1
Na een rit door twaalf staten die een week duurde huurde ik een kamer in Hermit’s Motel aan de rand van Apache Junc-tion, de oostelijke uitloper van het verstedelijkte gebied rond Phoenix, Arizona. Ik zette mijn Chevrolet pick-up voor de deur en vroeg Shelly Petron of ze zo goed wilde zijn te kijken of ergens voedsel te verkrijgen was. Shelly was een liftster van achtentwintig jaar. Ze kwam uit Connecticut en was in Santa Clara, Utah in mijn auto gestapt. Ze was zeiknat, maar de sigaret die in een mondhoek bungelde was droog en dat leidde mijn aandacht af.
Ze vroeg niets, maar ging naast me zitten. Ze gooide zonder te kijken een doorweekte rugzak over de rugleuning, perste water uit haar rood-paarse hanenkam en zei dat ze het helemaal had gehad met kleine mannen.
“Ik dacht, ik zoek de keleintjes, want die kan ik aan.” Ze liet me een bovenarm zien en spande haar spieren. Ze waren niet zo groot als de mijne, maar ze mochten er zijn. “Een uur worrukout per dag, soms twee, en ik ben bo-hovendien aan de lengte.” Ruim ��n meter tachtig, met hanenkam anderhalve decimeter meer. Dat had ik geschat toen ze nog voor de auto stond, knipperend tegen het licht van de koplampen. “Die in Utah zijn het errrugst. Keleine mannen in Utah.” Ze maakte het geluid of ze spuugde. De sigaret ging op en neer en as viel op haar bovenbeen. Ze veegde het weg en keek naar de grijszwarte streep tussen de druppels. “Ik moest er een op zijn ge-hezicht slaan.” Ze wees met een duim over haar schouder. “In dat wegrestaurant. Kwamen er ineens een ste-hel op me af, allemaal kelein, maar wel derrrrie. Misschien kun je beter rij-hijden. Ze hadden fli-hink de pest in.”
Haar accent leunde zwaar op de ‘r’, maar was licht in de overbodige klinkers en klonk vriendelijk. Toen ik ernaar vroeg zei ze dat ze uit Connecticut kwam en naar Californi� ging of in elk geval ‘in de buurt, daar wa-haar het warrrum is’. Ze liftte al ruim drie weken en ze had geen haast, maar of ik verdomme wel een beetje op wilde schieten.
Na twintig kilometer zei ze dat ik me niks moest verbeelden omdat ik groot was. Na dertig vroeg ze waarom ik in een auto reed die een geluid maakte of hij scheten liet. Ze had ‘windjes’ kunnen zeggen, maar ze zei ‘scheten’, eigenlijk ‘sche-heten’, en ze keek of ze me uitdaagde. Ik had de geluiden die de LeBaron maakte die ik in Oklahoma had gekocht niet geanalyseerd, maar ik moest toegeven dat ze gelijk had. Scheten.
In Pioche, Nevada ruilde ik de LeBaron voor de Chevrolet pick-up en toen we reden vertelde mijn liftster dat ze Shelly Perron heette, maar dat Shel goed genoeg was. Toen ik mijn naam had genoemd vroeg ze of ik joods was. Om mijn reactie moest ze lachen. Die reactie was: “H�?” Ik had nooit over de naam Aabelson nagedacht. Kaya had een keer gezegd dat ik standaard een keppeltje bij me moest hebben, maar zelfs toen was er geen klok gaan luiden.
“Aabelson. Zoon van Abel. Die rre-huzie had met Ka�n, je gaat me niet verte-hellen dat het nieuw voor je is.”
Voor ik het wist zat ik me te verdedigen. Shelly had het heft in handen genomen. Het duurde tot voorbij Ely voor tot me doordrong dat ik de pick-up had gekocht omdat zij naar de Chevrolet was gelopen en had gezegd dat ze graag hoog zat. Die avond was ze achter me aan het motel in gelopen ten oosten van Ely. Ze had toen nog steeds dezelfde kleren aan en die waren droger geworden, maar lang niet droog genoeg. Ze wees naar haar T-shirt met de tekst ‘Don’t do it, Fucker’ en naar haar spijkerbroek met afgeknipte pijpen. Daarna stak ze een sigaret op en liep ze de badkamer in. De hele reis had ze gerookt. Dat ik een raampje had opengedraaid had ze genegeerd. Toen regen door het open raam mijn linkerkant nat maakte had ze gegrinnikt. Daarna had ze haar raampje op een kier gezet en gezegd dat ik mijn raam wel dicht mocht doen. Mocht. De rook had ze door de kier naar buiten geblazen.
Ze kwam de badkamer uit met een zwart T-shirt waarop ‘Ha’ stond, een string en een sigaret die volkomen droog was. “Je gaat je toch ni-hiks in je hoofd halen?” vroeg ze toen ze mijn gezicht zag.
Ik stond me af te vragen hoe ze het klaarspeelde haar sigaretten vochtvrij te houden, maar door haar vraag ging ik een en ander in mijn hoofd halen. De string was kleiner dan een bikini, maar ik zag geen haren. Het T-shirt zat strak omdat het te klein was of omdat er te veel in moest. Ik kreeg het warm en deed wat ik meer dan een week had verwaarloosd, ik ging push-ups doen en sit-ups.
Shelly deed mee. Vijftig sit-ups en vijftig push-ups. De eerste tien push-ups deed ze met ��n hand en ik met twee. Ze grijnsde, tot ik de zijkant van mijn handen de grote beurt gaf en daarna de knokkels. Ik sloeg ermee tegen de stijl van de deur tot het zweet van mijn voorhoofd droop.
Toen ik klaar was streek Shelly met een vinger langs mijn handen. Haar commentaar bestond uit ‘goh’, maar het was de klank die het ‘m deed. En haar blik. Het was misschien geen pure bewondering, maar het kwam in de buurt.
Toen ik me uitkleedde keek ze niet, maar toen ik voor haar stond wel. Ze mompelde ‘als je zo begint’ en deed het licht uit.
∗
Midden in de nacht, of vroeg in de ochtend, in elk geval op een tijdstip waarop ik had durven zweren dat de aarde vierkant was en alle zuurstof was vervangen door zweet en uien, drukte ze hard op mijn linkerbil. “Ik zei: wat voel ik toch. Heb je een ke-horrst op je kont? Doe het licht aan.”
Ik speelde het klaar het schakelaartje van de bedlamp te vinden en voelde dat ze het laken opzij schoof.
“Zie je wel, een ke-horrst. Hoe kom je deran, midden op je b�?”
Ik moest erover nadenken. Een paar ribben waren nog gevoelig, maar de blauwe plekken waren vrijwel weg. Aan mijn bil had ik al dagen niet gedacht.
Shelly gaf er een klap op. “Of scha-haam je je?”
Vishaak, ik wist het weer. “Een visser zwaaide met zijn hengel. Het haakje kwam in mijn bil en…” Ik hield op toen ze over me heen kwam hangen en op me bleef liggen tot ik een oog opendeed.
“Een ha-aakje.”
“Dwars door mijn broek.”
Ze streek over een onderarm. “Na je kont probeerde hij ut met je arremen?”
Op een paar plaatsen zaten nog korstjes. Als ik ze aanraakte vielen ze er af. “Die zijn van twee honden. Een autohandelaar was kwaad op me.”
Ze liet zich terugzakken en zuchtte. “Eindelijk een ve-hent met verhalen. Neem ik een keer geen keleine, heb ik meteen een grote vol littekens en ke-horrrsten. Vertel es.”
Ik was wakker genoeg om twee ogen open te doen en kreeg opeens andere plannen.
Toen ik was uitgehijgd vroeg ik of ze veel te kort was gekomen de laatste tijd en dat bleek precies de vraag te zijn die zij ook had willen stellen.
“En leg muteen uit waarom je me verdomme Ba-hambi noemde.”
Ik wist geen behoorlijk antwoord te verzinnen en daarom vroeg ik waarom ze in haar eentje liftte. Daar wilde ze wel over praten.
“Omdat ik gete-rrouwd was met een handelaar in tractoren, daarom. Twee maanden en veertien dagen gete-rrouwd. Na drie dagen wi-hist ik dat ik weg wilde, na vijfenveertig dagen ben ik gegaan. Eerst met de be-hus en de trein, daarna liftend. Altijd met keleine mannen. Die van mij was ook kelein. Keleinerder, keleiner dan ik. Hij sloeg me omdat hij tegenover zijn vrie-hienden iets wilde bewijzen. Ken je het platteland van Connecticu-hut? Daar willen ze dingen bewijzen. Ik mocht ook niet re-hoken van hem.” Ze stak er een op alsof ze me wilde laten zien dat ze niet op gezeur van mij lag te wachten. “Weet je waardoor ik wi-hist dat ik niet had moeten te-rrouwen?”
Ik had een vermoeden.
“Doordat ik terugsloeg. Hij ging tegen de gerrond, gestrekt. Vijf van zijn vrie-hienden hingen over hem heen terwijl ze ‘Shi-hit’ zeiden en ‘Fu-huck’. De zesde begon te lachen, behoorlijk hard. Toe-hoen wist ik dat ik fout zat. Als je in Connecticu-hut door een vrie-hiend wordt uitgelachen nadat je verrouw je tegen de grond heeft geslagen…” Ze wees naar haar hoofd. “Die hanenkam zit er vanaf de dag dat ik de gre-hens van Connecticu-hut over was. In West-Ashford, Connecticu-hut zie je niet veel hanenkammen, ik weet zeker dat mijn Ti-him niet op het idee komt. En wat doe jij in een motel in de be-huurt van Ely, Nevada, Je-heff Ikweetnietofikjoodsbenmaarikbenbeslistnietbesneden Aabelson?”
Toen ik verteld had dat ik op zoek was naar mijn moeder lag ze een poosje roerloos. Daarna ging ze op de rand van het bed zitten.
“Vind je het errug als ik een re-haam openzet en een sigaret opsteek? Het ruikt hier naar uien, snap jij hoe dat ke-homt? Je moe-hoeder?”
∗
In Goffs, Californi� bleef ze bij me en toen ik de volgende dag naar het zuidoosten reed, vroeg ze alleen om een tussenstop voor sigaretten. Ze had geen hanenkam meer, maar rood-paars haar dat voornamelijk aan de linkerkant van haar hoofd hing alsof het slagzij had gemaakt. Op haar T-shirt stond ‘Grab me’ en ze vond het prima als ik dat deed. Ik wist dat ik van haar af moest, maar ik wist niet hoe ik het moest aanpakken en bovendien voelde ik me veiliger met een vrouw naast me. Kaya en Len waren doodgeschoten in de staat Arizona en de kans bestond dat iemand wist dat ze een eenzame buurman hadden die groot was en Jeff heette.
∗
In Apache Junction bij Phoenix vroeg ik Shelly of ze zo goed wilde zijn om te kijken of ergens voedsel te verkrijgen was en toen ze terugkwam met in haar handen twee pakjes sigaretten en twee stukken pizza die de receptionist had opgewarmd, zei ik dat ik niet verderging.
“Omdat je moe-hoeder hier is?”
Ik had veel over het onderwerp nagedacht en ik had iets verzonnen dat me plausibel leek. “Uhuh.”
“Uhuh?”
“Uhuh.”
“Dattis alles?”
“Ik moet navraag doen in bibliotheken. Ze leest veel, maar ze houdt er niet van om boeken te kopen.”
“Daarom leent ze ze.”
“Of steelt ze ze.”
“Zo’n moe-hoeder.”
Het klonk of Shelly waardering had voor moeders die stalen. Dat zei ze ook toen de pizza op was. “Die van mij ging terug naar de ba-hakker als ze te veel had teruggekregen. Soms stuurde ze mij. Daar had ik een pe-hesthekel aan. Vier grote broers, maar ik moest naar de ba-hakker.”
“Grote broers?”
“Waar denk je dat ik spe-hierren voor nodig had?”
∗
De volgende ochtend wist ik zeker dat ik Shelly kwijt moest zien te raken. Ik probeerde het met: “Als je verder wilt, om mij hoefje niet te blijven,” en met: “Ik ben bang dat ik een hele tijd blijf rondhangen, als je je geen ongeluk wilt vervelen…”
Het leverde me een scheve blik op en een aai langs mijn wang. “Heb jij haast?”
“Ik niet, dat zeg ik nou net.”
Ze knipte met haar wijsvinger een peuk weg en trok met beide handen haar T-shirt strak. Ik keek naar de twee witte vraagtekens in de zwarte stof. Ze droeg elke dag dezelfde afgeknipte spijkerbroek en dezelfde vuilwitte sneakers, maar aan T-shirts had ze geen gebrek. Dit keer kreeg ik een grijns. “Volgens mij ben jij nog le-hang niet uitgekeken. Ik hoop dat Ti-himmy me zoekt en me samen ziet met jou.”
“Ik ben niet sterker dan een kogel.”
Ze lachte. “Wel dan een de-horrsvlegel of een zeis of wat ze op het platteland allemaal gebe-rruiken. Dat was een van de problemen. Ik ben opgehe-grroeid in een sta-hadje. Ik dacht dat ik iets van het platteland wist, maar Tim legde me een paar dagen na de te-rrouwerij uit dat dat een misverstand was. Tim wist niets van de sta-had. We hadden, hoe zeg je dat, verschi-hillen van inzicht.”
Haar accent was sterker geworden en ik vroeg of het echt Connecticuts was. Het leverde me een kneepje op, in mijn kin.
“Shelly Petrovitz, hoe vind je dat klinken? Opa was een Rus die in Litouwen terecht was gekomen. Hij sprak Russisch thuis. Ik moest het leren van mijn vader en die sprak om die reden nooit Engels tegen me. Russisch-Connecticuts, noem het zo maar. Tim viel errrop.” Terwijl ze de letter liet rollen zag ik haar keel trillen. “Vooral op de rrr. Hoe langer hoe mooier. Soms doe ik het nog, als ik indruk wil maken of als ik me opwind. Als ik erop let hoor je niks. Hoor je wel.”
Ik zei dat ik het hoorde. “Je wilde dus indruk op mij maken.”
“Als je me niet meegenomen had.” Ze schudde het van zich af. “Tim kwam net in de tijd dat ik echt uit huis moest. Moeder was dood en ik deed het huishouden, mijn broers waren het huis al uit. Langzaam maar zeker hield mijn vader op vader te zijn, vooral als hij had gedronken. Wo-hodka, wat anders. Ik moest weg, Tim kwam en ik dacht: toe maar. Geen ideale basis: toe maar. Dat weet je van tevoren, maar je denkt: het kan meevallen.”
“Dat deed het niet.”
“Mijn moeder bleef, met een lange onderbreking, tot haar dood bij mijn vader. Ik had het langer kunnen volhouden dan vijfenveertig dagen.” Ze haalde haar schouders op. “Daar denk ik aan als ik me afvraag wat ik eigenlijk met mijn le-heven, leven wil.”
“Heb je al een idee? Wat je wilt?”
Ze rekte zich uit. “In de zon zitten. Bruin worden. Zou iemand aanstoot nemen als ik in een ste-rrring bij het zwembad ga liggen?”
“Ik denk van wel.”
Ze trok haar T-shirt uit. “Ga jij dan een mooie bikini voor me kopen?” Ze schudde met haar borsten. “Kleine C. Niet zo’n heel kleine.”
In het lachje dat ze liet horen toen ze achter me aan naar de pick-up liep, zat veel rollende ‘r’ en ze keek alsof ze precies wist wat ze met mannen aan moest, in elk geval met mij.
“Weet je ze-heker dat je terugkomt?” vroeg ze toen ik haar afzette bij een winkelcentrum in Mesa.
“Over een paar uur. Doe maar kalm aan met die bikini.”
“Maar je weet het ze-hekerrr?”
Er zat iets in haar gelaatsuitdrukking wat ik niet kon defini�ren. Iets kwetsbaars, iets van moedeloosheid.
Ik kruiste mijn vingers. “Zwe-heerrr het je.”
Ze lachte niet, maar knikte en draaide zich om. Bij de entree keek ze over een schouder. Ze liet twee gekruiste vingers zien en zwaaide. Ik zwaaide terug. Niet terugkomen was geen optie meer.