12

Torremolinos, La Carihuela,
casa de Annabel (II)

Annabel, kun je een pan water opzetten, vraag ik. Ik denk dat ik maar eens ga douchen...

‘Welnee joh,’ zegt Johnny meteen. ‘Kom!’ Hij neemt me mee naar buiten. Johnny doucht niet zoals wij douchen, ook niet als er wél warm water is. Hij gaat me voor naar het zwembad in de gemeenschappelijke tuin.

‘Hé krijg nou wat,’ zegt hij, wijzend naar de douche. ‘Daar ligt nog steeds datzelfde stukje zeep wat ik daar vorige week...’

De hond bij de buren begint verschrikkelijk hard te blaffen.

Johnny slaat de handdoek van z’n schouder, duikt in het ultrafrisse water en trekt een paar baantjes, de steeds sterker wordende zon niet schuwend. Dan stapt hij het zwembad uit, loopt naar de douche en begint zich van top tot teen in te zepen, z’n zwembroek zo nu en dan even optrekkend. ‘Heerlijk,’ zegt hij. ‘Ik zou niet anders meer willen.

Moet jij niet douchen? Dan ga ik wel even een ontbijtje maken.’

Annabel zegt dat ze de boodschappen voor het restaurant gaat doen. ‘Kunnen jullie eindelijk een beetje rustig praten.’

‘Ik heb het eigenlijk mijn hele leven naar mijn zin gehad,’ zegt Johnny, languit liggend op een tuinbank. Er klinkt plotseling enige weemoed door in zijn stem. Met Spike, de onooglijke – maar juist daarom zo mooie – bastaardhond aan zijn voeten, praat Johnny voor het eerst over het grote Ajax, over het onoverwinnelijke elftal uit de jaren zeventig. Over z’n oom Jan, die naar de grammofoonplatenzaak van Jaap van Praag was gegaan om de voorzitter van Ajax te vertellen dat hij ‘een leuk voetballertje’ had gezien in de familie. Na dat bezoek kwam Cor Brom, destijds trainer bij Ajax, een kijkje nemen bij ZFC, en zo is het allemaal begonnen. Je kunt het je nu niet meer voorstellen, in een wereld waar scouts wereldwijd over elkaar heen struikelen.

‘Ome Jan was een tien jaar jongere broer van m’n vader,’ zegt Johnny. ‘Ja, een echte voetballer. Maar hij kreeg al op jonge leeftijd tbc, dus hij was weer snel uitgevoetbald... Hij is inmiddels ook alweer een tijdje overleden, ome Jan, helaas. Mijn vader wilde trouwens helemaal niet dat ik ZFC verruilde voor Ajax. Echt niet, daar was hij fel op tegen. Hij heeft er alles aan gedaan om me op andere gedachten te brengen. Ik twijfelde zelf ook wel een beetje. Bij Ajax kwam ik in de A-junioren terecht, bij ZFC speelde ik al in het eerste elftal.

‘KFC-ZFC... Geloof me, dat waren echte derby’s, te vergelijken met Real Madrid-Atletico Madrid... Tegenwoordig stelt het voetbal in de Zaanstreek niks meer voor, zeker niet na al die fusies, dat is achteraf toch niet zo’n succes gebleken. Echt zonde dat al die mooie amateurclubs naar de gallemiezen zijn gegaan.

‘Mijn vader zal gedacht hebben dat het beter was om nog een jaartje bij ZFC te blijven. Of dat nou was omdat hij het beste met mij voor had, of uit liefde voor de club ZFC, dat weet ik niet... Maar ehh... Uiteindelijk heb ik zelf de knoop doorgehakt, op m’n zestiende. Een beetje geholpen door André Kraan, destijds belast met de afdeling jeugdzaken bij Ajax. Hij heeft me het laatste zetje gegeven om het gewoon te doen.’

Omdat Johnny er ‘eentje een schop had gegeven’, op een toernooi met ZFC, stond er nog een schorsing van vier wedstrijden open, ten tijde van zijn overgang naar Ajax. ‘Wegens natrappen, geloof ik,’ zegt Johnny. ‘Ik kon me op die leeftijd moeilijk beheersen, maar ja, ik reageerde me vaak alleen maar af omdat ik eerst zélf een schop kreeg. Ik deed zoiets nooit zomaar. Maar als ik zelf de ene na de andere tik kreeg, dan kon ik wel eens een keekie teruggeven.’

‘Vanwege die schorsing belandde ik dus van het eerste elftal van ZFC 1 in de A2 van Ajax. Dat was me wel een verschilletje... Al was het alleen maar in financieel opzicht. Ik had nog geen contract bij ZFC, maar kreeg wel een vergoeding. Dat stelde niet zoveel voor hoor, maar die vijf tientjes bij een overwinning zijn toch lekker als je zeventien jaar bent. Dat geld moest ik voortaan missen want het duurde nog wel even voordat ik mijn debuut zou maken in het eerste bij Ajax...’

Via de A2 speelde Johnny een paar weken later al in de A1, met jongens als Sjoerd Ruiter, Corrie ten Bosch, en Dick Visser. Later, bij de beloften, kwamen daar nog Gerrie Kleton en Johan Neeskens erbij. ‘Niet zo heel veel bekende namen,’ zegt Johnny. ‘Zo’n goede lichting was het kennelijk niet. Met wie ik nog meer in de jeugd van Ajax heb gespeeld? Pfoe... Ik zou het niet meer weten. Dat is ook allemaal zo allejezus lang geleden.’

Hij werd getraind door Han Grijzenhout en Bobby Haarms, dat weet Johnny nog wel. Maar een verpletterende indruk heeft Ajax nooit op hem gemaakt. ‘Het is niet zo dat ik meteen heel erg onder de indruk was van de club en het niveau,’ zegt hij. ‘Met ZFC B1 hadden we recent nog met 4-1 van Ajax gewonnen, in Amsterdam. Dus voor mij was het allemaal niet zo bijzonder. Ik keek ook niet op tegen Ajax of zo. Neuh. Dat heeft niks met bluf te maken, maar ik ben nou eenmaal niet zo snel geïmponeerd. Later ook niet, in die grote stadions, met 100.000 toeschouwers. Dan was ik juist op m’n best.

‘Als we uit tegen Excelsior speelden, zag je me bijna niet. Dat kon mij niet echt motiveren, die hele sfeer en entourage, vond ik niks. Zulke wedstrijden speelde ik aanwijsbaar minder. Ik weet ook niet hoe dat kwam... Deed ik niet expres, kon ik niks aan doen, maar d’r viel geen eer aan te behalen vond ik, uit tegen Excelsior. Ik denk dat dat het was.

‘Als ik in vorm was, zat het stadion vaak vol... Heel toevallig... Lege stadions motiveerden me niet. Kijk maar eens naar de Italiaanse competitie, daar heb je veel van die halflege stadions. Afschuwelijk lijkt me. Nee, dan Engeland. Daar kon ik geen slechte wedstrijden spelen, vond ik prachtig daar. Ook al waren ze tegen me, als het maar vol zat, dat gaf me een kick.

‘Dat gevoel van euforie heb ik na mijn carrière nooit meer gehad. Ik denk dat iedere oud-voetballer het voetbal mist. Zeker op ons niveau. Wat wij allemaal hebben meegemaakt... Wie speelt er nou twee WK-finales? Ja, ze zijn er wel, maar op de vingers van twee handen te tellen.’

‘Sjoerdje Ruiter was een van de betere spelers in de jeugd bij Ajax destijds. Hij leek erg op Johan Cruijff, met dat sluike haar, z’n spichtige uiterlijk en z’n hele motoriek. Maar toen schreef journalist Maarten de Vos een keer dat hij ‘de nieuwe Cruijff’ had gezien, met grote koeienletters op de voorpagina van dagblad De Tijd. En daar kon Sjoerdje dus niet zo goed tegen. Vanaf dat moment was het afgelopen met hem, ging het zooeeffff, naar beneden. Ik geloof niet dat hij van huis uit veel steun heeft gekregen, Sjoerdje. Daardoor is hij later in een diep gat gevallen. Was ook een veel te lieve jongen voor het harde profmilieu. Maar daar is dus wel een geweldige voetballer aan verloren gegaan. Sjoerdje was de beste Ajacied die nooit in het eerste elftal van Ajax heeft gespeeld.’

‘In 1969 zijn we met de hele A1 naar de finale in Madrid geweest, die Ajax met 4-1 verloor van AC Milan. Verzamelen bij de sigarenzaak van Sacksioni, vader van de latere gitarist, Harry Sacksioni, die zat ook bij Ajax, in de A2. Mijn broer Rob heeft ook nog een jaartje in de A2 bij Ajax gespeeld, daarna ging hij snel terug naar ZFC. Niet geschikt.’

Johnny vertelt over een EK-finale met de UEFA-jeugd tegen Oost-Duitsland in Schotland. ‘Bertje van Marwijk deed mee, Neeskens, René van de Kerkhof, Leen Barth op doel, Wim Rijsbergen. Ken je die nog? Leen Barth? Ik scoorde die wedstrijd trouwens tegen dezelfde doelman als later op het WK. Je kan niet alles onthouden, maar dat soort dingen dus wel. Later heb ik zelfs nog eens voor een derde keer tegen hem gescoord, met Feyenoord tegen Hibernian... Het was dat het in de krant stond hoor, de volgende dag, anders had ik het niet geweten.’

Gevraagd naar het routeschema, van Zaandam naar stadion De Meer, zegt Johnny: ‘Vier keer in de week op de fiets naar het station in Zaandam, met de trein naar Amsterdam en dan in Lijn 9 naar De Meer. Snel eten, want ik werkte dat eerste jaar ook nog, bij mijn vader in de fruithandel. Ik heb na de A1 ook nog twee jaar in de B-selectie van Ajax gespeeld, terwijl Neeskens bijvoorbeeld allang was aangesloten bij het eerste elftal. Ik heb in de B-selectie van Ajax ook nog met Louis van Gaal gespeeld, een jaartje. Nee, ik had niet veel contact met hem. Louis kon best wel leuk voetballen, hij stond in de spits. Hij was alleen niet zo snel, daarom was hij niet goed genoeg voor Ajax.’

B-contracten bij Ajax stelden niet veel voor, aldus Johnny. ‘In eerste instantie kreeg ik gewoon een overschrijvingsformulier opgestuurd, per post. Verder was er helemaal geen contact geweest, dat is toch best wel apart? Nee, echt blij was ik niet. Het zei me niet zoveel, eerlijk is eerlijk. Het moment waarop ik bij de A-selectie van Ajax kwam, ben ik eigenlijk alleen maar als een gek gaan trainen in de zomer, ook voor mezelf. Ik was blij, natuurlijk was ik blij, maar ik was niet euforisch. Ik had eerlijk gezegd niet zoveel met Ajax. En nog steeds niet trouwens. Feyenoord is me net zo lief. Mijn voorkeur gaat meer uit naar die twee clubs in Frankrijk, SC Bastia en AS Saint-Étienne.

‘Volgens Van Praag en co mocht ik blij zijn dat ik bij de A-selectie van Ajax zat, het contrakkie dat ik kreeg aangeboden was navenant, zeer bescheiden. Het bestuur was van mening dat het een voorrecht is om bij Ajax te voetballen. Dat vinden ze volgens mij nog steeds wel een beetje daar.

‘Daarnaast kreeg je een overwinningspremie van 25.000 gulden per wedstrijd, maar dan moest je wel spelen. Als je op de bank bleef zitten, was dat maar 6000 gulden. Dus ik zat Kovács de hele tijd met een vragende blik aan te kijken, zo van: haal die Swart er nou een keertje uit. Ik wilde het veld in, dat scheelde me godverdomme 19.000 gulden. Maar mooi niet! Hij durfde me er gewoon niet in te zetten, of hij durfde Swart er niet uit te halen, zo kan je het ook zeggen. Terwijl ik op dat moment al veel beter was dan Sjaak Swart. Veel sneller ook. Ik paste gewoon beter in het hele plaatje. Stond te trappelen als een jong paard. Als het even niet liep, moest ik meteen warmlopen. Nee, ik had er echt veel eerder in moeten staan. Maar Kovács wilde zo’n icoon van de club niet tegen de haren in strijken. Kovacs had de ballen niet om Swart eruit te halen, daar kwam het op neer. Uiteindelijk heeft Henk Groot, destijds een soort technisch manager bij Ajax, ervoor gezorgd dat ik meer speelminuten kreeg, heb ik achteraf gehoord. Daarom had Swart ook al zo’n hekel aan Henk Groot. Dat heeft Henk me later zelf verteld.

‘Mijn geduld is behoorlijk op de proef gesteld, in die eerste jaren, dat kan je wel zeggen. Ik stond op het punt om naar FC Twente te gaan, die boden een miljoen gulden voor mij, terwijl ik bij Ajax nog reserve was. Vond ik wel bespreekbaar want het duurde me allemaal veel te lang. Ik werd ongeduldig en FC Twente draaide redelijk mee aan de top. Die drang om te vertrekken had dus meer met het gevoerde beleid te maken dan met de concurrentie van Sjaak Swart. Gelukkig werd mijn geduld net op tijd uitbetaald. Toen ik er eenmaal in stond, scoorde ik aan de lopende band. Maar we moeten het niet te veel over Sjaak hebben...’

‘Kom,’ zegt Johnny, ‘we pakken even het fietsie. Dan rollen we zo naar beneden. Even kijken of we nog iets voor Annabelletje kunnen doen in het restaurant.’

Amper vijf minuten later zitten we op het terras van restaurant Uwe Majesteit, in de drukste winkelstraat van La Carihuela, parallel aan de boulevard. Johnny babbelt onverdroten door. Over zijn voorbeelden bijvoorbeeld, zegt hij: ‘Ik was persoonlijk erg gecharmeerd van Piet Keizer, eigenlijk meer dan van Cruijff. Dat had alles te maken met Piet zijn manier van voetballen. Zijn bevliegingen waren legendarisch, met die scharen van hem. Piet kon binnen twintig minuten een wedstrijd beslissen. Ja, Pietje mocht ik graag zien voetballen, vond ik prachtig.

‘Andere favorieten waren Garrincha en Stanley Matthews, die heb ik allebei nog zien spelen als kleine jongen. En George Best natuurlijk. Die Europa Cupfinale van 1968... Ik zestien jaar, speelde ook met afgezakte kousen, in het begin. Shirtje uit de broek, lang haar, daar was ik wel van gecharmeerd. Zijn voetbalcapaciteiten, maar ook zijn hele manier van doen. Daar heb ik goed naar gekeken vroeger, naar George. Ik ben trouwens ook nog eens met George Best op tournee geweest door Azië, wist je dat? Hele lieve, aardige jongen was dat, George. Waar waren we toen ook alweer? Wil jij een biertje?’

Nee, ik wacht even.

‘Kijk,’ zegt Johnny, plotseling op samenzweerderige toon. ‘Die overbuurvrouw daar, van dat winkeltje... Kijk dan!’

Johnny maakt een knikkende beweging met zijn hoofd. En zegt zachtjes: ‘Dat is een omgebouwde, volgens mij. Toch? Kijk eens goed. Wat denk jij? Ik weet het zeker hoor.’

Nou ja, ze heeft wel iets mannelijks.