16

Marino klopte op de deur van kamer 412, maar niemand gaf antwoord. Hij bonsde een paar keer met zijn grote vuist op de deur en riep Carley Crispins naam.

‘Politie!’ riep hij. ‘Doe open!’

Scarpetta en Marino luisterden en wachtten in de lange, chic ingerichte gang met kristallen wandlampen en bruin met gele vloerbedekking met een soort Bijar-patroon.

‘Ik hoor de tv,’ zei Marino. Hij klopte nog een keer, met in zijn andere hand zijn viskoffer met politiespullen. ‘Een beetje raar om ’s morgens om vijf uur tv te kijken. Carley?’ riep hij nogmaals. ‘Politie! Doe open!’ Hij gebaarde dat Scarpetta uit de weg moest gaan. ‘Laten we hier maar mee ophouden, want ze doet niet open,’ zei hij. ‘We gaan het wat harder aanpakken.’

Hij haalde zijn BlackBerry uit het hoesje en moest eerst zijn wachtwoord intoetsen, wat Scarpetta herinnerde aan het probleem dat ze had veroorzaakt en aan de treurige waarheid dat ze daar niet zou staan als Lucy niet iets heel ergs had gedaan. Haar nichtje had een server ontworpen en de allernieuwste smartphones gekocht met het doel hen allemaal te gebruiken en te bedriegen. Scarpetta vond het vreselijk voor Berger. Ze vond het ook vreselijk voor zichzelf, en voor de anderen. Marino belde het nummer dat op het visitekaartje stond dat de nachtmanager hem beneden had gegeven en liep met Scarpetta terug in de richting van de lift. Als Carley op haar kamer was en niet sliep, mocht ze niet horen wat hij zei.

‘Ja, u moet boven komen,’ zei Marino door de telefoon. ‘Nee. En ik heb hard genoeg geklopt om een dode weer tot leven te wekken.’ Hij luisterde even en zei toen: ‘Misschien, maar de tv staat aan. O ja? Goed dat u het zegt.’ Hij verbrak de verbinding en zei tegen Scarpetta: ‘Andere gasten hebben geklaagd dat de tv daar steeds veel te hard aan staat.’

‘Dat lijkt me niet normaal.’

‘Is Carley slechthorend of zo?’

‘Niet dat ik weet.’

Aan het andere eind van de gang, naast de lift, was een deur met een verlicht uitgangbord erboven. Marino deed hem open.

‘Als je het hotel wilt verlaten zonder door de lobby te moeten, kun je de trap nemen. Maar terug naar je kamer moet je met de lift,’ zei hij. Hij keek naar de betonnen trap naar beneden. ‘Om veiligheidsredenen is het niet mogelijk vanuit de straat via de trap naar binnen te gaan.’

‘Denk je dat Carley hier gisteravond laat naartoe is gegaan en het hotel via deze trap heeft verlaten omdat ze niet gezien wilde worden?’ Scarpetta vroeg zich af waarom ze dat zou hebben gedaan. Op naaldhakken en in een nauw rokje leek Carley niet het type om de trap te nemen of zich in te spannen als het niet nodig was.

‘Ze maakte er geen geheim van dat ze hier logeerde,’ zei Scarpetta. ‘Dat vind ik trouwens ook vreemd. Als je wist dat ze hier was of je afvroeg of ze hier zou zijn, zoals ik deed, hoefde je alleen maar de receptie te bellen en te vragen of ze je wilden doorverbinden. De meeste bekende mensen laten zich niet registreren zodat hun privacy niet kan worden geschonden, en dit hotel is gewend aan belangrijke gasten. Het dateert al uit de jaren twintig en is een soort baken voor rijke lieden en beroemdheden.’

‘Welke beroemdheden?’ Hij zette zijn werkkist op de grond.

Ze kon niet zomaar een rijtje opnoemen, zei ze, maar ze wist wel dat Tennessee Williams in 1983 in het Hotel Elysée was gestorven. Hij was gestikt in een flessendop.

‘Echt iets voor jou om wel te weten wie hier is gestorven,’ zei hij. ‘Maar Carley is geen beroemdheid, dus laten we haar niet toevoegen aan het raad-eens-wie-hier-heeft-geslapen-of-is-ingeslapen lijstje. Ze is geen Diane Sawyer of Anna Nicole Smith, en ik denk niet dat iedereen haar herkent als ze op straat loopt. Ik moet bedenken hoe ik dit het beste kan aanpakken.’

Hij leunde tegen de muur en dacht na, nog steeds in dezelfde kleren als toen Scarpetta hem een uur of zes geleden voor het laatst had gezien. Een stoppelbaard lag als een schaduw op zijn gezicht.

‘Berger zei dat dat huiszoekingsbevel hier binnen twee uur zou zijn.’ Hij keek op zijn horloge. ‘Ik heb haar bijna een uur geleden gesproken. Dus Lucy kan hier over een uur zijn. Maar daar wil ik niet op wachten. We gaan naar binnen. We zoeken je BlackBerry en nemen die mee, en wie weet wat we er nog meer vinden.’ Hij keek de lege gang in. ‘Ik heb de nodige feiten in het attest vermeld, alles wat ik kon bedenken. Digitale opslagruimte, digitale media, harde schijven, USB-sticks, documenten, e-mails, telefoonnummers, al die dingen met de gedachte dat Carley ze kan hebben gedownload en geprint of overgezet op haar eigen computer. Ik vind niks leuker dan het begluren van een gluurder. En ik ben blij dat Berger Lucy heeft ingeschakeld. Als ik niks kan vinden, vindt zij wel wat.’

Berger was niet degene die Lucy had ingeschakeld, dat had Scarpetta gedaan, en voor haar was Lucy’s hulp voorlopig van minder belang. Ze wilde Lucy zien, ze moesten praten. Het kon niet langer wachten. Nadat ze een e-mail naar Berger had gestuurd met het voorstel om ook in het attest te vermelden dat een burger gerechtigd was om Carley’s kamer te helpen doorzoeken, had ze met Benton gepraat. Ze was naast hem gaan zitten en had hem bij zijn arm wakker geschud. Ze ging met Marino naar een plaats delict, zou waarschijnlijk het grootste deel van de morgen met hem doorbrengen en ze moest een ernstig persoonlijk probleem oplossen, had ze gezegd. Het was beter dat Benton niet meeging, zei ze voordat hij dat weer kon voorstellen, en toen had zijn mobieltje gerinkeld. De FBI.

De liftdeur gleed open en de nachtmanager van het Hotel Elysée, Curtis, stapte naar buiten. Een man van middelbare leeftijd met een snor, keurig in een donker tweed pak. Hij liep met hen mee de gang door en probeerde de deur van kamer 412 te openen door aan te kloppen en op de bel te drukken. Het NIET STOREN-lichtje brandde en hij zei dat dat bijna voortdurend had gebrand. Hij opende de deur met zijn kaartje en stak zijn hoofd om de hoek terwijl hij hallo, hallo riep, en deed toen een paar stappen achteruit en kwam weer bij hen staan in de gang. Marino vroeg of hij even wilde wachten. Marino en Scarpetta gingen de kamer binnen en deden de deur achter zich dicht, en niemand kwam hen tegemoet. De tv aan de muur stond op CNN, met het geluid zacht.

‘Jij hoort hier eigenlijk niet te zijn,’ zei Marino tegen Scarpetta, ‘maar omdat iedereen tegenwoordig een BlackBerry heeft, moet je hem voor me identificeren. Dat is mijn verhaal en daar houd ik me aan.’

Ze stonden net binnen de deur en keken om zich heen in een luxueuze kleine suite, die werd bewoond door een bijzonder slordige persoon. Een asociale, gedeprimeerde persoon die hier in zijn eentje logeerde, vermoedde Scarpetta. Het tweepersoonsbed was niet opgemaakt en lag vol kranten en mannenkleren, op het nachtkastje stonden lege flessen en koffiekopjes. Links van het bed stond een ronde ladekast voor een groot raam, de gordijnen waren dicht. Rechts van het raam was de zithoek, met twee met blauwe stof beklede Franse stoeltjes met stapels boeken en kranten erop, een mahoniehouten lage tafel met daarop een laptop, een kleine printer en op een stapel papieren een apparaatje met een aanraakscherm: een BlackBerry in een rookgrijze rubberen hoes, als een soort tweede huid. Ernaast lag een plastic sleutelkaart.

‘Is dat ’m?’ Marino wees ernaar.

‘Zo te zien wel,’ zei Scarpetta. ‘De mijne zit in een grijze hoes.’

Hij opende zijn werkkist, trok een paar latex handschoenen aan en gaf haar ook een paar. ‘Niet dat we iets gaan doen wat verboden is, maar de situatie maakt het noodzakelijk.’

Waarschijnlijk was dat niet zo, want Scarpetta zag niets wat erop wees dat iemand probeerde te ontsnappen of bewijsmateriaal te vernietigen. Het bewijsmateriaal lag open en bloot voor hen en ze waren alleen.

‘Ik geloof niet dat ik je hoef te waarschuwen voor fruit van de giftige boom.’ Ze bedoelde dat bewijsmateriaal dat bij een onterechte huiszoeking of inbeslagname was verkregen niet rechtsgeldig was. Ze trok de handschoenen niet aan.

‘Nee, dat doet Berger wel. Ik hoop dat ze haar favoriete rechter inmiddels wakker heeft gemaakt. Meester Fabel, wat een naam. Hij heeft een legende om zichzelf heen geweven. Ik heb haar de hele toestand uitgelegd, ze had de luidspreker aan en er een rechercheur bijgeroepen als getuige, en hij zou met haar mee naar de rechter gaan. Dat noem je informatie uit de derde hand en het zit een beetje ingewikkeld in elkaar, maar het is hopelijk geen probleem. Berger neemt nooit een risico met een attest en zorgt ervoor dat zij het nooit hoeft op te stellen, maar het kan mij niet schelen hoe ze het in elkaar flansen en wie het ondertekent. Ik hoop wel dat Lucy zo komt.’

Hij liep naar de BlackBerry en pakte hem bij de rubberen randen voorzichtig op.

‘Het enige oppervlak met betrouwbare vingerafdrukken is het schermpje, dat ik niet wil aanraken zonder het eerst te bepoederen,’ zei hij. ‘Daarna zal ik een monster nemen voor DNA.

Hij hurkte bij de werkkist en pakte zwart poeder en een koolstofvezelborstel, en Scarpetta liep naar de mannenkleren op het bed. Ze roken zurig, de stank van een ongewassen lichaam. Ze zag dat de kranten dateerden van de afgelopen paar dagen, The New York Times en The Wall Street Journal, en haar aandacht werd getrokken door een zwart Motorola openklapbaar mobieltje op een van de kussens. Op het verkreukelde beddengoed lagen een vuile kaki broek, een blauw met wit katoenen overhemd, een aantal paren sokken, een lichtblauwe pyjama en onderbroeken met gele vlekken in het kruis. De kleren zagen eruit alsof ze al heel lang niet waren gewassen – iemand droeg ze elke dag en stuurde ze niet naar de wasserij. Niet Carley Crispin. Het waren niet haar kleren en Scarpetta zag nergens in de kamer iets wat op Carleys aanwezigheid kon duiden. Als haar BlackBerry niet op tafel lag, zou ze deze kamer nooit met Carley in verband brengen.

Scarpetta keek in een paar prullenmanden, maar ze raakte niets aan en keerde ze niet om. Proppen papier, zakdoekjes en nog meer kranten. Ze liep naar de badkamer en bleef in de deuropening staan. De wasbak, de tafel eromheen en ook de marmeren vloer lagen vol met afgeknipt haar, plukken grijs haar van verschillende lengte, sommige wel acht centimeter lang en andere een paar millimeter. Op een washandje lagen een schaar en een scheermes, er stond een busje scheerschuim dat was gekocht bij Walgreens en naast een bril met een ouderwets zwart vierkant montuur lag nog een sleutelkaart.

Tegen de muur lagen een tandenborstel, een bijna lege tube Sensodyne en een apparaatje om de oren schoon te maken. In een open Siemens-oplaadtasje lagen twee Siemens Motion 700-gehoortoestelletjes, vleeskleurig, van het soort dat je in het oor moest stoppen. Ze zag nergens een afstandsbediening en ze liep terug naar de kamer, waarbij ze ervoor zorgde dat ze niets aanraakte en zich niet liet verleiden om de kleerkast of laden te openen.

‘Iemand die slechthorend of doof is,’ zei ze tegen Marino, die vingerafdrukken van de BlackBerry nam. ‘De allernieuwste gehoorapparaten met de mogelijkheid om achtergrondgeluiden te verminderen, echo’s te blokkeren en met Bluetooth. Je kunt ze aansluiten op je mobieltje. Er moet ergens een afstandsbediening liggen.’ Ze liep rond, maar ze zag hem nergens. ‘Om het geluid bij te stellen en de batterij te checken en zo. Meestal heeft iemand die in zijn zak of tas. Het kan zijn dat hij hem bij zich heeft, maar hij heeft zijn gehoorapparaten niet in. Wat ik niet begrijp, of eigenlijk bedoel ik dat het geen goed voorteken is.’

‘Ik heb een paar heel duidelijke,’ zei Marino, en hij streek de strip glad op een wit kaartje. ‘Ik heb geen idee wat je bedoelt. Wie heeft er een gehoorapparaat?’

‘De man die in de badkamer zijn hoofdhaar en zijn baard heeft afgeschoren,’ zei ze. Ze opende de kamerdeur en ging terug naar de gang, waar Curtis, de manager, een beetje zenuwachtig stond te wachten.

‘Ik wil geen dingen vragen die ik niet hoor te vragen, maar ik begrijp er niets van,’ zei hij.

‘Mag ik u een paar vragen stellen?’ zei Scarpetta. ‘U zei dat uw dienst om middernacht is begonnen.’

‘Ik werk van middernacht tot acht uur ’s morgens, ja,’ antwoordde Curtis. ‘Ik heb haar vannacht niet gezien. Ik heb haar zelfs nog nooit gezien, dat heb ik zonet ook al gezegd. Mevrouw Crispin heeft hier in oktober een kamer genomen, ik neem aan omdat ze een slaapplaats in de stad wilde hebben. Vanwege dat programma. Niet dat dat mij iets aangaat, maar dat is me verteld. Maar ze komt hier zelden en haar vriend wil niet gestoord worden.’

Dat was nieuws voor Scarpetta en ze vroeg: ‘Weet u misschien hoe haar vriend heet en waar hij op dit moment zou kunnen zijn?’

‘Nee, het spijt me. Ik heb nachtdienst, dus zie ik hem nooit.’

‘Een oudere man met grijs haar en een baard?’

‘Ik heb hem nooit gezien en ik weet dus ook niet hoe hij eruitziet. Maar ik heb gehoord dat hij vaak meedoet aan haar programma. Ik weet niet hoe hij heet en ik weet verder ook helemaal niets van hem, hij is erg op zichzelf. Ik mag het eigenlijk niet zeggen, maar het is een beetje een vreemde man. Zegt nooit een woord, tegen niemand. Hij verlaat het hotel om eten te kopen en neemt dat mee terug naar zijn kamer, en hij zet zakken vol afval buiten zijn deur. Hij maakt geen gebruik van roomservice of de telefoons en hij wil niet dat iemand komt schoonmaken. Is er niemand in die kamer?’ Zijn blik ging voortdurend naar de op een kier staande deur van kamer 412.

‘Dokter Agee,’ zei Scarpetta. ‘De forensisch psychiater dokter Warner Agee. Hij is regelmatig te gast in het programma van Carley Crispin.’

‘Daar kijk ik niet naar.’

‘Voor zover ik weet, is hij de enige gast die slechthorend is en grijs haar en een baard heeft.’

‘Dat weet ik niet. Ik weet alleen de dingen die ik u zonet heb verteld. Er logeren hier veel bekende mensen en we stellen geen vragen. Het enige ongemak dat de man in deze kamer ons bezorgt, is het lawaai. Gisteravond hebben er weer een paar andere gasten geklaagd over zijn tv. Er lagen een paar briefjes op mijn bureau om me te laten weten dat ook vanavond een paar gasten daar weer over hebben geklaagd.’

‘Hoe laat was dat?’ vroeg Scarpetta.

‘Ongeveer halfnegen, kwart voor negen.’

Toen was ze bij CNN en Carley ook. Warner Agee zat toen blijkbaar in deze hotelkamer met de tv keihard aan, zodat andere gasten erover klaagden. Toen zij en Marino daar zo-even naar binnen waren gegaan, stond de tv ook aan, afgesteld op CNN, maar met het geluid zacht. Ze stelde zich voor hoe Agee gisteravond op het rommelige bed had gezeten om naar The Crispin Report te kijken. Als de tv aan had gestaan en niemand na kwart voor negen over het lawaai had geklaagd, moest hij die toen zachter hebben gezet. Zijn gehoorapparaten in hebben gedaan. En toen? Had hij ze weer uitgedaan, zijn haren en zijn baard afgeschoren en was hij vertrokken?

‘Als iemand opbelt die Carley Crispin wil spreken, weet u niet of ze op haar kamer is of niet,’ zei Scarpetta tegen Curtis. ‘U weet alleen dat ze hier als gast onder haar eigen naam staat geregistreerd, dat staat in de computer als iemand van de receptie dat checkt. De kamer staat op haar naam, maar er logeert een vriend van haar. Dokter Agee. Ik wil het alleen maar goed begrijpen.’

‘Zo is het. Als u gelijk hebt wat haar vriend betreft.’

‘Wie betaalt de rekening?’

‘Dat mag ik echt niet…’

‘De man die hier logeert, dokter Agee, is er niet. Ik maak me zorgen om hem,’ zei Scarpetta. ‘Ik maak me zorgen om verschillende redenen. Hebt u enig idee waar hij kan zijn? Hij is slechthorend en heeft zijn gehoorapparaatjes niet in.’

‘Ik heb hem niet weg zien gaan. Dit is heel vervelend. Dat verklaart waarom hij zo nu en dan de tv zo hard heeft staan.’

‘Hij kan de trap hebben genomen.’

De manager keek de gang door naar de uitgang met het lichtje erboven. ‘Dit is echt heel vervelend. Wat zoekt u daar eigenlijk?’ Hij keek weer naar de deur van kamer 412.

Scarpetta was niet van plan hem ook maar enige uitleg te geven. Wanneer Lucy straks kwam met het huiszoekingsbevel, zou ze hem een kopie geven en dan zou hij zelf wel een vermoeden krijgen van wat ze hier zochten.

‘Als hij de trap heeft genomen, heeft niemand hem gezien,’ vervolgde ze. ‘’s Nachts staat er geen portier buiten en al helemaal niet als het koud is. Wie betaalt de rekening?’ vroeg ze weer.

‘Zij, mevrouw Crispin. Ze is gisteravond om ongeveer kwart voor twaalf binnengekomen en naar de receptie gegaan. Ik was er nog niet, ik kwam pas een paar minuten later.’

‘Waarom is ze naar de receptie gegaan als ze hier al sinds oktober logeert?’ vroeg Scarpetta. ‘Waarom is ze niet rechtstreeks doorgelopen naar haar kamer?’

‘We gebruiken hier magnetische sleutelkaarten,’ zei Curtis. ‘U hebt vast wel eens meegemaakt dat uw kaart nadat u die een tijdje niet had gebruikt het niet meer deed. Elke keer als er een nieuwe kaart wordt gemaakt, zetten we dat in de computer, met de datum van vertrek erbij. Mevrouw Crispin had twee nieuwe kaarten nodig.’

Scarpetta begreep er niets van. Ze vroeg Curtis even na te denken over wat hij haar zojuist had verteld. Als Carley een vriend op haar kamer liet logeren, dokter Warner Agee, zou ze hem toch niet achterlaten met een kaart die het niet meer deed?

‘Als hij niet geregistreerd stond en niet de rekening betaalde,’ legde ze uit, ‘kon hij geen nieuwe kaart aanvragen als de oude was verlopen omdat de vertrekdatum voorbij was. Hij kon de kamer zelf niet aanhouden als hij niet zelf de rekening betaalde en die niet op zijn naam stond.’

‘Dat klopt.’

‘Dan kunnen we misschien tot de conclusie komen dat haar kaart níét was verlopen en dat dat níét de reden was dat ze twee nieuwe had aangevraagd,’ zei Scarpetta. ‘Kwam ze gisteravond nog voor iets anders bij de receptie?’

‘Als u even wilt wachten, zal ik het vragen.’ Hij toetste een nummer in op zijn telefoon en zei even later: ‘Weet jij of mevrouw Crispin gisteravond haar kamer niet in kon of dat ze alleen haar nieuwe kaarten kwam ophalen? En waarom had ze die eigenlijk aangevraagd?’ Hij luisterde en zei: ‘Natuurlijk. Ja, ja, als je dat meteen wilt doen. Het spijt me dat je hem wakker moet maken.’ Hij wachtte.

Degene die hij aan de lijn had, belde de baliemedewerker die gisteravond dienst had gehad en die nu waarschijnlijk thuis lag te slapen. Curtis verontschuldigde zich nogmaals tegen Scarpetta omdat ze moest wachten. Hij werd steeds geagiteerder, hij bette zijn voorhoofd met een zakdoek en schraapte voortdurend zijn keel. Scarpetta hoorde Marino praten en door de kamer lopen. Hij belde met iemand, maar ze kon niet horen wat hij zei.

‘Ja, ik ben er nog,’ zei de manager. Hij knikte. ‘Ah, natuurlijk. Ja, dat begrijp ik.’ Hij stopte zijn telefoon terug in de zak van zijn tweed jasje. ‘Mevrouw Crispin kwam binnen en liep meteen door naar de balie. Ze zei dat ze al een poosje niet in het hotel was geweest en dat ze bang was dat haar kaartje niet meer zou werken en dat haar vriend slechthorend was. Ze was bang dat hij het niet zou horen als ze op de deur klopte. Ze verlengde haar reservering steeds met een maand, en de laatste keer dat ze dat had gedaan was op 20 november, dus haar sleutelkaart zou morgen, zaterdag, niet meer werken. Als ze de kamer wilde houden, moest ze haar reservering weer verlengen en dat deed ze, en toen kreeg ze twee nieuwe kaarten.’

‘Ze heeft de kamer gereserveerd tot 20 januari?’

‘Nee, alleen tot en met het weekend. Ze zei dat ze het hotel waarschijnlijk op maandag de 22ste zou verlaten.’ Curtis staarde naar de openstaande deur van kamer 412.

Scarpetta hoorde Marino weer rondlopen.

‘Hij heeft haar niet zien weggaan,’ ging Curtis verder. ‘De baliemedewerker die dienst had toen ze binnenkwam, heeft gezien dat ze de lift nam naar boven, maar hij heeft haar niet meer beneden zien komen. En ik heb haar ook niet meer gezien, dat zei ik al.’

‘Dan moet ze de trap hebben genomen,’ zei Scarpetta. ‘Want hier is ze niet en haar vriend, waarschijnlijk dokter Agee, ook niet. Heeft mevrouw Crispin voor zover u weet ooit eerder het hotel via de trap verlaten?’

‘Dat doet bijna niemand. Ik heb nooit van iemand gehoord dat zij dat wél heeft gedaan. Sommige beroemde gasten doen hun best om zo ongemerkt mogelijk naar binnen en naar buiten te gaan, maar eerlijk gezegd kan ik mevrouw Crispin niet bepaald verlegen noemen.’

Scarpetta dacht aan het afgeknipte haar in de badkamer en ze vroeg zich af of Carley naar de hotelkamer was gegaan en had gezien wat er was gebeurd. Of misschien was Agee er nog toen ze ernaartoe was gegaan om de gestolen BlackBerry daar achter te laten. Waren ze samen vertrokken? Hadden ze samen de trap genomen en Scarpetta’s gestolen BlackBerry in de kamer laten liggen? Scarpetta probeerde zich voor te stellen hoe Agee met een kaalgeschoren gezicht en hoofd, zonder gehoorapparaten en misschien zelfs zonder zijn bril samen met Carley Crispin de trap naar beneden had genomen. Maar waarom? Het moest iets anders zijn.

‘Houdt de hotelcomputer bij wanneer mensen met hun sleutelkaart hun kamer binnengaan en die weer verlaten?’ Het leek haar niet waarschijnlijk, maar ze wilde het zeker weten.

‘Nee. Ik kan u geen enkel hotel noemen dat zo’n systeem gebruikt. De kaarten zelf geven die informatie ook niet.’

‘En er staan geen naam, adres en creditcardnummer op. Geen extra gegevens,’ zei ze.

‘Beslist niet,’ zei hij. ‘Die staan wel in de computer, maar niet op de kaart. De kaart opent de deur, meer niet. We houden er geen systeem van bij. Op de meeste hotelkaarten staat voor zover ik weet niet eens het nummer van de kamer, alleen de datum van vertrek.’ Hij keek weer naar de deur en voegde eraan toe: ‘Dus u hebt daar niemand aangetroffen. Er is niemand.’

‘Behalve rechercheur Marino.’

‘Gelukkig maar,’ zei Curtis opgelucht. ‘Ik zou niet willen dat mevrouw Crispin of haar vriend iets was overkomen.’

Hij bedoelde dat hij liever niet had dat er in die kamer een lijk lag.

‘U hoeft hier niet te blijven wachten,’ zei Scarpetta. ‘We zullen u waarschuwen als we klaar zijn. Het kan nog wel even duren.’

Het was stil in de kamer toen ze er weer naar binnen ging en de deur dichtdeed. Marino had de tv uitgezet en stond in de badkamer, met de BlackBerry in zijn in een handschoen gestoken hand, en keek naar wat er allemaal op de marmeren wastafel en de vloer lag.

‘Warner Agee,’ zei ze, en ze trok de handschoenen aan die Marino haar had gegeven. ‘Hij heeft hier gelogeerd. Carley waarschijnlijk niet, nog geen dag. Blijkbaar is ze gisteravond om ongeveer kwart voor twaalf hiernaartoe gekomen om Warner Agee mijn BlackBerry te brengen. Ik moet de jouwe even lenen, want de mijne kan ik niet meer gebruiken.’

‘Als hij hier was en dit heeft gedaan, voorspelt dat niet veel goeds,’ zei Marino. Hij toetste zijn wachtwoord in voordat hij zijn BlackBerry aan haar gaf. ‘Dit bevalt me absoluut niet. Al je haar afscheren en zonder je gehoorapparaten en bril vertrekken.’

‘Wanneer heb je voor het laatst contact gehad met het crisisteam en de afdeling Speciale Operaties?’ Ze wilde het laatste nieuws horen.

Marino keek haar op een vreemde manier aan.

‘Ik kan het zelf ook checken,’ vervolgde ze, ‘maar niet als iemand in het ziekenhuis ligt, is gearresteerd, ergens is ondergebracht of over straat zwerft. Ik krijg alleen iets te horen als iemand dood is en in New York is overleden.’ Ze toetste een nummer in.

‘De George Washington Bridge,’ zei Marino. ‘Allemachtig.’

‘Wat is er met die brug?’ Ze hoorde de telefoon rinkelen op de afdeling Onderzoeken van de Gerechtelijke Geneeskundige Dienst.

‘Die vent die ervan af is gesprongen. Vannacht om een uur of twee. Dat heb ik live gezien toen ik in het RTCC was. Een man van een jaar of zestig, kaal, gladgeschoren gezicht. Een politiehelikopter heeft het allemaal gefilmd.’

Een gerechtelijk-geneeskundig rechercheur, Dennis, nam op.

‘Ik wil graag weten wat er is binnengekomen,’ zei Scarpetta tegen hem. ‘Is die man van de George Washington Bridge naar ons toe gebracht?’

‘Inderdaad,’ antwoordde Dennis. ‘Ze hebben hem zien springen. Ze hebben nog geprobeerd hem van zijn plan af te brengen, maar hij liet zich niet overhalen. Het staat allemaal op een video. De politiehelikopter heeft het gefilmd en ik heb gezegd dat wij een kopie willen hebben.’

‘Goed zo. Weten we al wie het is?’

‘De agent met wie ik heb gesproken, zei dat ze niets hebben gevonden om hem te kunnen identificeren. Blanke man, eind vijftig, begin zestig. Hij had geen persoonlijke eigendommen bij zich om ons op weg te helpen. Geen portefeuille of telefoon. En van zijn gezicht is niet veel meer over, daar zul je ook niet veel aan hebben. Ik denk dat hij vanaf de plek waar hij stond wel een paar honderd meter naar beneden is gevallen, dat is een gebouw van twintig verdiepingen. Je wilt zijn foto’s niet graag aan iemand laten zien.’

‘Doe me een plezier en ga naar beneden en doorzoek zijn zakken,’ zei Scarpetta. ‘Alles wat hij bij zich had, is belangrijk. Neem een foto en stuur die naar me toe. En bel me terug wanneer je daar nog bent.’ Ze gaf hem Marino’s nummer. ‘Zijn er nog meer ongeïdentificeerde blanke mannen binnengekomen?’

‘Nee, de anderen kunnen we waarschijnlijk identificeren. Nog een zelfmoord, iemand die is doodgeschoten, een voetganger die op straat is doodgereden en iemand die een overdosis heeft genomen, met nog een paar pillen in zijn mond. Dat heb ik nooit eerder gezien. Zoek je een bepaalde persoon?’

‘Het kan zijn dat er een psychiater is verdwenen. Warner Agee.’

‘Hé, die naam komt me bekend voor. Maar die is er niet bij.’

‘Ga nu alsjeblieft naar die brugspringer kijken en bel me meteen terug.’

‘Hij kwam me bekend voor,’ zei Marino. ‘Ik zag het gebeuren toen ik daar zat en ik dacht steeds dat ik hem kende.’

Scarpetta liep naar de badkamer en pakte met haar vingers om de rand de sleutelkaart die op de wastafel lag.

‘Laten we hier ook vingerafdrukken van nemen en van de kaart die op tafel ligt. En we moeten wat van dat haar meenemen en zijn tandenborstel, alles wat we nodig hebben om hem te kunnen identificeren. Dat kunnen we nu al wel doen.’

Martino trok schone handschoenen aan en pakte de sleutelkaart die ze hem aanreikte. Hij strooide er wat poeder op, terwijl zij haar BlackBerry pakte om te zien of er voicemailberichten waren. Er waren elf boodschappen bij gekomen sinds ze haar telefoon de vorige avond om een uur of acht voor het laatst had gebruikt, toen ze Grace Darien had gesproken voordat ze naar CNN ging. Sindsdien had mevrouw Darien haar driemaal geprobeerd te bereiken, tussen tien uur en halfelf gisteravond, ongetwijfeld vanwege alles wat er dankzij Carley Crispin weer allemaal op het nieuws was. De andere acht boodschappen waren van onbekende afzenders, de eerste om vijf over tien, de laatste tegen middernacht. Benton en Lucy. Hij had geprobeerd haar te bellen toen ze met Carley onderweg was naar huis, en Lucy had het waarschijnlijk geprobeerd nadat ze het nieuws over de mogelijke bom had gehoord. Scarpetta zag aan de groene icoontjes naast de nieuwe berichten dat ze niet waren beluisterd, hoewel dat wel had gekund. Voor het beluisteren van een voicemailbericht hoefde je niet het wachtwoord van de telefoonabonnee in te toetsen, alleen dat van de BlackBerry zelf en dat was onklaar gemaakt.

Marino trok weer schone handschoenen aan en begon aan de tweede sleutelkaart, en Scarpetta overwoog of ze via Marino’s telefoon haar nieuwe voicemailberichten zou beluisteren. Vooral die van mevrouw Darien wilde ze eigenlijk wel horen, want zij zou verschrikkelijk overstuur zijn nadat ze dat verhaal van die gele taxi en van Hannah Starrs haar in een taxi had gehoord. Net als een heleboel andere mensen zou mevrouw Darien nu waarschijnlijk denken dat haar dochter was vermoord door de psychopaat die ook Hannah had vermoord en dat Toni, als de politie die informatie eerder bekend had gemaakt, nooit in een taxi zou zijn gestapt. Maar nee, dacht Scarpetta, ze moest niet wéér zo stom doen. Tot Lucy er was, mocht ze haar telefoon niet meer gebruiken. Ze scrolde door de nieuwe sms’jes en e-mails, die niet waren geopend.

Ze vond geen enkel bewijs dat iemand ook maar iets op haar BlackBerry had gelezen, maar ze wist het niet zeker. Ze kon niet zien of iemand anders haar PowerPoint-presentaties, foto’s van plaatsen delict of bestanden had bekeken en niets wees erop dat Warner Agee de moeite had genomen haar BlackBerry te onderzoeken, en dat begreep ze niet. Was hij dan niet nieuwsgierig geweest naar de telefoontjes van de moeder van de vermoorde jogger? Nieuwe informatie die Carley in haar programma had kunnen spuien! Waarom had hij dat niet gedaan? Als Carley tegen kwart voor twaalf hierheen was gekomen, was hij nog niet dood geweest, als hij tenminste de man was die tweeënhalfuur later op de GW-brug had gestaan. Gedeprimeerd en overal genoeg van, dacht ze. Dat was het misschien geweest.

Marino was klaar met de sleutelkaarten en zij trok ook schone handschoenen aan. De gebruikte exemplaren lagen als een hoopje magnoliablaadjes op de grond. Ze pakte de kaart die in de badkamer had gelegen en probeerde die in de deur. Het lichtje flitste geel.

‘Nee,’ zei ze. Ze probeerde de andere kaart, die naast haar Black-Berry op de lage tafel had gelegen. Het lichtje flitste groen en het slot klikte veelbelovend. ‘Dit is de nieuwe,’ zei ze. ‘Carley heeft hem mijn BlackBerry en een nieuwe sleutelkaart gegeven en de andere kaart zelf gehouden.’

‘Het enige wat ik kan bedenken, is dat hij er niet was,’ zei Marino. Met een Sharpie schreef hij iets op het label van een zakje met bewijsmateriaal, dat hij daarna netjes bij de andere zakjes in zijn werkkist legde.

Scarpetta moest denken aan vroeger, toen hij bewijsmateriaal, persoonlijke eigendommen van het slachtoffer en zijn politiespullen bij elkaar propte in wat hij ook maar bij de hand had, een plaats delict meestal verliet met een aantal bruine papieren supermarktzakken of kartonnen dozen, en alles deponeerde in de kofferbak van zijn auto, waarin als in een soort Bermuda-driehoek ook zijn visgerei, bowlingbal en een krat bier waren gedumpt. Toch had hij nooit iets belangrijks verloren of iets besmet, en ze kon zich maar een enkele keer herinneren dat zijn gebrek aan discipline een onderzoek had vertraagd. Hij zat vooral zichzelf dwars, en zijn naasten.

‘Ze komt hierheen en gaat naar de receptie omdat er niets anders opzit. Ze moet sleutelkaarten hebben die het doen en ze moet haar reservering verlengen. Daarna gaat ze naar boven en dan blijkt dat hij weg is.’ Marino probeerde te bedenken wat Carley had gedaan toen ze de vorige avond naar het hotel was gekomen. ‘Behalve als ze naar de wc wilde, hoefde ze niet naar de badkamer en heeft ze dat haar en die gehoorapparaten niet gezien. Ik denk dat ze hem en die dingen inderdaad niet heeft gezien. Ik denk dat ze je telefoon en de nieuwe kaart op tafel heeft gelegd en vlug weer weg is gegaan, via de trap, omdat ze iets deed wat niet in orde was en zo weinig mogelijk aandacht wilde trekken.’

‘Misschien was hij even een wandelingetje gaan maken.’ Scarpetta dacht aan Agee. ‘Om erover na te denken. Over wat hij van plan was. Als we aannemen dat hij inderdaad die tragische beslissing heeft genomen.’

Marino’s telefoon rinkelde en hij deed zijn werkkist dicht. Hij keek naar het schermpje en gaf zijn telefoon aan Scarpetta. Het was haar kantoor.

‘Niets in zijn zakken, die binnenstebuiten waren getrokken,’ zei Dennis. ‘Dat had de politie al gedaan toen ze naar iets zochten waaraan ze konden zien wie hij was, verboden spul, een wapen, wat dan ook. Ze hebben een paar dingen in een zak gedaan, wat kleingeld en iets wat op een soort piepkleine afstandsbediening lijkt. Misschien van een gettoblaster of satellietradio?’

‘Staat de naam van de fabrikant erop?’ vroeg Scarpetta.

‘Siemens.’ Dennis spelde het.

Er werd op de deur geklopt en Marino ging opendoen, terwijl Scarpetta tegen Dennis zei: ‘Kun je zien of het ding aan staat?’

‘Eh… Het heeft een schermpje.’

Lucy kwam binnen, overhandigde Marino een bruine envelop en deed haar zwarte leren pilotenjack uit. Ze droeg haar vliegkleren: een cargobroek, een kaki overhemd en lichtgewicht laarzen met rubberzolen. Over haar schouder hing de grote donkergrijze PUSH-tas – Practical Utility Shoulder Hold-all – die ze altijd bij zich had, met een heleboel vakken en allerlei zakken aan de buitenkant, waarschijnlijk ook een met haar pistool erin. Ze liet hem van haar schouder glijden, ritste het grootste vak open en haalde er haar MacBook uit.

‘Er moet een aan en uit knop op zitten,’ zei Scarpetta. Ze keek naar Lucy, die haar computer opende terwijl Marino naar Scarpetta’s BlackBerry wees. Ze praatten zachtjes met elkaar en Scarpetta dwong zich niet naar hen te luisteren. ‘Druk daar eens op tot je denkt dat het ding uit staat. Heb je me een foto gestuurd?’ vroeg ze aan Dennis.

‘Die hoor je inmiddels te hebben. Ik denk dat hij nu uit staat.’

‘Dan moet hij in zijn zak aan hebben gestaan,’ zei Scarpetta.

‘Ik denk het wel.’

‘Als dat zo was, heeft de politie op het schermpje niets kunnen zien om hem te identificeren. Dat soort dingen zie je pas wanneer je hem aan zet. Dat moet jij nu weer doen. Druk weer op de knop en kijk of er dan iets op het schermpje komt te staan. Net als wanneer je je mobieltje aan zet. Ik denk dat het de afstandsbediening van een gehoorapparaat is. Of eigenlijk van twee gehoorapparaten.’

‘Op het lichaam zaten geen gehoorapparaten,’ zei Dennis. ‘Hoewel die natuurlijk uit zijn oren kunnen zijn gevallen toen hij van de brug sprong.’

‘Lucy?’ zei Scarpetta. ‘Wil je even naar de e-mails van mijn werk kijken en een bestand openen dat net is binnengekomen? Een foto. Je weet mijn wachtwoord, hetzelfde als dat van mijn Black-Berry.’

Lucy zette haar computer op het tafeltje onder de aan de muur bevestigde tv en begon te typen. Er verscheen een beeld op haar scherm en ze pakte haar tas en haalde er een VGA-adapter en een displaykabel uit. Ze stak de adapter in een van de poorten van de computer.

‘Er staat nu iets op het schermpje: Bij verlies neem alstublieft contact op met dr. Warner Agee.’ Dennis noemde het telefoonnummer dat erbij stond. ‘Wauw, wat een ontdekking!’ zei hij opgewonden. ‘Wat is twee-nul-twee? Is dat niet het netnummer van Washington, D.C.?’

‘Bel dat nummer, dan horen we het vanzelf.’ Maar Scarpetta wist het eigenlijk al.

Lucy stak net de kabel in de zijkant van de tv toen het mobieltje dat op het bed lag begon te rinkelen, abnormaal hard. De Fuga in D-mineur van Bach, en tegelijkertijd verscheen op het tv-scherm een lugubere foto van een dode op een brancard.

‘Dat is die man op de brug,’ zei Marino, en hij liep ernaartoe. ‘Ik herken zijn kleren.’

De zwarte lijkzak was opengeritst en wijd opengetrokken. Het kaalgeschoren gezicht zat onder het donker opgedroogde bloed en was onherkenbaar verminkt. De schedel was versplinterd, bloed en hersenen puilden uit de wonden. Het linkerkaakbeen was op minstens één plaats gebroken, de kaak stond scheef open, de ondertanden waren ontbloot, bloederig, gebroken en hier en daar ontbrak er een. Het linkeroog was bijna in zijn geheel uit de kas gedrukt en zat nog maar met een enkel draadje vast. De schoudernaden van het donkere jasje waren opengescheurd, de naad van de linkerbroekspijp was opengescheurd en het puntige uiteinde van het gebroken dijbeen prikte als een afgebroken tak door de gescheurde kaki stof naar buiten. De enkels lagen in een vreemde hoek, de schoenen waren verdwenen en in de hielen van de sokken zaten grote gaten.

‘Hij is op zijn voeten geland en naar links gevallen,’ zei Scarpetta, toen het mobieltje op het bed stil werd en de fuga werd afgebroken. ‘En ik vermoed dat hij halverwege zijn val met zijn hoofd tegen een balk is geslagen.’

‘Hij had een horloge om,’ zei Dennis door de telefoon. ‘Het zit met zijn andere spullen in de zak. Verbrijzeld. Een oude, zilverkleurig metalen Bulova met een elastisch bandje, hij is om achttien minuten over twee stil blijven staan. Dan weten we dus precies wanneer hij is overleden. Wil je dat ik de politie bel en ze op de hoogte breng?’

‘De politie is hier bij mij,’ zei Scarpetta. ‘Dank je wel, Dennis. Ik zal de rest wel regelen.’

Ze verbrak de verbinding en Marino’s BlackBerry begon te rinkelen toen ze die aan hem overhandigde. Hij nam op en begon rond te lopen.

‘Oké,’ zei hij met een blik op Scarpetta. ‘Maar waarschijnlijk kom ik alleen.’ Hij verbrak de verbinding en zei: ‘Lobo. Hij is zojuist in Rodman’s Neck aangekomen. Ik moet ernaartoe.’

‘Ik ben hier nog maar net begonnen,’ zei ze. ‘We weten hoe hij aan zijn eind is gekomen, maar verder nog niet veel.’

De autopsie die ze zou moeten verrichten op dr. Warner Agee was van psychologische aard, en misschien moest ze hetzelfde doen met haar nichtje. Scarpetta liep naar haar werktas, die ze bij de deur op de grond had gezet, en haalde er een doorzichtige plastic zak voor bewijsmateriaal uit met daarin een FedEx-envelop met de zingende kerstkaart van Dodie Hodge. Ze had de kaart nog niet gezien of gehoord. Benton had hem aan haar gegeven voordat ze de deur uit ging.

Ze gaf de zak aan Marino en zei: ‘Ik denk dat je dit mee moet nemen.’