VII
14 juni 1978:
Nederland-Oostenrijk (5-1), 53. Rep 4-0
De WK-zevenklapper van Johnny wordt afgesloten met een simpel intikkertje.
‘En dan blijkt toch weer de waarde van die merkwaardige heren voorin,’ zegt een jonge commentator Theo Reitsma. ‘Of merkwaardige heren? Het zijn gewoon erg goede voetballers. Ineens zijn ze er. Daar komt die flits. En dan heb je een doelpunt. Rob Rensenbrink. En Johnny Rep. Attent.’
Die zeven WK-doelpunten hadden er eigenlijk veertien moeten zijn, zegt Johnny. ‘Dan was ik tevreden geweest. Nee, dat is niet overdreven. In de twee finales, tegen Duitsland en Argentinië, had ik eigenlijk twee keer moeten scoren. Ik had Nederland twee keer wereldkampioen kunnen maken... Met een beetje geluk.
‘Ik kan eigenlijk alleen maar ontevreden zijn, over beide finales. Over de kansen die ik níet heb benut. Daar heb ik achteraf best moeite mee. De man die Nederland geen wereldkampioen heeft gemaakt... Joh, ik kwam echt veel hoger dan die Passarella. Vijf centimeter aan de verkeerde kant van de paal... En die Argentijnse keeper haalde ook nog een bal van mij uit de kruising.
‘We kregen echt alles tegen in die finale. De scheidsrechter en de grensrechters waren duidelijk tegen ons, dat voelde je aan alles. De 6-0-overwinning van Argentinië op Peru in 1978 is nog steeds een van de grootste WK-schandalen ooit. Dat Dick Nanninga erin kwam, de tweede helft, was niet meer dan logisch. Maar dat ik eruit moest, daar ben ik nog steeds boos over.’
Wie had er dan uit gemoeten?
‘Weet ik veel. Een minder doelgerichte middenvelder misschien? Nanninga erin was goed, maar Happel had mij er nooit uit moeten halen. Eeuwig zonde.’
Johnny maakte meer belangrijke doelpunten. Hij heeft ze allemaal veel te vaak gezien. Daarom praat hij steeds vaker over de doelpunten die hij níet heeft gemaakt. Als ik vraag naar die ene treffer waarmee hij in 1973 de Europa Cupfinale voor landskampioenen besliste, hoog boven Juventus-verdediger Silvio Longobucco uit torenend, zegt Johnny: ‘Ik scoorde aan de lopende band dat seizoen. Als je goed kijkt naar dat doelpunt dan zie je dat ik eerst naar binnen kom en op het allerlaatste moment een stap naar buiten zet. Anders was-ie zo over me heen gezoefd. Nu was m’n timing perfect. Dat is ook iets wat ik steeds meer heb ontwikkeld, m’n timing.’
Een jaar eerder had de wereld Johnny leren kennen in de wereldbekerfinale tegen Independiente, waarin hij als 20-jarige invaller (voor Sjaak Swart) twee keer scoorde. ‘Geef die ballen maar diep op mij,’ had Johnny in de rust tegen Cruijff gezegd, vol bluf. En Cruijff gaf ze diep, tot ieders genoegen. Johnny moest nog 21 jaar worden, maar de wereld lag aan zijn voeten.
Wat ziet hij eigenlijk, vraag ik, als hij naar zichzelf kijkt op oude beelden? ‘Een leuk ventje,’ zegt Johnny. ‘Een lekker ding, een pure aanvaller ook. Linksbuiten, rechtsbuiten, in de spits of erachter, dat maakte mij dus echt niks uit.’
Aan het einde van het gesprek in De Krokodil doet Johnny nog één opvallende uitspraak. ‘Na mijn actieve carrière ben ik benaderd door SC Heerenveen om het tweede elftal te gaan trainen,’ zegt hij. ‘Heb ik toen niet gedaan omdat ik er tegenop zag om elke dag op en neer naar Friesland te rijden. Ik had wat dat betreft ook vervelende ervaringen met PEC Zwolle. Achteraf is dat een van de weinige dingen geweest waar ik echt spijt van heb. Heerenveen was een betere opbouw geweest van mijn trainerscarrière. Soms neem je een beslissing waarvan je naderhand zegt: hoe heb ik dat nou kunnen doen? Maar voor de rest heb ik nergens spijt van. Begrijp me niet verkeerd.
‘We gaan er vandoor hier. Ik krijg het warm. Fiets ik een stukkie met je mee. We gaan weer snel naar Spanje, hoor. Dit is niks hier. Al die regen is ook niet goed voor het boek.’