gegeven die hij van me had afgepakt. Ik bedoel: gestolen.”

“Johnson?” Ik hoorde dat ze tegen een lach aan zat.

“En Jones.”

“Origineel, Jeff. Wat doe je in Connecticut?”

“Jack Doyal Dunn zoeken en de moordenaars van Cathy.”

“In die volgorde?” De lach had plaatsgemaakt voor een scherp randje.

“Ik hoop dat ik via Jack verder kom.”

“Waarom Connecticut?”

Ik had geen idee. “Ik zal het Jack vragen zo gauw ik hem zie. Tot morgen.”

“Avond.”

Ik had geen idee wat ze bedoelde.

“Morgenavond, Jeff. Je zou ‘s-avonds bellen, elke avond. Het is nu ochtend. Heb je hulp nodig?” Het binnenpretje kwam terug. “Van Johnson en Jones?”

“Tot morgenavond.” Ik vond zelf dat het krachtig had geklonken, maar ik had niet het lef om als eerste de verbinding te verbreken.