1

Johnson zat op mijn bed. Hij had dit keer geen ijzeren staaf in zijn hand, maar een revolver. Achter me ademde iemand zwaar in mijn nek. Ik draaide me niet om. Ik voelde geen enkele behoefte om Jones te zien.

Johnson wees met de revolver naar de bureaustoel naast het tafeltje met de telefoon en de ontbijtprijslijst. “Daar is-tie dan,” baste hij. “Ik hoop niet dat je op tijd naar bed had gewild, brother.”

Ik ging zitten en wreef over mijn nek. Jones had er geen klap tegen gegeven en dat was winst. Toen ik naar hem keek, zag ik dat hij graag had gewild, maar dat iets hem tegen had gehouden. Misschien een teken van Johnson, misschien een blik, het leken me twee mannen die onderling niet veel woorden nodig hadden.

“Handen recht vooruit,” beval Johnson.

Ik deed het en Jones klikte handboeien vast. Hij drukte harder dan nodig was en ik trok een gezicht.

Johnson zag het. “Niet te vast. Hij moet heel mee. Dat hebben we beloofd.”

Jones gromde en keek kwaad. Johnson glimlachte, maar er kwam iets venijnigs in zijn ogen toen hij naar zijn kruis wees. “Jij hebt een stevige greep, bro. Ik had vanmorgen nog helemaal geen zin. Ze lag er klaar voor, maar ik zei: “Schat, nu even niet.” Dat overkomt me niet vaak, dat ik dat zeg. Ik baalde er flink van. Ga niet stoer doen en laat niet zien dat je met handboeien om heel wat mans bent, want daar kan ik vandaag niet tegen, dat voel ik.”

Ik zei niets. Ik keek van Johnson die languit lag, naar Jones die op de stoel was gaan zitten die ze bij Howard Johnson fauteuil noemen. Hij strekte zijn benen en vouwde zijn handen in elkaar. Zijn knokkels kraakten toen hij kracht zette. Toen hij was uitgekraakt zuchtte hij diep. Er ging iets dreigends uit van zijn manier van doen en ik dacht hetzelfde als de vorige avond: Johnson speelde de goede, Jones de slechte.

Ik hief mijn handen. “Zijn jullie van de politie?”

Johnson keek verbaasd. “Omdat we handboeien hebben? Die kopen we in de speelgoedwinkel. Gisteren vroeg je het ook al. Ben je niet gauw te overtuigen of word je vergeetachtig?”

Met zijn geheugen was niets mis. Met het mijne ook niet, maar ik wist zo gauw niet wat ik anders moest vragen.

Johnson verschoof een kussen. “Weet je dat je niet erg slim bent?”

Ik wist het, maar dat was iets anders dan het toegeven.

“Days Inn Riverfront aan Bay Street onder de naam Aabel-son. Daarna het Howard Johnson, onder de naam Aabelson. Waren het de kakkerlakken waardoor je bent verhuisd of dacht je: nou vinden ze me nooit?”

“De airco maakte lawaai.”

“Het was de airco.” De stem van Johnson klonk even laag en ontspannen als de vorige avond. “De airco. Het was niet zo dat je dacht dat je slim was, je bent alleen gevoelig voor aircogeluiden. Zie ik dat goed?”

“Ja.”

Hij zuchtte. “Gelukkig maar. Ik dacht even dat je echt stom was. We waren hier op tijd en daarom hebben we rondgekeken. Aan je bagage zul je je niet vertillen. Twee boeken, wat kleren en een boksbeugel.” Hij stak een pink door een vingergat van de boksbeugel. “Denk je echt dat je hier iets aan hebt?”

Ik haalde mijn schouders op en deed het nog een keer toen Johnson naar me keek.

“Verder een bijbel. Er ligt er een in het nachtkastje, maar er een bij je hebben kan nooit kwaad. Het nieuwe testament nog wel, het oude had je zeker uit.” Hij pakte Over de oorlog. “Een boek van iemand die Carl von Clausewitz heet. Een, wat is-ie, Duitser?”

“Een Pruis.”

“Een Pruis,” herhaalde Johnson en het klonk alsof hij iets smerigs proefde. “Een Pruis. Je hebt stukjes onderstreept, zag ik.” Hij bladerde in het boek en keek tevreden toen hij de pagina vond die hij zocht. “Wanneer wij onze tegenstander aan onze wil wensen te laten gehoorzamen, dan moeten wij hem in een positie brengen die nadeliger is dan het offer dat wij van hem verlangen.” Hij keek op. “Heb je enig idee welk offer we van je verlangen?”

Ik had een vermoeden en het beviel me niets.

Johnson zag het en het deed hem plezier. “Slimme jongen die Carl von Clausewitz. Lastige naam, maar een slimme man. Wat was-ie? Generaal?”

“Uiteindelijk wel.”

“Uiteindelijk. En toen ging-ie natuurlijk dood, dat doen we allemaal, uiteindelijk. Het offer dat we van je verlangen is dat je antwoord geeft op vragen. De positie waarin je verkeert is dat je op het randje van je eigen graf staat. Denk aan je generaal en weeg het af: graf, antwoorden.”

Hij gaf me de tijd om na te denken.

“Ben je er al achter wat je wilt?”

Daar had ik geen bedenktijd voor nodig. Op Carlys Piek rondde de oude Tom McClaren beschouwingen over Clau-sewitz graag af met: “Welke strategie je ook volgt, zorg dat je zo min mogelijk schade oploopt. Als iemand iets van je wil en je kunt geen kant op, geef hem dan zijn zin. Lieg, slijm, huichel. Alles is beter dan stoer doen en je op je donder laten geven.”

“Zeg maar wat je wilt weten.”

Jones gromde. Mijn antwoord was een tegenvaller. Johnson stond op. “Wij zijn niet degenen die de vragen stellen. Het gaat erom dat je over een halfuur nog steeds weet wat je nu wilt.” Hij tikte tegen het boek. “Als hier iets in staat over een plotselinge verandering van plannen, vergeet dat dan. Elke keer als ik te snel beweeg zeggen mijn ballen: pak die vent en doe het grondig.”

Jones trok me omhoog en Johnson gaf me een por. Daarna liepen we de kamer uit, trap af, parkeerterrein over tot we bij een klein grasveld naast het motel waren. Daar stond de blauwwitte Pontiac Starchief met de rode strepen over de motorkap. Als ik een rondje om het Howard Johnson had gemaakt, had ik de auto zien staan.

“Voorin. Rustig blijven zitten. Niet schreeuwen bij de stoplichten. Als je denkt dat we te bang zijn om je uit een rijdende auto te gooien, dan moet je vooral niet naar me luisteren.” Johnson zei het op de manier die ik langzamerhand kende: traag, laag, onverschillig en met het soort dreiging waar je nek nat van wordt.

Hij ging achterin zitten en wachtte tot Jones de motor had gestart.

“Rij maar een eindje rond. Kan hij iets van de stad zien. Misschien krijgt hij verder geen gelegenheid en het is een mooie stad. Veel parkjes en zo. Veel aardige mensen. Je had gisteren niet terug moeten gaan naar Ann Lurie, bro, we hadden je gewaarschuwd.”