24
Torremolinos, La
Carihuela,
casa de Annabel (V)
We liggen op de bank naar een voetbalwedstrijd uit de Argentijnse competitie te kijken – dat wordt allemaal uitgezonden in Spanje. ‘Buenos Aires,’ zegt Johnny, voor zich uit mijmerend. Hond Spike en twee katten liggen aan zijn voeten. ‘Mooie stad... Moet je toch eens horen hoe dat publiek tekeer gaat daar. River Plate staat derde hè? Daarom zit dat hele stadion vol. Daar lopen zo 70.000 man naar binnen. Zit Tevez daar niet, is die niet teruggegaan? Ik kan je vertellen dat daar nu ook enorme salarissen worden betaald, in Argentinië. Die zijn een beetje meegegaan, net als Brazilië.’
Johnny loopt de tuin in en begint een paar rotsen water te geven. Als ik goed kijk, zie ik twee kleine, groene sprietjes voorzichtig de kop opsteken.
Terwijl Johnny in de tuin loopt te scharrelen, zegt Annabel: ‘De scherpe kantjes zijn er volgens mij wel een beetje af. Twee jaar geleden, toen ik John net leerde kennen, had ik nog mijn bedenkingen. Vroeger moet hij echt een kreng zijn geweest, denk ik. Een vervelende vent. Ik heb te doen met al zijn exen. Maar nu is hij vooral heel lief. Als ik alle verhalen moet geloven deed hij het vroeger 300.000 keer per jaar. Tegenwoordig nog maar drie...
‘Toen ik Johnny voor het eerste ontmoette, in het voorjaar van 2014 tijdens een paardenbenefiet, zei hij meteen tegen me: “Ik vind jou zooo leuk, ik ga met je mee.” Ik zei: “Ik dacht het niet.”’
Zo is het begonnen.
‘Ik vond het wel stoer,’ zegt Annabel, ‘om Johnny Rep een blauwtje te laten lopen. Ik kende z’n reputatie wel een beetje. Wie niet, zou ik bijna willen zeggen. Maar ik hoef niet zo nodig in mijn dagboek te hebben dat ik met Johnny Rep naar bed ben geweest. Daar gaat het mij dus niet om. Onze liefde is langzaam gegroeid, het was niet meteen pets, boem. Als ik over mezelf spreek dan. Van Johnny weet ik het niet zeker. Hij kan zijn gevoelens moeilijk uiten.’
Johnny verschijnt ietwat opgewonden in de deuropening en zegt: ‘Hé Annabel, de basilicum komt door! Nog heel klein, maar ze zijn er!’
Diezelfde avond nog wordt Johnny weggestuurd op het terras van Bar Popular omdat hij een iets te penetrante eierenlucht om zich heen verspreidt. De verontwaardiging onder de cafébezoekers is groot. Johnny laat zich zonder veel problemen verwijderen. Hij moet lachen om de situatie. ‘Iedereen laat toch scheten,’ zegt hij ter verdediging. ‘Jij toch ook?’
We fietsen naar huis over de boulevard van La Carihuela.
‘Hé Johnny!’ Klinkt het vanaf een terras.
‘Hé Johnny!’
Zo gaat het weer de hele tijd door. Totdat we aan de voet van het steile klimmetje naar boven staan.
‘Zullen we het laatste stukje maar lopen?’ vraagt Johnny.
Voordat we gaan slapen, begin ik over zijn oudste zoon, die ook Mark heet.
Goeie naam, zeg ik, heb je die zelf verzonnen?
‘Nee,’ zegt Johnny. ‘Trudy vond die zwemmer, Mark Spitz, volgens mij wel leuk. Ik denk dat hij naar hem is vernoemd. Jij waarschijnlijk ook, zal wel?’
Nee, ik heet eigenlijk Mark Jan. Dus dat is weer heel wat anders.
‘Nou... Onze Mark heet Mark John, dus dat is eigenlijk precies hetzelfde... Maar wij hebben hem ook nooit zo genoemd. Klonk een beetje snobberig. Mark John. Mijn andere zoon heet Sylvester. Vond ik wel goed klinken, Sylvester Rep. Ik wilde hem eigenlijk Theun noemen. Maar dat vond Paula niks.’
Ziet je hem vaak, Mark?
‘Mwoah...’
Gaat het goed met hem?
‘Hij heeft zo zijn eigen zorgen, maar ik geloof het wel. Ze zeggen dat hij op me lijkt, qua uiterlijk. En hij had vroeger ook wel talent. Kijk, ik was geen modelvader, maar ik ben wel altijd stapelgek op m’n kinderen geweest, dat moet je niet vergeten.’