29
Torremolinos, bar La Campana
Verse mejillones, een bord ongepelde langostinos, zeeschelpjes en een ijskoud glas Manzanilla, Johnny heeft een aardig bordje over de grens leren eten en een fijnzinnige smaak ontwikkeld. Voor vleeswaren moet je niet in La Campana zijn. Voor schaal- en schelpdieren daarentegen des te meer. Het vermoeden dat je zelfs downtown Torremolinos lekker kunt eten wordt in deze zaak, met zijn klassieke ronde tonnetjes voor de deur, bevestigd. Lang leve Spanje en de Spanjaarden zegt Johnny en heft het glas, uitbundig. In de vitrine liggen oesters, scheermesjes en andere schelpjes smaakvol uitgeserveerd op crushed ice.
Het doet Johnny denken aan zijn tijd als trainer op Texel, zegt hij.
‘Ik had toch niks te doen en werd gevraagd, dus ik dacht: dat is wel goed, ben ik er even uit. Ja, je zou het een vlucht kunnen noemen, voor zover je naar Texel kan vluchten dan...’
Dat was toch niet helemaal wat je van je trainerscarrière had voorgesteld, zeg ik.
‘Nee, dat niet... Maar ik had het eigenlijk allemaal al een beetje opgegeven, in die periode. Als je er op een gegeven moment uit ligt, dan kom je ook niet snel meer terug. Dus ja... Bovendien was ik nog lang niet helemaal mezelf... Het was inmiddels ook uit met Annemiek, m’n nieuwe vriendin. Was wel jammer, maar ja, als het over is, dan is het over hè? Voelde ik me ook klote over. Dat heeft alles bij elkaar wel een tijdje geduurd, die onrust... Zeker wel een jaar of vijf, zes. Niet dat ik nou zo’n rotleven heb gehad, helemaal niet zelfs. Ik ken mensen die meer dan twee keer zijn gescheiden. Maar sinds een jaar of acht heb ik het gevoel dat ik de controle weer enigszins in eigen handen heb.
‘Lekker hè, die visjes?’
We hebben er al een hele dagtaak op zitten, zegt Johnny.
Boodschappen voor Annabel gedaan. Check.
Garnalen gepeld. Check.
Terras uitgezet. Check.
De koeling aangezet. Check.
Groente in de groentelade. Check.
Vis en vlees in de koelkast. Check.
De Telegraaf gelezen. Check.
‘Heb je zin in een oestertje?’ vraagt Johnny.
We zijn, ter ontspanning, van La Carihuela naar Torremolinos gefietst, slechts een paar kilometer verderop, omdat Johnny mij een ‘paar homotenten’ wil laten zien. Hij mag de pensioengerechtigde leeftijd dan met rasse schreden naderen, Johnny laat zich niet regisseren. Alles gebeurt spontaan. Dan is Johnny op z’n best. En niemand hoeft hem te vertellen wat-ie moet doen., hij trekt z’n eigen plan.
Het leven overkomt Johnny. Misschien springt hij daarom ook wel steeds van de hak op de tak, dat is toch wel een karaktereigenschap van Johnny. Hier, in deze tapaszaak uit lang vervlogen tijden, begint Johnny weer over Sylvester, zijn jongste zoon. En hoe spijtig het is, dat hij hem nooit meer ziet. Of nou ja, nooit... In elk geval niet zo vaak als hij graag zou willen.
‘Met Annemiek ging ik een keer met vakantie, naar Corsica. Sylvester wilde graag mee, maar dat wilde z’n moeder niet. Ik weet ook niet waarom. Dus ja, wat kan ik er verder aan doen? Als zij de hele tijd zegt: hij wil niet, hij wil niet, hij wil niet... Die jongen kan er verder ook niks aan doen, die is volkomen gemanipuleerd. Hij weet niet wat hij echt wil, denk ik. Dus ja... Ik vind het jammer. Leuk is het in elk geval niet. Sterker, het doet wel pijn ja.’
De lach is verdwenen. We bestellen nog twee ijskoude Manzanillas; het zweet gutst over m’n rug. Het is het heetst van de dag.
Hoe kunnen mensen elkaar zoiets aan doen, vraag ik me hardop af.
‘Tsja,’ zegt Johnny. Hij weet het ook niet. ‘Het zal toch uit hemzelf moeten komen, vrees ik. En misschien wil-ie echt wel niet hè? Dat kan ook.’
Welk kind wil nou geen tijd met z’n vader doorbrengen, samen naar het voetballen en zo?
‘Nee, hij is geen voetbalfan.’
Weet ik veel, ik zeg maar wat, fietsen op Texel had ook gekund.
‘Daar is-ie toevallig vaak geweest met z’n moeder, op Texel, in het begin. Maar de laatste jaren krijg ik steeds meer het idee dat-ie bij me wordt weggehouden.’
Zie je Trudy nog wel eens, vraag ik.
‘Ja, bij m’n dochter, af en toe. We hebben verder volkomen normaal contact. Trudy blijft toch de moeder van m’n kinderen.’
Hij had het ook anders kunnen doen, laat hij zich ontvallen.
Hoe bedoel je, vraag ik.
‘Eenmaal klaar met voetballen was het leven eigenlijk één groot feest,’ zegt Johnny. ‘Anders kan ik het niet omschrijven. Dat is het nog steeds wel natuurlijk, het leven is één groot feest. Ik zou het op geen andere manier kunnen benaderen, maar toen was het wel even iets anders... Nu ben ik eerlijk gezegd allang blij dat ik weer een beetje lekker in m’n vel zit.
‘Onrustig ben ik eigenlijk al mijn hele leven, thuiszitten is niet mijn ding. Ik ben geen thuiszitter. Daarom noemden ze me vroeger ook wel een zenuwenlijder. Ik mag graag thuis zijn hoor, begrijp me niet verkeerd, maar niet continu. Als ik binnen zit, dan moet ik naar buiten.’
Johnny moet lachen om zijn eigen woorden. Hij weet ook wel dat hij niet de makkelijkste is om mee samen te leven.
In zijn vrije val naar beneden werd Johnny jaren geleden voorgesteld aan psychiater Bram Bakker, wederom op voorspraak van Trudy. Maar daar is hij ‘helemaal het type niet voor’, zegt Johnny. ‘Dat wist Bram ook wel. Je kan daar wel een beetje al je zielenroerselen op tafel gaan leggen, maar dan nog... Je moet het toch echt allemaal zelf doen. Niemand kan je daarbij helpen, alleen steun verlenen. Ja, ik geloof wel dat ik een behoorlijke binnenvetter ben. Volgens Brammetje was het destijds een goed idee om een boek te gaan schrijven. Prima gozer verder hoor, Brammetje. Dat zou wellicht een therapeutische werking kunnen hebben, zei hij. Nou ja, vandaar dus dat eerste boek.’
Dit is ook een soort therapie, zeg ik.
Johnny schiet in de lach.
‘We hebben daarna nog een tijdje geprobeerd om samen te wonen,’ zegt hij. ‘Trudy en ik – dat was na Paula. Maar dat ging helemaal niet goed. Na een paar maanden is ze weer pleite gegaan. Een paar maanden later hebben we het zelfs nóg even geprobeerd, je hoort, we hebben echt ons best gedaan...
‘Trudy zat ook een beetje in de knoop met zichzelf, volgens mij, was erg bezig met spirituele dingen allemaal. Leuk hoor, maar daar kan je mij beter niet mee lastigvallen. Daar word ik helemaal gek van. Als iets niet tastbaar is, is het niks voor mij. Hou ik helemaal niet van, dat zweverige gedoe. Maar wanneer we elkaar tegenwoordig zien, is het prima joh. Niks geen problemen mee.’
Je zou kunnen zeggen dat Trudy er werkelijk alles aan heeft gedaan om te redden wat er nog te redden was, uitgesmeerd over een periode van meerdere jaren.
‘Ja,’ zegt Johnny. ‘Maar Trudy heeft ook veel last gehad van die hele scheiding. Net als de kinderen. En ik ben zelf ook in een jarenlange dip terechtgekomen, dus eigenlijk is niemand er wijzer van geworden, die hele scheiding. We zijn allemaal de dupe, stuk voor stuk...’
Amen.
En dat gedoe met andere vrouwen, zegt Johnny, is ook al een tijdje over.