39

Texel, mei 2016

‘Ssst, luister,’ fluistert Theo de Rooy en legt een vinger op zijn lippen.

‘Hoor je dat?’

Ja, een vogel.

‘Een leeuwerik...’

Ook de voormalige ploegleider heeft de oversteek naar het eiland weer gemaakt voor de traditionele Johnny Rep Classic. De omstandigheden zijn aanzienlijk beter dan vorig jaar. Het waait wel, zoals het altijd waait op Texel, maar er wordt een flauw zonnetje verwacht en dat is een flinke verbetering ten opzichte van vorig jaar.

De Rooy, nagenietend: ‘Mooi he? Een leeuwerik. Die hoor je niet zo vaak meer, hoor.’ En dan moet de Johnny Rep Classic nog beginnen.

Iedereen is er, zegt Johnny. Staffie ook. Z’n gabber André Stafleu. Niet om te fietsen, maar als chauffeur van een Rotterdamse havenbaron, die wél zal opstappen voor de tocht over 70 kilometer. Het is weer die tijd van het jaar, zegt Johnny. Tijd ook voor sterke verhalen in café De Slock.

‘Met Feyenoord gingen we een keer op trainingskamp naar Honduras,’ zegt Johnny. ‘Weet je nog Staffie?’

En of Staffie dat nog weet! ‘Is dat boek al klaar?’ vraagt hij richting mij, een beetje hees. ‘Nee? Oké, dan heb ik nog wel een mooie ‘aflevering’ voor je.’

Staffie is ongeveer de 384ste die dat het voorbije jaar tegen mij heeft gezegd.

‘Ik zal het nooit vergeten,’ zegt Johnny. ‘Was het 1984 of 1985?’

Dat weet Staffie ook niet meer. ‘Maar wat gebeurt er nou,’ gaat Staffie door, ‘wij komen van een wedstrijdje terug en lopen wat door de stad, mooie omgeving en zo bla, bla, bla, staan we opeens tegenover zo’n kutcasinootje, op een hoekie. Wij zouden het in Nederland al snel een louche tent noemen. ’s Middags om halfzes. Dus wij naar binnen en wisselen allebei driehonderd dollar.

‘Ze hadden twee tafels, een roulettetafel en een black jacktafel. Ik ben normaal van de black jack, maar dit keer ga ik dus aan de roulettetafel zitten, het was Amerikaanse roulette, krijg je je eigen fiches. Wat denk je? Alles raak, welke lijn of combinatie ik ook speelde. Ik won, een voorzichtige schatting, 170.000 dollar. Dus ik zeg om halftwaalf tegen die gasten: laten we die fiches maar eens gaan omwisselen. Kwamen ze dus aanzetten met een stapel Hondurees krantenpapier van wel twee meter hoog. Ik zeg: die moet ik niet hebben, ik heb met dollars betaald dus ik wil ook dollars terug. Maar ik kon hoog of laag springen, van die grote beveiligers erbij, ik kreeg geen dollars. Wij werden afgeserveerd met 70.000 lokale munten. Hadden we allebei 300 dollar verloren, daar kwam het dus op neer...

‘Komen we later aan bij ons hotel, bleek er nog een discotheekje open te zijn, dus ik zeg: laten we maar gaan zuipen. Zijn we ook van die stapel Hondurees geld af. Ik wist niet wat we er anders mee moesten doen. En in ruil voor een paar gymschoenen hebben we daarna ook nog twee hoeren mee naar de kamer genomen.’

Johnny: ‘Kwam ik de kamer binnenlopen, waar Staffie bezig was, lag dat meisje doodgewoon een boekie te lezen. Met Staffie er dus bovenop. Ik heb nog nooit zo gelachen. Ik zeg nog tegen Staffie: “Nou, ze geniet er wel van, dat meisje.”

Staffie: ‘Ja, zo interessant was ik, maar niet heus... Stappen we de volgende ochtend in de bus... Zat ik nog steeds met die koffer vol geld. Ik dacht: wat moet ik nou met dat klotezootje? Heb ik daar alles gewoon op straat geflikkerd. Sommigen van die kinderen hebben daar nog wel een jaar van kunnen leven, denk ik.’

We logeren in De Koog bij mister Texel, Henk Jan Klok, steun en toeverlaat van Johnny. De manier waarop Klok zijn vriend uit de wind hield tijdens de vorige Johnny Rep Classic, staat symbool voor hun vriendschap. Maar ook in het echte leven is Henk Jan vaak genoeg in de bres gesprongen voor zijn oude gabber.

Hij laat me het clubhuis zien, in de tuin achter z’n Bed and Breakfast. Hier gebeurt het allemaal, zegt Klok. Dit is het heilige der heiligen. Ik zie een afgetrapt jeugdhonk.

Wat gebeurt hier dan allemaal?

‘Nou, pils drinken natuurlijk,’ zegt Klok. ‘Pils drinken en heel hard kut roepen. Hier zitten we vaak te filosoferen met de oude voetballer. En met Theun, die is er altijd bij.’

Ik zie alles wat je nodig hebt, veel bankstellen, een koelkast en een groot beeldscherm. Het ‘Walhalla van Texel’ laat zich nog het best omschrijven als een veredeld jeugdhonk.

Natuurlijk kan Johnny een lastpak zijn, dat weet iedereen, vertelt Henk Jan Klok. ‘Maar hij is ook een oude held van me. En van oude helden blijf je af. Ik was nog een jochie, toen ik voor het eerst helemaal naar Amsterdam reisde om Ajax te zien. We hadden een zak met boterhammen mee en we moesten op het postkantoor overnachten want er ging ’s avonds laat geen boot meer terug naar Texel. ‘Ik kende Johnny helemaal niet, maar hij viel me meteen op. Door de manier van lopen vooral, zo mooi was dat. Net een hert. Dat beeld vergeet ik nooit meer.’

Hij leerde Johnny kennen tijdens de groots opgezette ­Gamma-zaalvoetbaltoernooien op het eiland. Dat was altijd een gekkenhuis, zegt Klok. ‘Johnny speelde nog in Frankrijk toen hij voor het eerst meedeed. Ik zie hem nog aan komen rijden in zo’n allejezus dikke BMW, met een Frans kenteken. En voetballen die gozer... Met Gerard van der Lem en Leo van Veen, niet te geloven, joh. Een genot om naar te kijken. En tussendoor gewoon een peukie en een potje bier, prachtig vond ik dat. Ben je dan een held of niet? En via Theun leerde ik Johnny ook al snel persoonlijk kennen.

Oordeel van Henk Jan: ‘Iedereen die hem nu loopt af te zeiken, mocht vroeger niet eens z’n veters strikken. ­Rensenbrink-Cruijff-Rep is de beste aanval die we ooit gehad hebben. Johnny heeft veertien grote finales gespeeld hè? Vergis je niet. Dat is veel hoor, veertien!’

Wat voor een man leerde Henk Jan Klok kennen?

‘Een hele lieve, aardige schat. Een heel verlegen man ook. Zes jaar geleden, ik had net m’n café verkocht en hij zat te klooien met z’n tweede of derde vrouw, heb ik gezegd: we huren een camper en we gaan naar Frankrijk. Daar was ­Johnny al snel voor te porren. Zijn we tien weken weggeweest samen.

‘Dan kom je dus in Saint-Étienne en wil je niet weten wat er allemaal gebeurt. Daar houden de mensen van Johnny. Niemand uitgezonderd. Iedereen wil Johnny vastpakken en even knuffelen. Zijn komst was aangekondigd door L’Équipe, de sportkrant. Onze camper stond groot op de voorpagina! Dit is mijn château, had Johnny gezegd. Hadden we meteen genoeg reclame voor dat verhuurbedrijf gemaakt ook. Begrijp je?

‘Ze snapten er trouwens weinig van dat we met een camper aan kwamen zetten. Dat vonden ze weinig toepasselijk voor de grote ster van weleer, dus we werden meteen in een luxe hotel ondergebracht. Een suite zo groot als m’n huiskamer. Miss Frankrijk logeerde er ook, weet je wel, zo’n hotel. Dan zie je dus opeens het contrast. En toen moesten we nog naar Corsica...’

‘Zo heb ik veel oude vrienden van Johnny ontmoet, allerlei soorten mensen, van multimiljonair tot de hele gewone mensen. Iedereen houdt van hem. Mensen die ons zagen rijden met die camper begonnen spontaan te toeteren! Overal waar we kwamen stond alles klaar, van vervoer tot accommodatie, eten, drinken, noem maar op, dat was ook zo mooi. Een onvergetelijke reis.’

‘In Frankrijk merkte ik pas echt hoe groot Johnny is geweest als voetballer, hoeveel hij heeft betekend voor die mensen daar. En toen zag ik ook hoe moeilijk het moet zijn om beroemd te zijn. Je hebt altijd een beeld voor je, maar naarmate je ouder wordt, prik je daar wat makkelijker doorheen en denk je: is dat allemaal wel zo leuk? Reken maar dat die voetbalwereld een harde wereld is. Als je dan even buiten de pot pist, zoals Johnny natuurlijk wel eens heeft gedaan omdat hij ook maar een mens is, dan krijg je de rekening gepresenteerd.’

De voetbalwereld heeft Johnny mede gevormd, denkt Klok. De voetbalwereld heeft Johnny vertroeteld en gekoesterd. En later ook weer uitgekotst.

‘Johnny is een mens,’ zegt Klok. ‘Een echt mens. En ieder mens heeft z’n tekortkomingen. Maar ik merk dat hij altijd op z’n gemak is, bij mij op Texel. Dan is-ie onder mensen die niks van hem willen, die zich niet over zijn rug willen verrijken. Daarom nam-ie Theun vroeger ook altijd mee, Theun naait hem niet.’

Hoe was het in de donkere dagen, toen Johnny te veel dronk? Heeft hij hem daar wel eens op aangesproken?

‘Nee,’ zegt Henk Jan. ‘Maar toen we tien weken weggingen met die camper, heb ik wel tegen hem gezegd: het lijkt me een goed idee als we allebei niet gaan zuipen, want dan slaan we elkaar de hersens in. En daar hebben we ons ook aan gehouden. Een glaasje wijn bij het eten, dat wel, maar we zijn nooit doorgezakt. Hadden we ook geen behoefte aan. Als Johnny alleen op z’n flat in Wormermeer zit, slaat de verveling misschien wat eerder toe.

‘Natuurlijk heb ik wel eens gedacht: lul dat je d’r bent. Maar ik hou van hem. Ieder mens heeft een zwakke kant en daar is niks mis mee. Maar in Johnny zijn geval, omdat hij enige bekendheid geniet, gaat meteen z’n kop eraf. Dat verafschuw ik.

‘Ik herinner me vooral de grandioze voetballer. En dat doen ze in Saint-Étienne en Bastia dus ook, daar ben ik wel achter gekomen. Daar is Johnny God. Overal waar we kwamen werd dat plaatje van Mickey3D gedraaid, jeugd met camera’s erbij, we moesten echt een paar keer ontzet worden omdat het te druk werd. Ik dacht: wat overkomt me nou? Ik heb ook de nodige handtekeningen staan uitdelen omdat Johnny me overal introduceerde als een beroemde, Nederlandse rugbyer. Net als vroeger met Theun, die hij introduceerde als Ruud Krol.

‘Dat is echt zo’n contrast, zoals Johnny in Nederland wordt behandeld en hoe ze in Frankrijk met hem omgaan. Dat is een wereld van verschil. Zo kan het dus ook, dacht ik meteen.’

De relatie met Annabel is zijn redding, zegt Klok.

‘Johnny kan niet alleen zijn. Hij moet een vrouw hebben. En tussen vier muren wordt hij gek. Maar dat is logisch, als je altijd in zo’n wereld hebt gezeten terwijl je eigenlijk heel verlegen en bescheiden bent. Dan wil je maar één ding: hem smeren... Dat is menselijk en dat snap ik.

‘Zoals ik zeg, Johnny is een lieve schat, er zit geen kwaad bij. Gewoon normaal, weet je wel. Maar hij is dus wel wereldberoemd. Als ik een paar glazen te veel drink, zal het iedereen verder aan z’n reet roesten, maar als Rep het doet, wordt er meteen over hem geoordeeld. Dat is de tol van de roem. Als Johnny een keer bezopen is, denken ze dat-ie altijd bezopen is. Maar dat valt allemaal reuze mee.’

Weet hij uit betrouwbare bron.

‘De laatste jaren heeft Johnny weer plezier in het leven, is de gezelligheid ook terug. Hij groeit en bloeit weer. Hij heeft het erg naar zijn zin in Spanje, in die Nederlandse enclave. Het restaurant van Annabel loopt ook lekker, daar heeft-ie ook lol in. Dat is toch prachtig allemaal?

‘In mijn ogen is Johnny nooit een klassieke alcoholist geweest. Hij dronk uit verveling. En uit angst voor de grote wereld, omdat-ie zo populair was. Daar is hij in Spanje en Frankrijk natuurlijk ook mee opgegroeid, ’s middags en ’s avonds stond er altijd wijn op tafel. Dat kennen we hier in Nederland niet zo.

‘We gingen naar de competitiewedstrijd Saint-Étienne - Bastia. Het stadion zat bomvol, Saint-Étienne leeft weer een beetje tegenwoordig, er zaten 40.000 mensen op de tribunes geloof ik. Wij zaten op het ereterras, met onze naam op de stoel. Voorafgaand aan de wedstrijd werd Johnny geëerd. Hij stond eerst een beetje schichtig op het veld en toen begonnen ze, a capella van alle kanten, Johnny Rep! Johnny Rep! Johnny Rep! te scanderen, van tribune naar tribune. Iedereen deed mee, zowel de supporters van Saint-Étienne als die van Bastia. Het gezang hield minutenlang aan. Nu ik het vertel krijg ik weer kippenvel. Live op televisie, vijf camera’s om hem heen, dat was zo mooi man... Geloof me, Johnny is in Saint-Étienne een grotere ster dan Platini. Want met één belangrijk verschil, Johnny is altijd makkelijk benaderbaar gebleven. De meeste vedettes zijn eikels, maar Johnny is allesbehalve een opschepper.’

Als Johnny het zelf niet zegt, moet iemand anders het maar doen.

Op zoek naar diepere gronden zegt Theun de Winter, die andere grote vriend op Texel, dat ‘Johnny altijd is afgeschilderd als een Pietje Bell’. ‘Hij had altijd een lach op z’n gezicht. En daarnaast maakte hij belangrijke doelpunten. Z’n bijnaam ‘goudhaantje’ impliceert dat er een soort toeval in het spel was. Die jongensachtigheid heeft er ook voor gezorgd dat hij na zijn actieve voetbalcarrière nooit helemaal serieus is genomen. Omdat mensen het beeld hadden dat hij het zelf ook niet helemaal serieus nam. Dat heeft Johnny zeker parten gespeeld.

‘Johnny is tot op de dag van vandaag eigenlijk een groot kind gebleven. Vandaar ook al die poep-en-piesgrappen van hem. Hij is redelijk anaal gefixeerd, zit de hele tijd scheten te laten, het liefst in je gezicht. Daar werden z’n medespelers vroeger ook wel eens moe van. Terwijl dat gewoon voetbalhumor is.

‘Ik denk, als we toch gaan psychologiseren, dat de plotselinge dood van z’n moeder, Aaf, hem enorm heeft aangegrepen. Ze liep even naar boven om wat te halen en viel zo dood neer. Die moeder heeft Johnny later erg gemist. Want vergis je niet, Johnny was een echt moederskindje. Hij hing erg aan haar. Na haar dood heeft hij zijn verdriet vooral gedeeld met Johanna Mulder.

‘Zowel Johanna als Jan liep weg met Johnny. Johanna heeft me later wel verteld dat Johnny echt heeft zitten snikken, die dag na de dood van zijn moeder. Dat verwacht je misschien niet meteen van hem. Want Johnny praat moeilijk over zijn gevoelens, dat heeft hij helemaal afgedekt. Hij blijft wat dat betreft redelijk oppervlakkig. Je moet de woorden er soms echt uit trekken bij hem.’

‘Ik speelde bij Feyenoord,’ zegt Johnny. ‘En werd van het veld gehaald, door Ab Fafié en Willem van Hanegem. Zij vertelden dat mijn moeder plotseling was overleden. Dat was even schrikken, in de kleedkamer. M’n broer Rob zat toevallig ook in Rotterdam, op een sinaasappelveiling. Ja, dat was minder leuk. Een behoorlijke klap. Ze was in de loop der jaren zwaar overspannen geraakt, drie van die etterbakkies zoals wij viel natuurlijk ook niet mee. Het was een beetje alles bij elkaar, ruzies in de familie, het ging ook niet altijd even lekker in de zaak.

‘In de acht jaar dat ik in het buitenland was, is mijn moeder zeven jaar bij me geweest. En m’n vader ook trouwens. Daar kan ik me absoluut niet schuldig over voelen. Mijn moeder was gek van onze kinderen, dat waren haar eerste kleinkinderen. Zij was graag bij ons in Spanje en Frankrijk. Wist je dat een zuster van m’n moeder ook met een Rep is getrouwd?’

En dan, een blik over mijn schouder werpend: ‘Nee, dat meen je niet, wat ik nu zie... Zie je die blonde? Dat is Micky, ze woont in Tavira. Met d’r dochter Jet en kleindochter Benthe, super zeg.’

Waarom is Johnny niet geëindigd als George Best?

‘Die vraag heb ik me ook wel eens gesteld,’ zegt Theun de Winter. ‘Johnny had namelijk net zó kunnen afglijden. Dat hebben z’n vrienden op Texel ook wel een beetje weten te voorkomen, denk ik. Iemand als Henk Jan Klok vertelde hem wel de waarheid hoor, als dat nodig was. Henk Jan kan soms echt bars doen. Zo van: en nou is het afgelopen godverdomme! Henk Jan heeft mij ook wel eens een drank gerelateerd standje gegeven. Wat dat betreft heeft die sociale controle op het eiland Johnny veel goed gedaan, denk ik.’

Je krijgt moeilijk hoogte van Johnny, zegt Theun, in navolging van velen. ‘Van wat hem nou echt beweegt. Ik weet ook niet of hij daarover nadenkt. Zoals ik dat wel doe. Als je een beetje zelfkritisch bent, monter je daar niet echt meteen van op. Maar Johnny heeft z’n sores altijd stelselmatig opzijgeschoven.’

De Winter noemt Bram Bakker ‘een psychiater voor de bühne’. ‘Een Popie Jopie. Zo’n man vindt het interessanter om met iemand als Johnny te koketteren dan hem echt te helpen. Bakker zei tegen Johnny: “Schrijf het allemaal maar eens op, dat heeft misschien een therapeutische werking.” Dus kwam Johnny bij mij terecht en vroeg: kan jij dat niet doen? Ik zei: nee, het maakt juist onderdeel uit van de therapie dat zoiets uit jezelf komt. “Ga schrijven,” zei ik tegen Johnny. “Het hoeven geen complete zinnen te zijn, maar zet het op papier.” Dat wilde ik niet voor hem doen. Daarvoor staat Johnny te dicht bij me. Ik zou hem te veel ontzien, denk ik. Uiteindelijk is het een heel brave biografie geworden.

‘Ik heb trouwens ook nog nagedacht over een passende ondertitel voor het boek. ‘Buitenbeentje’ lijkt me wel toepasselijk.’

Over de Johnny Rep Classic van 2016 kunnen we verder kort zijn, die duurde voor Johnny slechts twee (!) kilometer, toen brak hij zijn ketting.

‘Kijk, daar loopt m’n dochter,’ zegt Johnny na afloop in het Stayokay, wijzend.

Entree Cindy Rep. Een frisse blondine van voor in de veertig. Ze heeft, in tegenstelling tot vorig jaar, nu wel meegefietst, zegt ze. Van enige uiterlijke gelijkenis is onmiskenbaar sprake. Ze kijken allebei op dezelfde manier uit hun ogen.

‘Is dat positief of negatief?’ vraagt Cindy.

Over haar jeugd heeft ze niks te klagen, zegt ze.

‘Ik was twee jaar toen ik met mijn ouders naar Spanje verhuisde, daar is m’n broertje geboren. Echte levende herinneringen heb ik er niet aan, maar ik weet nog wel dat ik daar erg gelukkig was. We woonden in een appartementencomplex, met een zwembad, veel gelukkiger kan je een klein kind niet maken. Ik weet ook dat m’n moeder daar erg blij was. Zoiets voel je, als kind.’

Cindy praat niet over ‘Johnny’ of ‘John’. maar zegt vooral ‘hij’ of ‘hem’.

Nee, het was geen doorsnee gezin, alles was mogelijk, lekker eten en drinken, gezelligheid alom. ‘Johnny leefde als een gast in zijn eigen, bourgondische huis. Ik weet nog goed dat het een keer helemaal vol zat. En toen iedereen zich na het diner opmaakte om naar huis te gaan, trok hij ook zijn jas aan... Toen zei mijn moeder: “Blijf jij maar zitten.” zo’n type dus. Maar die vier jaar in Frankrijk waren echt geweldig. Ik spreek nog steeds vloeiend Frans, dat heb ik daar in elk geval aan overgehouden.’

Wat voor een vader is Johnny voor haar geweest, vraag ik. ‘Geen,’ zegt ze, zonder al teveel terughoudendheid. Misschien had hij wel nooit vader moeten worden, denkt ze wel eens. Ja, natuurlijk heeft ze daar verdriet om gehad. Johnny weet tot op de dag van vandaag niet hoe hij als vader met haar als dochter om moet gaan. ‘Dat vind ik wel eens jammer, hij is een soort emotionele analfabeet.

‘Ik ben tamelijk onzeker omdat hij er vroeger nooit was. Ik heb vaak het gevoel gehad, dat ik niet belangrijk genoeg was om er te zijn. Ik vertrouw weinig mensen, leef in een klein wereldje en hoef ook niet meer. Ben al zo vaak op m’n bek gegaan… Daardoor kan ik me in vriendschappen ook niet volledig geven. Ik kan slecht tegen sleur, zo zijn wij niet opgevoed. Maar ik zit er wel in, puur omdat ik de cirkel zelf zo klein mogelijk wil houden. Ik kan volgens mij veel meer, maar de durf ontbreekt.’

Nee, met haar vader kan ze er niet goed over praten. Dan reageert hij geprikkeld. En hij wil het ook niet weten, zegt Cindy. Johnny vindt het niet alleen moeilijk zijn gevoelens te uiten, hij kan sowieso niet met vrouwen praten, denkt ze wel eens. ‘Tenzij hij iets van je wil, dan kan ie een enorm charmeoffensief inzetten.’

Het zit een beetje in de familie, zegt Cindy. De ‘Reppies’ hebben nooit echt met elkaar gecommuniceerd. Na het overlijden van haar oma bijvoorbeeld, is er nooit meer over haar gesproken. Het verdriet is naar binnengeslagen, zegt Cindy.

‘Mijn moeder is een spirituele vrouw. Ze heeft nog steeds een zwak voor Johnny. Ze hebben veel meegemaakt samen. Ze heeft hem ook altijd verdedigd, dat vind ik erg lief van haar, maar het is een hele moeilijke man om mee te leven. Eigenlijk is er niet met hem te leven, daarom vind ik het ook zo knap van Annabel. Dat is echt een schat, mag ook wel eens gezegd worden. Sinds mijn vader met haar omgaat, gaat het een stuk beter met hem, dat zie ik ook wel.

Annabel is oprecht geïnteresseerd. Zij compenseert het gedrag van mijn vader. Annabel zou zijn redding wel eens geweest kunnen zijn. Ik hoop het. Maar ook zij gaat hem nooit helemaal van de drank af krijgen. Dat kan hij alleen zelf.’

Het is haar grote angst, zegt ze, dat hij ooit zal bezwijken aan een alcohol-gerelateerde ziekte. Soms denkt ze dat hij bang is. Bang voor alle gevoelens die loskomen, als hij niet drinkt. Johnny onderdrukt z’n verdriet. ‘En dat valt misschien wel helemaal terug te brengen tot zijn jeugd, toen hij als jongetje van drie enige tijd uit huis is geplaatst omdat mijn oma in het ziekenhuis was opgenomen. Hij werd dus in één klap uit zijn veilige omgeving gehaald, dat kan voor een klein kind ingrijpende gevolgen hebben. Nee, dat heb ik hem zelf nooit gevraagd. Ik krijg toch geen duidelijk antwoord. Als ik wel eens naar zijn gevoelens vraag, komt ie met zo’n rare opmerking dat ik denk: laat maar zitten.’

Toch is hun persoonlijke relatie niet altijd zo goed geweest als nu, zegt ze. ‘In de periode dat hij getrouwd was met Paula heb ik zó veel verdriet gehad… Hoe kan een normaal mens, iemand die over het algemeen vrij zuinig was op z’n centen, zo onverantwoordelijk met geld omgaan bijvoorbeeld? Mijn moeder zegt: geld heeft ons alleen maar ellende gebracht. En in feite heeft ze nog gelijk ook.

‘Tuurlijk hou ik van hem. Ik heb mijn vader altijd op een voetstuk geplaatst. Ik heb hem altijd verdedigd, ik vond hem geweldig. Totdat ie met Paula omging, toen is ie weer heel hard van dat voetstuk afgevallen. Dat was een sterk staaltje midlifecrisis. Hij zoop zich helemaal klem, zat aan de coke, noem het allemaal maar op.’

‘En dan werd ie ook nog eens vader… Ik ben niet bij dat huwelijk geweest, uit protest. Ik vroeg hem: je bent voor ons al amper een vader geweest, ga je dat nou nog een keer doen? Ja maar, zij wilde het zo graag, zei hij toen. Soms denk ik wel eens: hoe krijgt ie het voor elkaar? Waarom kan hij niet gewoon een opa zijn zoals alle andere opa’s? Een opa, die uit zichzelf aan een verjaardag denkt. Maar nee, hij leeft nog steeds van moment naar moment.’

De laatste jaren zijn de banden weer wat aangetrokken, het simpele feit dat Cindy aanwezig is op Texel, om samen met haar man mee te fietsen, zegt wat dat betreft genoeg.

‘Het blijft toch je vader,’ zegt ze. Wel hoopt ze dat haar vader de drank ooit helemaal kan laten staan, of in ieder geval verder kan minimaliseren. ‘Want dat heeft ie helemaal niet nodig. Hij heeft een paar jaar geleden nog een tijdje bij mij in huis gewoond, om te revalideren na een ongelukkige val met de fiets. Dan zei ik tussen de middag wel eens tegen hem: “kan je niet de hele dag zo zijn? Zo lekker fris?” Maar dat is ijdele hoop, vrees ik. Hij bagatelliseert het probleem. Hij ziet het niet, dus is er ook geen probleem. Dat was ook het eerste wat hij zei, toen hij die afkickkliniek uitkwam: ik heb geen probleem.’

Omdat ze samen acht jaar in het buitenland hebben gewoond is de familie emotioneel erg aan elkaar verbonden, zegt Cindy. Daarom was ze ook zo lang boos, maar dat heeft ze nu losgelaten. ‘Mijn moeder zei altijd: “ik heb geen twee, maar drie kinderen”. Bram Bakker, de psychiater, zei ooit: “hij is ongrijpbaar”. Dat is wel het goede woord, denk ik. De grote ongrijpbare.

‘Dat op en neer gereis de hele tijd, daar zit ook een hoop onrust in. Hij kan niet tussen vier muren zitten, dan wordt ie helemaal gek. Dat had ie vroeger ook al. En daar werd mijn moeder op haar beurt ook weer heel onrustig van, dat hij geen minuut thuis kon zitten. Het huis was een soort doorgangshuis voor hem. En als we dan een keer met z’n allen aan tafel zaten, dan sprak hij vaak tegen zichzelf. Echt. Dat heb ik altijd een behoorlijk eigenaardig afwijking gevonden.

‘Ik ben ook keihard tegen hem geweest. Heb de vreselijkste dingen tegen hem gezegd. Maar daar meen ik natuurlijk niks van. Daarvoor hou ik veel teveel van hem Maar ik dacht: laat ik het ook eens hard zeggen, misschien gaat hij dan een keer nadenken.’

Wat beweegt Johnny?

‘Je wil er graag achter komen,’ zegt Cindy. ‘Maar je komt er toch niet achter. Jij ook niet. Vandaag vertelt ie dit, morgen zegt ie dat.’