66
Daar lig je.
We naderen het einde. Ik hoor haar af en toe bewegen, maar wees niet ongerust, het is niet ver meer.
Theresa.
Haar zag ik bij het zwembad in de tuin. Ze leek veel op jou, zusje, en ik wist dat het moest kunnen.
Ik volgde haar.
Ik belde aan bij haar thuis en zei dat ik het water in het zwembad kwam controleren. Vervolgens gebeurde het gewoon. Zij worstelde zich los en ik ging achter haar aan; ze schreeuwde, maar niemand hoorde haar. Ik sloeg haar met een metalen koffer op haar hoofd en toen werd ze rustig.
Daarna nam ik haar mee naar het magazijn. Ik sneed voorzichtig met een scalpel, ik werkte haar wonden netjes bij, voorzichtig en netjes; ik wilde zorgvuldig zijn en ik waste haar met bleekwater. Ze ontwaakte, Theresa, en ik had geen masker op. Ze staarde dwars door me heen en ze had me niet mogen zien, want als ze getransformeerd moest worden, moest ze toch beginnen met gezichtloosheid, nietwaar?
Toch schoof ik het blauwe niets bij haar naar binnen en ik gebruikte mijn koude, witte spinnenpoten als hulpmiddel. Ze zijn zo dun, dun, en ik dacht: ik druk je tegen me aan, en ik legde mijn handen om haar hals, maar ze werd niet jij.
Ik wikkelde haar in plastic en begroef haar bij een eenzaam meer. Misschien kon haar schone, onbevlekte lichaam daar in de grond in jou veranderen, zusje?
Maar de hond, dat beest, vond haar voor dat kon gebeuren.
God, wat mis ik je.
Mijn geliefde.
Ik kom nu naar je toe.
Zij moet sterven.
Jij moet wedergeboren worden.
Alle beschikbare politieauto’s zijn onderweg naar Tornby.
Janne zit naast Malin. Dit is een politieaangelegenheid, maar ze kan hem nu niet dwingen weg te gaan. Die gedachte is overigens bij geen van haar collega’s opgekomen.
Janne.
Na alles wat we niet samen hebben gedaan, moeten we dit delen.
De Bergs-rotonde.
De zon schildert de daken van Skäggetorp met slaapdronken stralen, de witte flats zijn bijna mooi in hun warme gelaten stilte.
Ze rijden de heuvel af.
Honderddertig, honderdveertig kilometer per uur.
Zeke rijdt achter hen, maar Malin ziet geen van de andere auto’s.
Wij zijn de eersten. Janne ademt zwaar, maar zegt niets, de adrenaline zal wel net zo door zijn lichaam jagen als door het mijne, maar hij is eraan gewend. Wie weet hoe vaak hij de dood is tegengekomen op zijn buitenlandse reizen?
Misschien ook in de bossen aan het Hultmeer? Bij de branden?
Ze slaan af naar het industrieterrein van Tornby en rijden langs al die overdadige winkelblokkendozen: IKEA en het Ikano-gebouw, ASKO, Willy’s, Plantagen en verderop langs groothandel Vansito.
Ze slaan opnieuw af. Fabriksvägen 11 is een rood bakstenen gebouw van één verdieping, zo’n dertig meter lang, met vier verschillende ingangen langs een versleten betonnen laadperron.
Ze stoppen, springen uit de auto en rennen eropaf.
Welke deur?
Ze haasten zich van de ene naar de andere, luisteren, kijken of er bordjes op de deuren hangen, maar dat is niet het geval.
De hitte en het scherpe licht zijn er nu niet, alleen het zweet en de vermoeidheid die langzaam door de adrenaline heen dringt.
Geluiden uit een van de magazijnen.
Gekrabbel, er druppelt iets.
Het lawaai van naderende sirenes.
Een omlaaggetrokken rolluik, op slot. De zon worstelt zich omhoog en het laadperron baadt nu in het licht. Malin valt op haar knieën bij het slot, probeert het met een loper open te maken, maar haar handen beven.
‘Wacht!’ roept Zeke, en hij stormt met getrokken wapen naar de plek waar Malin zit. ‘Opzij!’ en Zeke drukt het wapen tegen het slot en vuurt.
Een knal, ik hoor een knal, denkt Tove, en een dof gerommel. Waar ben ik? Haar hoofd lijkt te exploderen en haar lichaam is er wel, maar het is roerloos.
Ben ik verlamd?
Ik kan me niet bewegen.
Mama, ben je eindelijk gekomen? Papa? Om me te redden uit deze nachtmerrie?
Er komt iemand op me af.
Een streep licht, gaat er een deur open? Word ik nu gered?
Malin, Janne en Zeke hebben het onderste deel van het rolluik vastgepakt en forceren het omhoog. Erachter zijn geen andere deuren. De sirenes komen dichterbij, worden uitgezet, en Malin kan de agenten horen schreeuwen. Ze roepen commando’s. Zijn dat de stemmen van Ekenberg en Sven Sjöman? Van Karim?
Dan schuift het rolluik open.
Janne houdt het omhoog en Malin loopt met getrokken wapen rechtstreeks de ruimte in. Ze ziet de lege brits, de flessen, Toves roze topje op de grond, stukgesneden, een boek, haar zonnebril en dan de hokken met konijnen langs de muren, de verfblikken, een doos met operatiehandschoenen, overal flessen met chemicaliën, lege bleekwaterflessen, scalpels en een druppende kraan. Bloedvlekken op de betonnen vloer, van al lang gestold bloed, en dunne repen rottend, stinkend vlees. De hele ruimte stinkt beestachtig naar marteling en dood.
Shit, denkt Malin. Shit.
Jullie zijn hier geweest.
Ze ziet Janne op zijn knieën vallen. Hij raapt het vod op dat Toves topje is geweest, houdt het naar haar op en zegt: ‘Dit heb ik voor haar gekocht.’
‘Verdomme!’ roept Malin uit, terwijl ze op de grond zakt en begint te huilen – van moeheid, maar ook van vertwijfeling – en Janne kruipt naar haar toe, slaat zijn armen om haar heen. Ze zeggen niets, maar bereiden zich voor op wat er komen gaat.
Om hen heen lopen agenten in uniform. Sven en Karim praten met Zeke; ze zien net Waldemars auto aankomen. Alleen Per Sundsten ontbreekt, maar hij is misschien ergens in slaap gevallen of naar zijn huis in Motala gegaan.
Malin staat op, Janne is achter haar.
De andere magazijndeuren zijn open. Daarachter is klaarblijkelijk niets wat hiermee te maken heeft.
‘We zijn te laat,’ zegt Sven. ‘Wat moeten we nu in godsnaam doen?’
Er klinkt een knal.
Waarschijnlijk een geweerschot uit het bos, van een matineuze stroper.
Maar het zou ook voor jou kunnen zijn, mijn zomerengel.
Dan was je wakker geworden.
We hebben de branden achter ons gelaten en ik heb je opnieuw verdoofd.
Nu slaap je veilig in de bestelauto tot we er zijn, tot we de laatste ruimte bereiken.
Het is niet ver meer, dat beloof ik je.
En je hoeft niet bang te zijn.
Je gaat sterven, maar voor even. Daarna word je de mooiste van alle mensen.
Malin, Malin!
We roepen nu in koor, Sofia en ik.
Denk na!
Denk na!
Zoals je daar ineengedoken en wanhopig op het asfalt voor het magazijn in Tornby zit.
Luister niet naar de anderen.
Er is nog tijd om haar te redden.
Er is nog tijd om te voorkomen dat ze een van ons wordt.
Denk na en zorg dat we minder bang worden, red Tove en schenk ons vrede.
Laat ons eindelijk rust vinden, Malin.
Je weet waarheen Tove onderweg is, waarheen Vera Folkman onderweg is.
Ze zijn op weg naar de laatste ruimte, ze zijn er bijna, de witte bestelauto nadert.