7

Mijn hoofd maalde terwijl ik een bed in de bak van mijn pick-up maakte en daar eerst Len en daarna Kaya op legde. Ik zag beelden van ons drie�n bij de trailer, hoorde de stem van Kaya en de muziek van Len, rook hun bloed en schreeuwde naar de gieren die steeds terugkwamen. Mijn gedachten waren chaotisch, maar ��n ding wist ik steeds zekerder: ze moesten hier weg. Ik moest ook weg, zo snel mogelijk. Ik had geen enkele garantie dat hun moordenaar definitief was verdwenen. Aan de ravage in de trailer te zien had hij niet gevonden wat hij zocht en misschien lag hij me van een afstand te bekijken. Die gedachte gaf me kracht. Ik hoopte dat hij in de buurt was, dat hij wachtte tot ik vertrok, dat hij terug zou komen om nog een keer te zoeken, dat ik hem zou zien, zou grijpen…

Mijn hoofd sloeg weer op hol en het duurde lang voor ik controle kreeg over mijn fantasie�n. Kaya en Len konden al dagen dood zijn, ik was tenslotte een hele tijd niet op bezoek geweest.

Het schrille geluid van een gier bracht me bij de tijd. Ze waren geen dagen dood, in de woestijn blijven lijken niet lang onberoerd. Ik pakte een arm van Len en tilde hem op. Hij was niet stijf, maar evenmin soepel. Was de lijkstijfheid aan het intreden of was ze aan het voorbijgaan? Ik wist niet genoeg van rigor mortis om iets te kunnen zeggen over het tijdstip van de moorden en er was niemand anders dan de moordenaar die het me zou kunnen vertellen. Toen ik wegreed hoopte dat ik dat hij me zou volgen. Ik had geen wapen bij me, maar de moordenaar zou heel wat kogels nodig hebben om me te stoppen.