23
Torremolinos, La Carihuela, restaurant Uwe Majesteit
We zetten samen het terras van het restaurant uit. Tafels, stoeltjes en kussentjes, alles staat volgens een vast patroon buiten. Net als de indeling van alle tafeltjes: een bloemetje, een peper- en zoutstelletje, een asbak hier en daar, tandenstokers ook; het duurt echt even voordat alles op z’n plaats staat.
In de keuken hangen twee oude wedstrijdshirts van Johnny, met rugnummer 16. Ajax-shirts. Twee is misschien wat veel, zegt Johnny.
De clientèle van Uwe Majesteit is overwegend Nederlands, veel gezichten keren elk jaar weer terug en zo is er een enorm ons-kent-ons-sfeertje ontstaan. Natuurlijk, het restaurant trekt ook allerlei vakantiegangers uit andere windstreken, maar Spanjaarden komen er vrijwel nooit eten, zegt Annabel. En dat is eigenlijk best jammer met zulke lekkere gamba’s uit de oven.
De band tussen de veelal Nederlandse uitbaters zelf is voor horeca-begrippen uiterst hecht te noemen. Als iemand in de penarie zit, wordt er onmiddellijk een benefiet voor de getroffen ondernemer georganiseerd. La Carihuela, de buitenwijk van Torremolinos die niet wordt gedicteerd door hoogbouw, is eigenlijk een klein dorp, zo heeft Annabel me al eens eerder toevertrouwd. En zij kan het weten, want Annabel is een oudgediende in La Carihuela. Ze spreekt vloeiend Spaans, kent iedereen in La Carihuela en iedereen in La Carihuela kent Annabel.
Na gedane arbeid – we hebben ook weer een uurtje langoustines staan pellen – eet Johnny een stoofpotje, liefdevol bereid door Annabel en drinkt er een glaasje witte wijn bij.
Klanten trekken, noemt Johnny het, zijn aanwezigheid op het terras van Uwe Majesteit. En verdomd, het werkt ook nog. Johnny entertaint eenieder en langzaam stromen het restaurant en het terras vol.
Annabel vraagt of we een tafel voor twaalf willen prepareren, er komt zo een groep Schotten.
Een tafel voor twaalf? Geen enkel probleem. Johnny loopt al te sjouwen wanneer hij meer dan enthousiast wordt begroet door een geblondeerde Amsterdammer. Hij zegt: ‘Ja, tuurlijk, ik ken je heel goed, ik weet precies wie je bent... Maar hoe heet je ook alweer?’
Dario.
‘O ja kut, Dario.’
De Amsterdamse volkszanger.
Het rumoer om hem heen negerend richt Johnny weer zich tot mij.
‘Ik ben misschien een jaar te lang gebleven bij Ajax,’ zegt hij. ‘Maar wel weer lang genoeg om de clash tussen manager Hans Kraay senior en vedette Piet Keizer van dichtbij mee te maken. Leuk was anders. Tijdens wedstrijdbesprekingen zat Piet gewoon met z’n rug naar Kraay toe... Dat ging helemaal niet goed. Pietje was natuurlijk ook een beetje teleurgesteld over het WK in 1974 en zijn beperkte rol daarin. De enige wedstrijd die hij speelde was tegen Zweden, zeker niet ons slechtste optreden dat toernooi. Het werd 0-0, maar ik had wel drie keer kunnen scoren als het iets anders was gelopen... Geen opgelegde kansen, maar allemaal kansen op kansen. Het was allemaal net-niet, die wedstrijd. Maar ja, daarna kwam Robbie Rensenbrink er weer in. En dat was ook wel weer logisch want Piet was over zijn hoogtepunt heen, terwijl hij eigenlijk nog helemaal niet zo oud was.
‘Ik heb die wissel sowieso niet zo goed begrepen. Als je met 2-0 van Uruguay hebt gewonnen, ga je Pietje er toch niet in zetten voor Robbie? Nou ja... Ik kon altijd goed opschieten met Piet en nog steeds. Misschien was het beter voor mijn ontwikkeling geweest als Piet me onder zijn hoede had genomen, vroeger, in plaats van Johan. Nu vertoonde ik kopieergedrag. Een vriend van me kwam een keer over naar Bastia en sprak me na afloop van een wedstrijd aan op m’n houding in het veld. Volgens hem stond ik net als Cruijff de hele tijd een beetje te wijzen waar ploeggenoten moesten lopen en zo. Hij vond me maar een vervelend ventje. Nu konden die spelers bij Bastia wel een beetje sturing gebruiken, tactisch waren ze niet zo geweldig, maar ik dacht wel: ho, ho, dat is niet wat ik wil.
‘Die vriend van me zat trouwens op de tribune met een halve ton in z’n zak. Dat was tegen Newcastle United en ik zou eigenlijk niet spelen. Ik kreeg de hele tijd ongedekte cheques. Dan kwam ik bij de bank en werd ik niet uitbetaald. Dus zei ik tegen de voorzitter: de volgende keer speel ik niet, als ik m’n geld niet krijg. Vlak voor die wedstrijd tegen Newcastle kreeg ik 100.000 francs, cash, in een dikke envelop. Dat was zo’n 50.000 gulden. Zo’n groot bedrag wilde ik niet in de kleedkamer laten liggen. Dus heb ik die envelop maar even aan m’n vriend gegeven, op de tribune. En na afloop zei hij dus: “Je lijkt Cruijff wel, met die handjes...”
‘Kijk, dat is natuurlijk ook een kwestie van vertrouwen. Ik wilde dat het goed ging met de club, dus als ik een back aan de binnenkant zag dekken, dan zei ik daar wat van. Om te voorkomen dat hij die fout nog een keer zou maken.’
Een Nederlandse voorbijganger vraagt of hij, samen met zijn vrouw, op de foto mag met Johnny. Het is een dagelijks terugkerend ritueel, iedereen wil met Johnny op de foto. Mag altijd. Johnny zegt nooit nee. ‘Zal ik m’n zonnebril even pakken?’ vraagt hij. ‘Anders willen ze straks allemaal met me op de foto en een handtekening... Dan wordt het helemaal niks met dat boek.’
Op dat moment barst er op de boulevard een enorm volksfeest los, horen we van een afstandje. Johnny kijkt me aan en zegt: ‘O ja kut. Dario! Zullen we maar even gaan kijken dan?’