10
Hotel Alfonso XIII, Sevilla
Johnny wil wel eens wat cultuur snuiven, zegt hij.
Na een wandeling door de tuinen van het koninklijk paleis, een tocht waar normaal gesproken een paar uur voor staat, houdt Johnny het na tien minuten voor gezien. Hij vindt er verder weinig aan. ‘Zo’n tuin.’
We besluiten het klassieke hotel Alfonso XIII te bezoeken, dat ligt immers op nog geen honderd meter van ons armzalige hostal, waar we een kamer hebben voor 65 euro per nacht.
In het statige hotel, daar waar koning Willem-Alexander – de echte – en koningin Máxima elkaar voor het eerst tegenkwamen, zit Johnny aan de bar en zegt: ‘Doe mij maar een Martini, met een citroentje. Dat is een lekker aperitiefje hoor. Dronk ik in Frankrijk ook wel eens. Ik had toen een vriendinnetje, die was daar gek op.’
En om zich heen kijkend: ‘Is dit een oude moskee of zo?’
En over het Nederlandse koningshuis: ‘Oh, is Máxima koningin tegenwoordig? Hoe kan dat nou? Als ze aangetrouwd is, dan kan ze toch nooit koningin worden? En als hij straks doodgaat, wat dan? Ze hebben drie dochters hè, dus een van die dochters zal straks wel koningin worden, die wordt nu al helemaal klaargestoomd natuurlijk.’
Johnny wil het nog even over de titel van het boek hebben. ‘Hoeren en snoeren in Andalusië, dat klinkt best wel mooi... Ja, zo gaan we het noemen. Maar we liggen er even goed vroeg in hoor, vanavond. Die hoeren kunnen de kolere krijgen.
‘Moet jij niet zo’n Martini? Djeuzus, kijk nou toch eens wat daar binnenkomt! Die is leuk zeg... Nee, dit is geen goedkoop hostalletje, dat zie ik ook wel.’
Genoeg van alle luxe wil Johnny terug naar het café waar we de voorbije nacht op schitterende wijze zijn gesneuveld. ‘Atun of zo. Wat een goeie tent was dat! Was dat met die eigenaresse achter de kassa, die niet met jou op de foto wilde? Die is van de belasting, dacht ze zeker. Of van de ziektewet. Ze schoot er als een dief in de nacht vandoor. Zullen we daar eens een konijntje gaan eten?’