16

Torremolinos, La Carihuela, restaurant Uwe Majesteit

We hebben boodschappen gedaan in een immens grote supermarkt en staan nu samen in de keuken van Uwe Majesteit, het restaurant van Annabel. Johnny zet grote dozen ingevroren garnalen onder water in de gootsteen en zegt dat ik vast kan beginnen met pellen. De pil-pil die Annabel er later op de avond van maakt, is onovertroffen in heel Torremolinos, weet ik inmiddels.

‘Vroeger zogen we die koppen helemaal leeg,’ zegt Johnny, wijzend naar het visafval.

Je gaat je gang maar.

Als de garnalen zijn gepeld, zegt Johnny: ‘Nu gaan we het terras uitzetten. En daarna moet ik even naar de fietsenmaker want m’n remmen zitten los. Is er wel genoeg knoflook? We moeten ook nog even groente snijden en over een uurtje komt er iemand om de drankvoorraad aan te vullen. Druk, druk, druk.’

‘Hé Johnny!’

Als Johnny over de boulevard van La Carihuela loopt, klinkt het voortdurend uit alle cafés en restaurants: ‘Hé ­Johnny!’

Johnny heeft zich in korte tijd behoorlijk populair gemaakt bij de Nederlandse enclave. ‘Sinds kort weten ze allemaal dat ik gevoetbald heb,’ zegt hij. ‘Dat gaat snel, in zo’n kleine gemeenschap.’

We zitten net bij Playa Miquel, wanneer een Oost-Europees orkestje het terras op komt lopen. ‘Snel,’ zegt Johnny, terwijl hij in één beweging weer opstaat. ‘Hier zijn we weer pleite. Met die kutmuziek van ze.’

Als hij staat, steekt een man zijn rode hoofd om de hoek en blèrt: ‘Zijn hier nog homo’s?’ En tegen mij: ‘Als je nog verhalen over Johnny nodig hebt, sleuren wij je er wel doorheen.’

Dat zijn jongens van De Brabander, zegt Johnny. ‘Gaan we ook nog wel een keer naartoe. Als NAC speelt. Kan je lachen.’

We lopen gokhal Admiral binnen, rechtstreeks aan de boulevard. Johnny is een gematigd speler. Het is puur tijdverdrijf. Hij wisselt tien euro en speelt om een dubbeltje. De eerste consumptie is gratis. Volgens Johnny is de Marokkaanse ober ‘een chagrijnige lul’.

Ik start zelf een volkomen onbegrijpelijk roulettespel.

Bijna was hij naar PSV gegaan, vertelt Johnny, tussen neus en lippen door. ‘Jan Reker wilde me hebben, maar ik had net in een interview met Jan Mulder gezegd dat ik helemaal gek werd van dat op en neer rijden naar Zwolle. Toen hoefde het opeens niet meer...

‘Hiernaast is trouwens een hoerenkast, kunnen we zo ook even een biertje gaan drinken. Is goed voor het boek man!

‘Oei! Zie je die ster?’

Ja.

‘Als die daar was gevallen, had ik nu twintig euro gewonnen.’

We dwalen een beetje af; de story of Johnny’s life. Zijpaden zijn er vooral om ingeslagen te worden.

Playa del Horno.

‘Kom,’ zegt Johnny, ‘we gaan even een deukie nemen. Wat zit je nou te schrijven man? Wat schrijf je op?’

Ik schrijf: ‘Kom, we gaan even een deukie nemen.’ Met dat geinige accent van je.

‘Ja ja, het is wel goed, kom, we gaan een deukie nemen. Ze hebben hier ook lekkere douches!’