3

Het verbaasde Scarpetta niet dat Marino had geprobeerd haar te bereiken. Hij had twee voicemailberichten achtergelaten en een paar minuten geleden had hij een sms’je gestuurd vol spelfouten, bijna onbegrijpelijke afkortingen en zonder leestekens of hoofdletters, behalve waar zijn BlackBerry die automatisch had veranderd. Hij moest nog steeds leren hoe hij symbolen of spaties moest gebruiken, of hij deed er gewoon geen moeite voor.

Berger stad uit zals je weet maar pm trug wil info re
Darien heb meer en vrgen bel me

Marino wilde Scarpetta eraan herinneren dat Berger de stad uit was. Ja, dat wist ze. Zodra Berger vanavond terug was, zou ze het autopsierapport willen hebben en alle informatie die Scarpetta haar nog meer kon geven, omdat de afdeling zedendelicten van haar arrondissement de zaak toegewezen had gekregen. Inderdaad. Dat wist Scarpetta ook al. Verder wilde Marino haar laten weten dat hij informatie en vragen had en dat ze hem moest bellen. Mooi zo, want ze had hem ook een heleboel te vertellen.

Terwijl ze haar kantoor binnenliep, probeerde ze hem een smsje terug te sturen, maar weer ergerde ze zich aan de BlackBerry die Lucy haar twee weken geleden cadeau had gedaan. Het was een attente, gulle verrassing, maar Scarpetta vond het ding een soort paard van Troje, iets wat in de achtertuin was gezet en alleen maar last veroorzaakte. Haar nichtje had besloten dat Berger, Marino, Benton en Scarpetta dezelfde fantastische, state-of-the-art digitale privésecretaris moesten hebben als zijzelf en ze had er zelf een server voor samengesteld, die ze had beschreven als beveiligd aan beide kanten en met een drievoudige datacodering en een firewall.

Het apparaat had een touchscreen, camera, videorecorder, gps, media player, draadloze e-mail, sms-instelling… Met andere woorden, meer multimediavoorzieningen dan waar Scarpetta tijd of belangstelling voor had en die ze dus nooit zou gebruiken. Tot nu toe had ze geen goede verstandhouding met haar smartphone en ze was ervan overtuigd dat het ding veel slimmer was dan zij. Ze bleef staan om met haar duimen op het lcd-scherm te tikken, waarbij ze bijna elke letter moest deleten en opnieuw intikken omdat ze, anders dan Marino, geen berichten wilde versturen die wemelden van de fouten.

Bel je straks. Moet eerst met de baas praten. We
hebben problemen – moeten even afwachten.

Duidelijker wilde ze niet zijn, omdat ze er niet op vertrouwde dat sms’jes niet door onbevoegden werden gelezen. Helaas werd ze steeds vaker gedwongen aan het tekstberichtenverkeer mee te doen, omdat anderen dat van haar verwachtten.

In het kantoor rook het onaangenaam naar oudbakken cheeseburger en friet; haar lunch werd zo langzamerhand een archeologische vondst. Ze gooide de doos in de prullenbak en zette die in de gang. Daarna liet ze de rolgordijnen zakken voor de ramen die uitkeken op de granieten stoep voor de ingang, waar familie en vrienden van patiënten die hier terecht waren gekomen vaak gingen zitten als ze het in de lobby niet uithielden. Ze bleef even staan toen ze Grace Darien achter in een vuile witte Dodge Charger zag stappen, wel iets gekalmeerd, maar nog steeds in de war en diep geschokt.

Toen ze haar dochter had zien liggen, was ze bijna flauwgevallen. Scarpetta had haar mee teruggenomen naar de familiekamer. Ze was een poosje bij haar gebleven, ze had haar een kop thee gegeven en zo goed mogelijk voor haar gezorgd tot ze van mening was dat de diepbedroefde vrouw veilig naar huis kon. Ze vroeg zich af wat mevrouw Darien zou doen. Ze hoopte dat de vriendin die haar had gebracht bij haar zou blijven, dat ze mevrouw Darien niet alleen zou laten. Misschien zouden collega’s in het ziekenhuis zich over haar ontfermen en zouden haar zonen zo gauw mogelijk naar Islip komen. Misschien zouden zij en haar ex-man ophouden met ruziemaken over wat er met het lichaam en de eigendommen van hun dochter moest gebeuren en beseffen dat het leven te kort was voor verbittering en strijd.

Scarpetta ging aan haar bureau zitten – een geïmproviseerde werkplek die haar aan drie kanten omringde, met vlakbij twee metalen archiefkasten met daarop haar printer en haar faxapparaat. Achter haar op een tafel stond haar Olympus BX41-microscoop, verbonden met een vezeloptische illuminator en een videocamera, zodat ze op een monitor objectglaasjes en bewijsstukken kon bekijken en die tegelijkertijd elektronisch kon vastleggen of printen op fotografisch papier. Een verzameling oude vrienden stond voor het grijpen: Cecil Textbook of Medicine, Robbins Pathology, The Merck Manual, Saferstein, Schlesinger, Petraco en een paar andere dingen die ze van huis had meegebracht om haar hier gezelschap te houden. Een ontleedset uit haar studietijd aan Johns Hopkins en nog wat andere verzamelobjecten herinnerden haar aan de lange geschiedenis van de forensische geneeskunde. Een koperen weegschaal, een stamper en vijzel. Apothekersflessen en kruiken. Een chirurgische velduitrusting uit de Burgeroorlog. Een samengestelde microscoop uit het eind van de negentiende eeuw. Een verzameling politiepetten en spelden.

Ze probeerde Benton te bellen op zijn mobiel. Zijn voicemail stond aan, wat meestal betekende dat hij het apparaat had uitgeschakeld omdat hij niet gestoord wilde worden. Hij was adviserend forensisch psycholoog op de gevangenisafdeling voor mannen van het Bellevue, waar hij op dit tijdstip nog zou zijn. Ze probeerde zijn kantoor en tot haar opluchting nam hij op.

‘Je bent er nog,’ zei ze. ‘Zullen we een taxi delen?’

‘Probeer je me op te pikken?’

‘Dat schijnt niet moeilijk te zijn. Maar ik ben nog een uurtje bezig, ik moet nog met dokter Edison praten. Hoe zit het met jou?’

‘Over een uur ben ik ook wel klaar.’ Hij klonk een beetje somber. ‘Ik moet ook nog iets met mijn baas bespreken.’

‘Is er iets?’ Ze zette de telefoon vast tussen haar schouder en haar kin en opende haar postvak om haar e-mails te bekijken.

‘Misschien moet ik een draak doden.’ Zijn vertrouwde bariton klonk geruststellend, maar ze hoorde er een vleugje bezorgdheid en ook iets van woede in. Dat hoorde ze de laatste tijd wel vaker.

‘Ik dacht dat je draken hoorde te helpen in plaats van te doden,’ zei ze. ‘Maar je wilt het me waarschijnlijk niet vertellen.’

‘Juist,’ zei hij.

Hij bedoelde dat hij het haar niet mócht vertellen. Benton had weer eens een probleem met een patiënt, wat steeds vaker voorkwam. Scarpetta had al een maand lang het gevoel dat hij zo weinig mogelijk naar het McLean ging, het aan Harvard verbonden psychiatrische ziekenhuis in Belmont, Massachusetts, waar hij staflid was en waar ze een huis hadden. Hij was gestrester en verstrooider dan anders, alsof hij ergens vreselijk mee in zijn maag zat, iets waarover hij niet wilde praten – wat moest betekenen dat hij er niet over mócht praten. Scarpetta wist wanneer ze mocht doorvragen en wanneer ze hem met rust moest laten. Ze was er al lang geleden aan gewend geraakt dat Benton maar heel weinig met haar kon delen.

Hun levens zaten vol geheimen, zoals kamers met evenveel schaduw als licht. Hun lange gezamenlijke pelgrimstocht werd voortdurend onderbroken door individuele omwegen en bestemmingen die de ander niet altijd bekend waren, maar hoe moeilijk dat soms ook was voor haar, voor hem was het in veel opzichten nog zwaarder. Het kwam een enkele keer voor dat zij wat een zaak betrof hem niet om zijn mening of raad mocht vragen, maar hij kon zelden een beroep doen op haar. Bentons patiënten leefden nog en hadden bepaalde rechten en privileges waarvan Scarpetta’s dode patiënten geen gebruik meer konden maken. Behalve als iemand een gevaar was voor zichzelf of voor anderen, of voor een misdaad was veroordeeld, kon Benton niet met Scarpetta over die persoon praten zonder het vertrouwen tussen arts en patiënt te schenden.

‘We moeten het er ook nog over hebben wanneer we naar huis gaan.’ Benton doelde op de kerstdagen en hun leven in Massachusetts, dat steeds verder weg leek. ‘Justine wil weten of ze het huis moet versieren en misschien witte lichtjes in de bomen moet hangen.’

‘Dat is een goed idee, dan ziet het eruit alsof er iemand thuis is,’ zei Scarpetta, terwijl ze haar blik over de e-mails liet glijden. ‘Om inbrekers op een afstand te houden, want ik hoor dat er daar steeds meer wordt ingebroken en gestolen. Ja, laten we maar wat lichtjes ophangen. In de buxussen aan weerskanten van de voordeur en in de tuin.’

‘En dat is genoeg, bedoel je.’

‘Er is hier zoveel gaande dat ik geen idee heb waar we over een week zijn,’ zei ze. ‘Ik heb een heel akelige zaak in behandeling en er wordt over geruzied.’

‘Ik heb het genoteerd. Lichtjes om inbrekers op een afstand te houden en laat verder maar zitten.’

‘Ik zal een paar amaryllissen kopen voor het appartement en we kunnen een klein kerstboompje neerzetten,’ zei ze. ‘En misschien kunnen we toch nog een paar dagen naar huis, als je dat graag wilt.’

‘Ik weet niet wat ik wil. Misschien moeten we er gewoon van uitgaan dat we hier blijven, dan hoeven we er niet meer over na te denken. Wat vind je? Afgesproken? Zullen we een etentje plannen of zo? Jaime en Lucy. En Marino, denk ik.’

‘Dat denk je.’

‘Ja, als jij het goedvindt.’

Benton wilde niet zeggen dat hij het goedvond, want dat vond hij niet. Het had geen zin om te doen alsof.

‘Afgesproken,’ zei ze, maar het gaf haar geen goed gevoel. ‘We blijven hier.’ Nu ze dat hadden besloten, vond ze het een slecht idee.

Ze dacht aan hun bungalow van twee verdiepingen uit 1910, een eenvoudige harmonieuze combinatie van hout, pleisterwerk en natuursteen, die haar dagelijks herinnerde aan haar grote bewondering voor Frank Lloyd Wright. Heel even miste ze haar grote keuken met de professionele roestvrijstalen inrichting. En ze miste de grote slaapkamer met de hoge dakramen en bakstenen schouw.

‘Nou ja, het doet er niet toe waar we zijn,’ zei ze. ‘Zolang we maar bij elkaar zijn.’

‘Ik moet je wat vragen,’ zei Benton. ‘Heb jij soms ongewone post ontvangen, een kaart of zo, die naar je kantoor in Massachusetts is gestuurd, of naar je kantoor hier in New York of naar CNN?

‘Een kaart? Van een bepaald iemand?’

‘Iets wat je vreemd vindt.’

‘E-mails, e-kaarten, de meeste post van onbekenden gaat naar CNN en gelukkig wordt die door anderen gelezen.’

‘Ik heb het niet over post van fans en ik bedoel zo’n pratende of zingende kaart. Niet via e-mail, een echte.’

‘Het klinkt alsof je een bepaalde persoon in gedachten hebt.’

‘Ik wilde het alleen maar weten.’

Hij dacht aan een bepaalde persoon. Een patiënt. Misschien de draak die hij moest doden.

‘Nee,’ zei ze, terwijl ze een e-mail van haar baas opende. Mooi zo, hij zat tot vijf uur op kantoor.

‘We hoeven er verder niet over te praten.’ Dat betekende dat Benton niet van plan was erover te praten. ‘Bel me wanneer je daar weggaat, dan wacht ik hier beneden op je,’ vervolgde hij. ‘Ik heb je gemist vandaag.’

Benton trok een paar katoenen handschoenen aan en haalde een FedEx-envelop en een kerstkaart uit de plastic zak voor bewijsmateriaal waarin hij ze eerder die dag had opgeborgen.

Het zat hem niet lekker dat de ongepaste kerstgroet naar het Bellevue was gestuurd. Hoe wist Dodie Hodge, die vijf dagen geleden uit het McLean was ontslagen, dat Benton op dit moment in het Bellevue zat? Hoe kon ze überhaupt weten waar hij was? Hij had zich de hele dag afgevraagd hoe ze daar achter was gekomen – het idee dat Dodie zijn gangen naging, deed eerder een beroep op zijn bekwaamheid als agent dan als psychiater.

Het was natuurlijk mogelijk dat ze op tv de aankondiging had gezien dat Scarpetta die avond zou meewerken aan The Crispin Report en dat ze had aangenomen dat Benton met zijn vrouw meeging, vooral omdat het tegen de kerst liep. Daaruit had ze misschien de conclusie getrokken dat hij, omdat hij toch in New York was, ook wel even langs het Bellevue zou gaan om zijn post op te halen. Of het kon zijn dat nu ze weer thuis was, haar geestestoestand achteruit was gegaan, dat ze niet meer kon slapen of dat ze de opwinding miste waar ze altijd naar snakte. Maar geen enkele verklaring stelde hem gerust en in de loop van de dag was hij steeds rustelozer en argwanender geworden in plaats van dat hij het naast zich neer kon leggen. Het verontrustte hem dat Dodie zoiets ongewoons had gedaan, iets wat hij niet had voorzien, en dat ze misschien door iemand anders was geholpen. En hij maakte zich zorgen om zichzelf. Ze had zijn gedachten en gedrag een bepaalde kant op gestuurd en in zijn beroep was dat onacceptabel. Niet dat hij de laatste tijd zichzelf was. Hij was niet zichzelf.

De rode envelop was onbeschreven. Hij was niet geadresseerd aan Benton of Scarpetta en er stond geen afzender op. Dat kwam overeen met wat hij van haar wist. In het McLean had ze niet willen schrijven. En niet willen tekenen. Eerst had ze gezegd dat ze verlegen was. Vervolgens had ze beweerd dat de medicijnen die ze in het ziekenhuis moest slikken haar lichaam deden trillen en haar coördinatievermogen verstoorden, waardoor ze zelfs de simpelste rij geometrische tekens niet kon kopiëren, getallen niet in een bepaalde volgorde kon zetten en geen blokken kon opstapelen. Bijna een maand lang had ze niets anders gedaan dan zich aanstellen, problemen veroorzaken, klagen, mensen de les lezen, raad geven, nieuwsgierige vragen stellen, liegen en eindeloos praten tegen iedereen die bereid was naar haar te luisteren, soms op heel luide toon. Ze speelde verrukt de hoofdrol in het ene na het andere drama, ze spuide aan een stuk door de meest waanzinnige denkbeelden, ze was de ster in haar eigen film en haar eigen grootste fan.

De persoonlijkheidsstoornis waaraan Benton de grootste hekel had, was aanstellerij. Vanaf het moment dat Dodie in Detroit, Michigan, was gearresteerd voor winkeldiefstal en verstoring van de openbare orde, had iedereen die erbij betrokken was geraakt zijn best gedaan om haar te laten opnemen in een psychiatrische inrichting zo ver mogelijk bij hen vandaan. Niemand wilde meer iets te maken hebben met de hysterische vrouw die in Betty’s Bookstore Café had staan gillen en krijsen dat ze de tante was van de filmacteur Hap Judd, dat ze op zijn ‘gratis lijstje’ stond en dat ze daarom niet had gestolen toen ze vier dvd’s van zijn actiefilms in haar broek had gestopt. Zelfs Betty was meteen bereid geweest de aanklacht in te trekken mits Dodie nooit meer een voet in haar winkel zou zetten of, nog liever, in Detroit of de staat Michigan. Er was overeengekomen dat Dodie minstens drie weken in het ziekenhuis zou moeten blijven en als ze zich daarbij neerlegde, was de zaak afgedaan.

Ze had meegewerkt onder voorwaarde dat ze werd opgenomen in het McLean, omdat daar alle vip’s, rijken en beroemdheden naartoe gingen en het in de buurt lag van haar landgoed in Greenwich, Connecticut. En vlak bij Salem, waar ze graag heksenwinkels bezocht, tegen betaling de toekomst voorspelde, rituelen uitvoerde en de gaven van De Magie te gelde maakte. Ze had erop gestaan dat ze voor het geld dat ze voor haar behandeling in het privéziekenhuis moest neertellen de meest vooraanstaande forensisch expert toegewezen kreeg, een man met minstens een Ph.D. en ervaring bij de FBI die bovendien moest openstaan voor het bovennatuurlijke en andere geloofsrichtingen, met inbegrip van de Oude Religie.

Haar eerste keus was forensisch psychiater dr. Warner Agee, omdat hij volgens haar vroeger profiler bij de FBI was geweest en omdat hij op tv was. Dat verzoek was afgewezen. Ten eerste was Agee niet verbonden aan het McLean en ten tweede wilde de officier van justitie in Detroit niets te maken hebben met de Dr. Phil van de forensische geneeskunde, zoals ze hem daar noemden. Dat Agee ter sprake was gekomen, was voor Benton al genoeg om met een grote boog om de patiënt heen te lopen, wie het ook mocht zijn, want hij vond Agee een verachtelijke man. Maar Benton had bepaalde verplichtingen aan het McLean en hij had de pech dat hij de voor de hand liggende kandidaat voor de gehate opdracht was. Hij moest de vrouw onderzoeken die beweerde een heks te zijn en met beroemdheden om te gaan. Hij moest zien te voorkomen dat ze voor de rechter moest verschijnen of achter de tralies werd gezet – niet dat er een gevangenis bestond die de poort graag voor haar open zou zetten.

In de vier weken dat Dodie in het McLean had doorgebracht, was Benton zo veel mogelijk in New York gebleven, niet alleen om bij Scarpetta te zijn, maar ook om bij Dodie uit de buurt te blijven. Hij was zo opgelucht geweest toen ze afgelopen zondagmiddag was ontslagen dat hij een paar keer had nagevraagd of ze echt was opgehaald en naar huis was gebracht. Niet naar een landgoed in Greenwich, want dat was ook een leugen. Ze was afgezet voor een klein huis in Edgewater, New Jersey, waar ze alleen bleek te wonen nadat ze vier echtgenoten had gehad, die dood of al jaren geleden verdwenen waren. De arme sloebers.

Benton pakte de telefoon en draaide het nummer van het hoofd van de afdeling forensische psychiatrie van het Bellevue, dr. Nathan Clark, om te vragen of hij hem even mocht spreken. Terwijl hij wachtte, dwaalde zijn blik weer naar de FedEx-envelop. Hij was nog steeds verbaasd en bezorgd over bepaalde details, waardoor hij iets had gedaan wat hij niet had horen te doen. Op de vrachtbrief stond geen afzender en zijn naam en adres in het Bellevue waren in zo’n keurig, duidelijk handschrift geschreven dat het gedrukt leek. Een handschrift dat hij niet had verwacht van iemand zoals Dodie, die in het McLean de verplichte formulieren met een grote, krullerige handtekening had ondertekend. Hij trok de dikke, glanzende kaart uit de envelop, een kaart met daarop een dikke kerstman die achterna werd gezeten door een woedende, met een deegroller zwaaiende mevrouw kerstman, met boven haar in een wolkje ‘Hoe dúrf je me een jingle-del te noemen!’ Hij sloeg de kaart open en de stem van Dodie Hodge zong vals op de melodie van ‘A Holly, Jolly Christmas’:

Ik wens je een hodie-dodie kerst
en als je denkt aan mij
klim dan gauw de boom in
en maak een engel blij
prettige kerstdagen, Benton en Kay!

En zo ging het door, een krankzinnig liedje gezongen met haar kinderlijke, ijle stem.

‘Niet bepaald Burl Ives,’ zei dr. Clark. Hij kwam binnen met zijn jas en zijn hoed en de oude leren schoudertas die Benton deed denken aan een posttas uit de tijd van de postkoets en de huifkar.

‘Als je het kunt aanhoren, gaat het door tot de tijd om is, precies vier minuten,’ zei Benton.

Dr. Clark legde zijn spullen op een stoel en kwam naast Benton staan om naar de kaart te kijken, waarbij hij met zijn handen om de rand van het bureau voorover leunde. Hij was begin zeventig en had onlangs gehoord dat hij de ziekte van Parkinson had, een wrede straf voor een talentvolle man met een lichaam dat altijd net zo lenig was geweest als zijn geest. Tennissen, skien, bergbeklimmen, zijn eigen vliegtuig besturen… Hij was overal goed in geweest en hij had volop van het leven genoten. En nu was hij verraden door de biologie, de genetica, het milieu, misschien hadden vrije radicalen door zoiets banaals als blootstelling aan loodhoudende verf of oude afvoerpijpen de schade veroorzaakt aan de basale zenuwknopen van zijn bijzondere hersenen. Niemand wist hoe het met hem zou aflopen, maar hij ging hard achteruit. Zijn rug was gebogen, zijn bewegingen werden traag en onhandig.

Benton klapte de kaart dicht en Dodies stem zweeg midden in een woord. ‘Hij is zelfgemaakt,’ zei hij. ‘Een normale kaart met geluid heeft een speeltijd van tien tot hooguit vijfenveertig seconden, geen vier minuten. Als je een langere speeltijd wilt, moet je een lege spraakmodule kopen met een groter geheugen. Die kun je op het internet bestellen, en dan kun je je eigen muzikale kaart maken. Dat heeft deze ex-patiënt van mij dus ook gedaan. Of iemand heeft haar geholpen.’

Met zijn in witte katoenen handschoenen gestoken handen pakte hij de kaart weer op en hield die dr. Clark voor zodat hij de zijkanten kon bekijken, die heel precies op elkaar waren geplakt.

‘Ze heeft de kaart ergens gekocht, of iemand anders heeft dat gedaan,’ legde Benton uit, ‘en toen heeft ze op die module dat liedje opgenomen. Die heeft ze op de kaart geplakt, met een vierkant stuk papier eroverheen, misschien de afgeknipte blanco kant van een andere kaart. Daarom staat er niets op, en ze heeft er zelf ook niets op geschreven. Al die weken dat ze in het McLean zat, heeft ze geen woord geschreven. Ze zei dat ze nooit schrijft.’

‘Grafofobie?’

‘Dat en medicijnen, volgens haar.’

‘Een perfectionist die geen kritiek kan verdragen.’ Dr. Clark liep naar de andere kant van het bureau.

‘Een simulant.’

‘Aah. Een geveinsde stoornis. Waarom?’ Dr. Clark wilde Bentons verklaring niet zomaar aannemen.

‘Ze wordt vooral gemotiveerd door geld en aandacht, maar misschien is er nog iets anders aan de hand,’ zei Benton. ‘Ik begin me af te vragen wie en wat er een maand lang in het McLean heeft gezeten. En waarom.’

Dr. Clark ging langzaam en voorzichtig zitten – ook de eenvoudigste handeling was niet langer vanzelfsprekend voor hem. Het viel Benton op dat zijn collega er sinds de zomer ineens een stuk ouder uitzag.

‘Het spijt me dat ik je hiermee lastigval,’ zei Benton. ‘Ik weet dat je het erg druk hebt.’

‘Je valt me nooit lastig, Benton. Ik heb onze gesprekken gemist en was al van plan je eens te bellen. Om te vragen hoe het met je gaat,’ zei dr. Clark, alsof ze dingen te bespreken hadden en Benton moeilijk bereikbaar was geweest. ‘Dus ze wilde niet meewerken aan de potlood-en-papieronderzoeken.’

‘Ze weigerde de Bender-Gestalt, de complexe figuurtest van Rey, de symboolsubstitutietest, de letterschraptest en zelfs Trail Making,’ zei Benton. ‘Alles waarvoor ze moest schrijven of tekenen.’

‘En de psychomotorische functietest?’

‘Geen blokpatronen, handigheidstest fijne motoriek of FTT.

‘Interessant. Niets wat reactietijd meet.’

‘Haar laatste smoes was dat ze was gaan trillen van de medicijnen die ze moest slikken, zo erg dat ze geen pen meer kon vasthouden, en dat ze het te gênant vond om te schrijven, te tekenen of voorwerpen te hanteren.’ Toen Benton de voorgewende klachten van Dodie Hodge beschreef, kwam het bij hem op dat dr. Clark zich misschien ook zo voelde.

‘Niets wat vereist dat ze een fysieke handeling verricht, niets wat volgens haar kritiek of een oordeel kan uitlokken. Ze wil geen cijfers krijgen.’ Dr. Clark staarde uit het raam achter Benton alsof daar iets anders te zien was dan een beige bakstenen muur in de avondschemering. ‘Welke medicijnen?’

‘Niets meer, denk ik. Ze werkt toch niet mee en wil alleen iets slikken als dat haar een euforisch gevoel geeft. Zoals alcohol. In het ziekenhuis slikte ze Risperdal.’

‘Dat kan in sommige gevallen tardieve dyskinesie veroorzaken,’ zei dr. Clark nadenkend.

‘Ze had geen spierkrampen of trillingen, behalve wanneer ze deed alsof,’ zei Benton. ‘Ze zegt natuurlijk dat het niet over is gegaan.’

‘Theoretisch een mogelijk permanent bijverschijnsel van Risperdal, vooral bij oudere vrouwen.’

‘Ze simuleert, het is allemaal onzin. Ze heeft er een bepaalde bedoeling mee,’ herhaalde Benton. ‘Goddank heb ik naar mijn intuïtie geluisterd en erop gestaan dat elk gesprek dat ik met haar heb gevoerd op video werd opgenomen.’

‘Wat vond zij daarvan?’

‘Ze kleedde zich voor haar rol. Steeds weer een ander type, dat hing af van haar stemming. Verleidster, Leger des Heils of Strega.’

‘Ben je bang dat ze gewelddadig zou kunnen zijn?’ vroeg dr. Clark.

‘Ze denkt er wel over na. Ze beweert dat ze zich uit haar vroege jeugd misbruik volgens een satanische cultus kan herinneren, dat haar vader kinderen doodde op een stenen altaar en haar verkrachtte. Daar bestaat natuurlijk geen enkel bewijs van.’

‘Wat voor bewijs zou er kunnen zijn?’

Benton gaf geen antwoord. Hij mocht niet onderzoeken of een patiënt de waarheid sprak. Hij mocht niets natrekken. Het druiste zo sterk tegen zijn natuur in dat hij het bijna niet kon verdragen, en de grenzen waren aan het vervagen.

‘Wil niet schrijven, maar is gek op drama’s.’ Dr. Clark keek Benton scherp aan.

‘Drama is de gemeenschappelijke noemer,’ zei Benton, en hij wist dat dr. Clark de waarheid op het spoor was gekomen.

Dr. Clark vermoedde wat Benton had gedaan, of in elk geval dat hij iets had gedaan. Het kwam bij Benton op dat hij dit gesprek onbewust had uitgelokt omdat hij eigenlijk over zichzelf wilde praten.

‘Ze heeft al het grootste deel van haar leven slaapproblemen en een onverzadigbare honger naar drama’s,’ vervolgde Benton. ‘Ze is onderzocht in het slaaplaboratorium van het McLean en heeft ook jarenlang deelgenomen aan actigrafisch onderzoek. Ze heeft een circadiaanse ritmestoornis en lijdt aan chronische slapeloosheid. Hoe minder ze slaapt, hoe slechter haar beoordelingsvermogen en inzicht en hoe chaotischer haar leven. Maar ze weet ongelooflijk veel en is bijzonder intelligent.’

‘Heeft de Risperdal geholpen?’

‘Haar stemming was wat stabieler, ze was minder hypomanisch en ze zei dat ze beter sliep.’

‘Als ze met haar medicijnen is gestopt, gaat haar toestand dus weer achteruit. Hoe oud is ze?’ vroeg dr. Clark.

‘Zesenvijftig.’

‘Bipolair? Schizofreen?’

‘Was dat maar waar, dan was het eenvoudiger te behandelen. Axis-twee persoonlijkheidsstoornis, histrionisch met borderline en antisociale trekken.’

‘Allemachtig. Waarom heeft ze Risperdal gekregen?’

‘Toen ze vorige maand werd opgenomen, leek ze te lijden aan waandenkbeelden en valse overtuigingen, maar ze is een pathologische leugenaar.’ Benton gaf een korte beschrijving van Dodies arrestatie in Detroit.

‘Bestaat de kans dat ze jou ervan zal beschuldigen dat je haar burgerrechten hebt geschonden? Dat ze zal zeggen dat ze tegen haar wil is opgenomen, dat ze werd gedwongen en dat ze medicijnen moest slikken die haar permanent hebben beschadigd?’ vroeg dr. Clark.

‘Ze heeft de verklaring van vrijwillige opname ondertekend en ze heeft alle informatie over haar burgerrechten en recht op juridische bijstand en zo gekregen. Ik maak me op dit moment geen zorgen om een eventuele rechtszaak, Nathan.’

‘Ik dacht ook niet dat je handschoenen droeg omdat je bang was voor vervolging.’

Benton stopte de kaart en de FedEx-envelop terug in de plastic zak en maakte die dicht. Hij trok de handschoenen uit en gooide ze in de prullenbak.

‘Wanneer is ze uit het McLean ontslagen?’ vroeg dr. Clark.

‘Zondagmiddag.’

‘Heb je haar voor haar vertrek nog gesproken?’

‘Twee dagen daarvoor, op vrijdag.’

‘En toen heeft ze je geen teken van genegenheid gegeven, geen kerstkaart of zo, op het moment dat ze dat persoonlijk kon doen en met eigen ogen je reactie kon zien?’

‘Nee. Ze begon over Kay.’

‘Aha.’

Dr. Clark begreep wat hij bedoelde, hij wist precies waar Benton zich altijd zorgen om maakte.

‘Kan het zijn dat Dodie per se naar het McLean wilde omdat ze wist dat jij, de vooraanstaande echtgenoot van de beroemde Kay Scarpetta daar werkt?’ vroeg dr. Clark. ‘Kan het zijn dat Dodie het McLean uitkoos omdat ze wilde dat jij tijd aan haar zou besteden?’

‘Ik was niet haar eerste keus.’

‘Wie dan wel?’

‘Iemand anders.’

‘Iemand die ik ken?’ vroeg dr. Clark, alsof hij al vermoedde wie het was.

‘Je weet wie hij is.’

‘Kan het zijn dat je betwijfelt of haar eerste keus echt haar eerste keus was, omdat haar redenen en oprechtheid niet bepaald betrouwbaar zijn? Was het McLean haar eerste keus?’

‘Het McLean wel.’

‘Dat is belangrijk, omdat een andere eerste keus daar misschien geen privileges heeft omdat hij geen staflid is.’

‘Zo is het gegaan,’ beaamde Benton.

‘Heeft ze geld?’

‘Volgens zeggen van alle echtgenoten die ze heeft gehad. Ze had een kamer in het Paviljoen, waar de patiënten moeten betalen, dat weet je. Ze betaalde contant, nou ja, dat deed haar advocaat.’

‘Wat kost dat tegenwoordig? Drieduizend per dag?’

‘Zo ongeveer.’

‘Dus ze heeft ruim negentigduizend dollar contant betaald.’

‘Een aanbetaling toen ze werd opgenomen en de rest toen ze wegging. Een telegrafische overboeking via haar advocaat in Detroit,’ zei Benton.

‘Woont ze in Detroit?’

‘Nee.’

‘Maar daar heeft ze een advocaat.’

‘Blijkbaar,’ zei Benton.

‘Wat deed ze in Detroit, behalve opgepakt worden?’

‘Ze zei dat ze er met vakantie was. Ze logeerde in het Grand Palais,’ antwoordde Benton. ‘Ze oefende magische invloed uit op de fruitmachines en de roulettetafel.’

‘Is ze verslaafd aan gokken?’

‘Je kunt geluksamuletten bij haar kopen, mocht je die nodig hebben.’

‘Je hebt blijkbaar een verschrikkelijke hekel aan haar,’ zei dr. Clark, en hij keek Benton onderzoekend aan.

‘Ik kan niet met zekerheid zeggen dat ik geen rol heb gespeeld bij haar keuze van een ziekenhuis of dat Kay daar geen rol bij heeft gespeeld,’ zei Benton.

‘Maar blijkbaar ben je daar onderhand wel bang voor geworden,’ zei dr. Clark, terwijl hij zijn bril afnam en die schoonwreef met zijn grijze zijden das. ‘Kan het zijn dat er onlangs dingen zijn gebeurd die je nerveus hebben gemaakt, en abnormaal wantrouwig jegens de mensen om je heen?’

‘Denk je aan iets speciaals?’

‘Zeg jij het maar,’ zei dr. Clark.

‘Ik ben niet paranoïde.’

‘Dat zeggen alle paranoïde mensen.’

‘Dat zal ik opvatten als jouw typische droge humor,’ zei Benton.

‘Hoe gaat het verder met je? Er is heel wat gebeurd,’ zei dr. Clark. ‘De afgelopen maand van alles tegelijk.’

‘Er gebeurt altijd van alles tegelijk.’

‘Kay is op tv en in de publiciteit.’ Dr. Clark zette zijn bril weer op. ‘Net als Warner Agee.’

Benton had al een tijdje verwacht dat dr. Clark de naam Agee zou noemen, daarom had hij dr. Clark waarschijnlijk gemeden. Niet waarschijnlijk. Hij had hem gemeden. Tot vandaag.

‘Het is bij me opgekomen dat het iets met jou moet hebben gedaan toen Warner in het nieuws kwam. De man die je loopbaan bij de FBI heeft gesaboteerd en eigenlijk je hele leven heeft gesaboteerd, omdat hij jou wilde zijn,’ zei dr. Clark. ‘Nu speelt hij in het openbaar jouw rol, om het zo maar te noemen, door de forensisch deskundige uit te hangen, de profiler van de FBI, en eindelijk een ster te zijn.’

‘Een heleboel mensen beweren dingen die ze overdrijven of die niet waar zijn.’

‘Heb je zijn biografie gelezen op Wikipedia?’ vroeg dr. Clark. ‘Daarin wordt hij beschreven als een van de grondleggers van profiling en jouw mentor. Er staat dat hij, in de periode dat jij hoofd was van de afdeling Gedragswetenschappen van de FBI-academie en net was begonnen aan – ik citeer – je overspelige relatie met Kay Scarpetta, met haar in een aantal grote zaken heeft samengewerkt. Heeft hij echt ooit met Kay samengewerkt? Ik dacht dat Warner nooit profiler bij de FBI was geweest en ook niet ergens anders.’

‘Ik wist niet dat je Wikipedia een betrouwbare bron vindt,’ zei Benton, alsof dr. Clark degene was die leugens verspreidde.

‘Ik heb ernaar gekeken omdat anonieme lieden die zogenaamd feitelijke informatie toevoegen aan online encyclopedieën en andere internetsites vaak ook zelf gevestigde belangen hebben bij het onderwerp waarover ze in het geheim schrijven,’ zei dr. Clark. ‘Het is heel vreemd dat er aan zijn biografie de laatste paar weken veel is veranderd en dat er dingen aan toe zijn gevoegd. Wie zou dat hebben gedaan?’

‘Misschien het onderwerp zelf.’ Bentons maag verkrampte van wrok en woede.

‘Ik denk dat Lucy daar wel achter kan komen of dat misschien al weet, en dat zij de foute informatie zou kunnen verwijderen,’ zei dr. Clark. ‘Maar misschien is het nog niet bij haar opgekomen om net als ik op bepaalde dingen te letten, omdat je haar niet de dingen over je verleden hebt verteld die je wel aan mij hebt verteld.’

‘Er zijn betere manieren om je tijd te besteden dan aan beperkte lieden die wanhopig snakken naar aandacht. Het is niet nodig dat Lucy haar computer forensisch onderzoek laat doen naar roddels op het internet. En je hebt gelijk, ik heb haar niet alles verteld wat ik jou heb verteld.’ Benton kon zich niet herinneren wanneer hij zich voor het laatst zo bedreigd had gevoeld.

‘Als je mij vanmiddag niet had gebeld, had het niet lang meer geduurd voordat ik een reden zou hebben bedacht om met jou te praten, om dit eens uit te spreken,’ zei dr. Clark. ‘Je hebt genoeg redenen om Warner Agee te willen vermorzelen, en ik heb genoeg redenen om te hopen dat je daar uiteindelijk overheen komt.’

‘Ik begrijp eigenlijk niet wat dit met ons oorspronkelijke onderwerp te maken heeft, Nathan.’

‘Alles heeft overal mee te maken, Benton.’ Dr. Clark keek Benton scherp aan, hij wist hoe Benton zich voelde. ‘Maar laten we het nu weer over je ex-patiënt Dodie Hodge hebben. Ik heb het gevoel dat zij ook overal iets mee te maken heeft. Een paar dingen zijn belangrijk. Ten eerste die kaart zelf, die verwijst naar huishoudelijk geweld, een man die zijn vrouw vernedert door haar een del te noemen, een vrouw die haar man met een deegroller achternazit om hem daarmee te slaan, de seksuele implicatie. Ofwel een grap die niet geestig is. Wat denk jij dat ze ermee bedoelt?’

‘Projectie.’ Benton moest zichzelf dwingen zijn woede jegens Warner Agee van zich af te zetten. ‘Ze projecteert het,’ hoorde hij zichzelf kalm zeggen.

‘Goed, maar wat projecteert ze dan volgens jou? Wie is de kerstman? Wie is zijn vrouw?’

‘Ik ben de kerstman,’ antwoordde Benton. Hij voelde dat de golf die hem als een soort tsunami had overweldigd, wegebde tot er bijna niets van over was. Hij ontspande zich. ‘Mevrouw kerstman is me vijandig gezind omdat ik haar volgens haar onaardig en vernederend heb behandeld. Ik, de kerstman, heb jingle bell gezegd en zij heeft dat opgevat alsof ik haar een del noemde.’

‘Dodie Hodge heeft het gevoel dat ze onterecht is beschuldigd, vernederd, niet wordt gewaardeerd en wordt gekleineerd. Maar ze weet dat dat niet terecht is,’ zei dr. Clark. ‘Het komt door haar theatrale persoonlijkheidsstoornis. Die kaart is een duidelijke boodschap dat de arme kerstman binnenkort op zijn lazer krijgt omdat mevrouw kerstman hem verkeerd heeft begrepen, en Dodie vindt dat een goede grap, anders had ze die kaart niet gekozen.’

‘Als ze hem zelf heeft gekozen.’

‘Dat heb je al vaker gezegd. Dat iemand haar misschien heeft geholpen. Een bondgenoot.’

‘In elk geval met de techniek,’ zei Benton. ‘Iemand die wist van die mogelijkheid, iemand die de module heeft gekocht en de opname heeft gemaakt. Dodie is impulsief en wil onmiddellijk bevredigd worden. Wat de kaart betreft, klopt de voorbereiding niet met de persoon die ik in het ziekenhuis heb onderzocht. En wanneer heeft ze hier tijd voor gehad? Zoals ik al zei, is ze pas afgelopen zondag ontslagen. Het pakje is gisteren verstuurd, woensdag. Hoe wist ze dat het hierheen moest? Het adres op het etiket van de FedEx-envelop is in een heel vreemd handschrift geschreven. Het is allemaal heel vreemd.’

‘Ze geniet van dramatiek en die zingende kaart is dramatisch. Maar jij vindt dat dit gebaar niet overeenkomt met haar theatrale neigingen?’

‘Je hebt zelf gezegd dat ze niet van het drama getuige is geweest,’ zei Benton. ‘Een drama is niet leuk zonder publiek. Ze was er niet bij toen ik de kaart opende en weet niet eens of ik dat wel heb gedaan. Waarom heeft ze me die kaart niet gegeven voordat ze naar huis ging, persoonlijk?’

‘Dus iemand anders heeft haar op het idee gebracht. Een bondgenoot.’

‘De woorden bevallen me niet,’ zei Benton.

‘Welke precies?’

‘Klim dan gauw de boom in en maak een engel blij,’ zei Benton.

‘Wie is de engel?’

‘Wie denk je?’

‘Het zou Kay kunnen zijn.’ Dr. Clark keek Benton recht aan. ‘Met de boom kan ze je penis bedoelen, je seksuele relatie met je vrouw.’

‘Maar het kan ook een verwijzing zijn naar iemand ophangen.’