29
De laatste alcoholresten van de avond ervoor lijken te verdwijnen als Malins lijf het water van het Tinnerbäcks-zwembad doorklieft.
Koeler, het water zou koeler moeten zijn, maar het zal wel te duur zijn om de temperatuur laag te houden in een zomer die zo warm is als deze. Vier baantjes moet genoeg zijn. Ze voelt haar lichaam protesteren tegen de inspanning; het wil rusten, maar tegelijk van de relatieve koelte genieten.
Beter dan de bloedhete fitnessruimte op het bureau.
Haar lichaam ontwaakt.
Als je in een zomer als deze niet zou kunnen zwemmen, zou je gek worden. Een paar badmeesters met harken met extra lange stelen vissen voortijdig gevallen blad uit het recreatiebad. Terwijl ze zich afdroogt met haar versleten roze handdoek kijkt Malin naar de badmeesters.
Voor ze van huis ging heeft ze nog snel even de Correspondenten doorgebladerd.
Zes pagina’s zijn gewijd aan de moord op Theresa Eckeved, uitspraken van Karim Akbar, foto’s van de plaats van de moord en het huis van haar ouders, maar geen commentaar van hen. De foto van Theresa, haar lichaam in het plastic, van haar paspoort en privéfoto’s. Daniel Högfeldt heeft bij het samenstellen vast hulp gehad van Harry Lavén, die sluwe vos.
De kop op de voorpagina van de krant: DE ZOMERDOOD.
Eronder: Het kwaad waart rond in Linköping.
Ze is ervan overtuigd dat Daniel zelf de koppen heeft geschreven. Hij moet gisteren als een gek gewerkt hebben. Hij wilde haar telefoontje natuurlijk niet aannemen, omdat hij begreep dat ze niet over de zaak wilde praten, maar op iets anders uit was. Zijn pik.
Wat hard klinkt dat woord, zelfs als je het alleen maar denkt.
Malin pakt haar spullen en loopt naar de kleedruimte. Ze ruikt de duidelijke, bijna angstaanjagend duidelijke geur, op een of andere manier schoner dan al het andere.
Maar je hebt gelijk, Daniel, denkt ze. Hij is in de stad: de zomerdood.
Zo te zien zijn verslaggevers van elke zichzelf respecterende redactie in het land naar de stad gekomen. Ze verdringen zich voor de ingang van het politiebureau: journalisten met een schrijfblok in hun hand, bandrecorders, fotografen met hun extra ogen, auto’s van SVT en TV4. De zomerdood is een zomerdroom voor iedereen die met het nieuws te maken heeft.
Malin baant zich een weg door de zweterige reportersschare; ze is zelf bezweet na de fietstocht hierheen, ze mijdt Daniel Högfeldt, die lange blikken in haar richting werpt, zwaait en roept: ‘Heb je nog iets voor mij, Malin? Hebben jullie nieuwe sporen?’
Maar Malin negeert hem. Ze negeert alle anderen, allerlei gezichten die ze nog kent van eerdere onderzoeken.
In de hal wordt ze opgewacht door Karim Akbar, voor de gelegenheid gekleed in een onberispelijk geperst beige katoenen kostuum en een lichtblauw overhemd dat mooi staat bij zijn donkere huid, die nog een tintje donkerder is geworden van het zonnebaden in Västervik.
Malin is niet verbaasd hem te zien, maar ook niet blij. Ze wist dat hij niet weg kon blijven als een eersteklas mediapresentatie lokte.
‘Malin,’ zegt hij, ‘goed dat je er bent. Ik voelde me genoodzaakt eerder terug te komen om een persconferentie te beleggen en het onderzoek te coördineren.’
‘Welkom thuis,’ zegt Malin. ‘Maar alles is onder controle wat betreft het onderzoek. Je weet dat Sven een van de meest ervaren onderzoeksleiders van het politiekorps is. Zou jij deze zomer niet een boek schrijven?’
‘Vergeet dat boek, Fors. De persconferentie begint om negen uur. Ze moeten tot die tijd maar buiten wachten.’
‘Weet je al wat je gaat zeggen, Karim?’
‘Het is kwart over acht, we moeten meteen maar een briefing houden. Martinsson en Sjöman zijn er al. Waarom ben je...?’
Karim onderbreekt zichzelf.
Hij kijkt Malin diep in haar ogen, recht in haar vermoeidheid, en laat wat hij wilde zeggen achterwege.
In plaats daarvan vraagt hij: ‘Hoe heeft Tove het op Bali?’
Malin glimlacht: ‘Goed, de vorige keer dat ik haar sprak. Attent dat je ernaar vraagt. Maar het zal fijn zijn als ze weer thuis is.’
‘Dat kan ik me voorstellen,’ zegt Karim.
En Malin weet dat hij iets over de islamisten op het eiland wil zeggen. Ze weet dat hij hen bijna haat omdat ze het leven zo moeilijk maken voor iedereen met een uiterlijk dat voor Arabisch zou kunnen doorgaan.
Het is precies halfnegen.
De airconditioning in de vergaderkamer bromt knorrig. De vier hebben plaatsgenomen. De jaloezieën voor het raam dat uitkijkt op de speelplaats zijn omlaaggetrokken om het licht buiten te houden.
Vier politiemensen op maandagmorgen na een weekend waarin drie van hen hebben gewerkt. De vermoeidheid besluipt hen, ondanks de adrenaline die een belangrijk onderzoek altijd vrijmaakt.
Een commissaris, een leider van het vooronderzoek en twee rechercheurs: een veel te klein team voor een onderzoek van dit kaliber, en dat weten ze alle vier. En ze weten ook dat vakantiegangers zullen worden teruggeroepen of dat collega’s uit districten in de buurt hen komen versterken. Er is nog een andere mogelijkheid: de rijksrecherche erbij halen.
Sven Sjöman neemt als eerste het woord.
‘We hebben veel te weinig mensen voor deze zaak, dat weten we. Mijn voorstel is de rijksrecherche erbij te betrekken, zodat we de vakantie van collega’s of de roosters van omliggende districten niet hoeven te verstoren.’
‘Geen rijksrecherche,’ zegt Karim. Malin wist op voorhand al wat hij zou zeggen. ‘Ik heb navraag gedaan bij Motala, Mjölby en Norrköping. We krijgen Sundsten van Motala en Ekenberg van Mjölby. In Norrköping zijn ze zelf in principe al onderbezet, dus zij konden niemand missen. Maar Sundsten en Ekenberg sluiten zich in de loop van de dag of uiterlijk morgen bij ons aan. Börje is in Afrika en Johan is met zijn gezin ergens in Småland, meen ik.’
‘Ekenberg,’ barst Zeke uit. ‘Willen jullie die idioot hier echt hebben?’
Malin weet waar Zeke op doelt: Waldemar Ekenberg staat erom bekend dat hij meedogenloos te werk gaat, en verder heeft hij de twijfelachtige reputatie dat hij altijd aan interne onderzoeken weet te ontsnappen. Maar het ontbreekt hem niet aan bewonderaars en supporters binnen het korps; het valt niet te ontkennen dat Waldemar Ekenberg dingen voor elkaar krijgt als dat nodig is.
‘We moeten de paar die beschikbaar zijn wel nemen,’ zegt Sven. ‘Ik zal Ekenberg persoonlijk in de gaten houden.’
‘En Sundsten? Wie is dat?’
‘Een nieuwe ster aan het firmament. Hij heeft een jaar bij de recherche in Kalmar gewerkt voor hij naar Motala is overgeplaatst. Hij schijnt clever te zijn.’
‘Mooi zo,’ zegt Zeke. ‘We hebben alle hulp nodig die we kunnen krijgen.’
‘Daar heb je gelijk in,’ zegt Malin.
‘Hoe meer ik aan die twee gevallen denk,’ gaat Zeke verder, ‘hoe chaotischer en diffuser alles wordt. Het is een beetje als naar een vuur kijken: net wanneer je denkt dat je een vlam met je blik hebt gevangen, is hij weg.’
Sven haalt diep adem, waardoor hij een hevige hoestbui krijgt en zijn toch al rode gezicht nog een tintje donkerder wordt. Malin maakt zich ongerust dat de hitte voor extra problemen gaat zorgen met Sjömans toch al overbelaste hart.
‘Nou goed,’ zegt Karim. ‘Wat hebben we en wat weten we? Kunnen jullie me even een update geven?’
‘Malin?’
Sven is nog maar amper bekomen van zijn hoestaanval.
‘We hebben twee misdrijven,’ zegt Malin. ‘We zijn er in principe van overtuigd dat het om een en dezelfde dader gaat. Donderdagochtend troffen we Josefin Davidsson ronddwalend aan in de Trädgårdsföreningen, hoogstwaarschijnlijk verkracht met een blauwe dildo. Ze was verwond, waarschijnlijk met een mes. Haar lichaam was schoongeboend met bleekwater, de wonden waren zorgvuldig uitgewassen. Ze ligt nog in het academisch ziekenhuis en herinnert zich niets van wat er gebeurd is en wie het gedaan heeft. Vanwege het seksuele karakter van het misdrijf hebben we een onlangs vrijgekomen zedendelinquent nagetrokken, maar hij heeft een sluitend alibi. Een buurtonderzoek in de nabijgelegen appartementencomplexen heeft niets opgeleverd. Niemand heeft iets gezien of gehoord. Er hebben zich ook geen andere getuigen gemeld. Het vermoedelijke gebruik van een dildo heeft ertoe geleid dat we nader hebben onderzocht of het zou kunnen gaan om een vrouwelijke dader – sorry: persoon – uit de lesbische kringen in de stad, die frequent gebruik zou kunnen maken van een dildo. Die onderzoekslijn bracht ons bij Louise “Lollo” Svensson, die ons niet wilde binnenlaten in haar huis. Vandaar dat we het verzoek indienden voor de huiszoeking die we gisteren hebben uitgevoerd. Resultaat: nul. Ze wierp ons voor de voeten dat we nu wel het “hele verdomde voetbalteam” onder de loep zouden nemen. De technische recherche onderzoekt op dit moment haar computer om te zien of die aanknopingspunten biedt, bijvoorbeeld of zij degene is die als Lovelygirl een reactie heeft geplaatst op de Facebook-pagina van Theresa Eckeved.’
Ze aarzelt.
Ze zegt niets over de lijn in het onderzoek die Zeke en haar bij die ongelukkige Paul Anderlöv bracht. Dat laat ze liever rusten. Hij moet met rust worden gelaten.
In plaats daarvan gaat ze verder: ‘Nadere details zijn te vinden in de rapporten, ook al bescherm ik natuurlijk de identiteit van mijn informanten. En verder hebben we Ali Shakbari en Behzad Karami nog eens aan de tand gevoeld. Maar ook die hebben een alibi, al is dat afkomstig van familieleden.’
‘Dat weet ik al,’ sist Karim, kennelijk opnieuw geïrriteerd omdat deze onderzoekslijn naar vooroordelen riekt.
‘Ik probeer je alleen een update te geven, Karim,’ zegt Malin rustig. ‘Zodat je verstandige – pardon: waarheidsgetrouwe – dingen tegen de journalisten kunt zeggen.’
‘Ga verder,’ zegt Zeke.
‘En gisteren werd Theresa Eckeved vermoord aangetroffen op een zwemplaats bij Stavsätter. Ze was begraven en gewikkeld in gewone doorschijnende vuilniszakken, maar de hond van een van de badgasten kwam op een of andere manier de geur op het spoor. Na een snel, voorlopig onderzoek kon Karin Johannison van het Zweeds Forensisch Instituut constateren dat Theresa Eckeved is verkracht met iets wat vermoedelijk een blauwe dildo is, waardoor we er dus vrij sterk van overtuigd zijn dat de zaken verband met elkaar houden. De doodsoorzaak in het geval van Theresa Eckeved was verwurging, maar ze had ook een klap op haar hoofd gehad met een stomp voorwerp. Waarschijnlijk is ze op de zwemplaats gedood. Ook zij was schoongeboend, volgens Karin waarschijnlijk met bleekwater, net als Josefin Davidsson, en de wonden waren minutieus schoongemaakt en bijgewerkt met een fijn, heel scherp voorwerp, misschien een scalpel.’
‘Dus er loopt een gek rond in de stad?’
Malin is verrast door de directe bewoordingen van Karim. Gewoonlijk drukt hij zich niet zo simpel uit.
‘Daar lijkt het helaas wel op,’ zegt Zeke.
‘Een mens,’ zegt Malin. ‘Je moet niet het woord “gek” gebruiken, maar liever zeggen: een gestoord mens, iemand die ziek is.’
Ze denkt aan de wonden van de meisjes, die gelijk maar toch ook verschillend zijn, alsof er sprake is van een bijna onderzoekende instelling ten aanzien van het geweld.
‘Een scalpel,’ zegt Karim, en hij onderbreekt haar gedachtegang. ‘Wie beschikt er over een scalpel?’
‘Misschien een scalpel,’ zegt Malin. ‘Misschien. En die zijn in elke apotheek te koop.’
‘Moeten we Josefin Davidsson geen bescherming geven?’ vraagt Karim vervolgens.
‘Als de moordenaar haar om zeep had willen brengen, had hij dat hoogstwaarschijnlijk wel gedaan,’ zegt Sven. ‘Ze leek niet in staat te vluchten, of te zijn gevlucht.’
‘We moeten het met haar ouders bespreken,’ zegt Karim, waarna hij eraan toevoegt: ‘Jullie hebben goed werk geleverd.’
‘Dat hebben jullie zeker,’ beaamt Sven.
‘Maar we zijn nog niet veel verder gekomen.’
Zeke trommelt met zijn vingers op de tafel.
‘Zeke, ze is gisteren gevonden,’ zegt Sven.
‘Theresa, ja, maar met Josefin Davidsson hebben we al langer de tijd gehad. En we weten nog steeds niet wie er over haar gebeld heeft.’
Dan neemt een stilte de ruimte in bezit. Ze weten allemaal dat de eerste minuten, uren, dagen het belangrijkst zijn in een onderzoek, dat een zaak met het verstrijken van de tijd gladder en glibberiger wordt, en zelfs de meest ervaren en begaafde rechercheurs door de vingers kan glippen. Als de waarheid niet aan het licht komt, zal dit de betrokkenen op een subtiele, maar toch duidelijk merkbare manier voor het leven tekenen.
‘Er is versterking onderweg,’ zegt Sven. ‘Nu kunnen we het tempo opvoeren. Ik stel voor dat we Sundsten en Ekenberg de alibi’s van alle zedendelinquenten in de omgeving laten controleren,’ en hij gaat verder: ‘Ik heb de lijst klaar. Verder mogen ze een buurtonderzoek gaan doen in de omgeving van de villa van haar ouders in Sturefors. Maar eens zien of daar nog iets boven water komt. Malin, Zeke? Wat gaan jullie doen?’
‘Wij waren van plan eens met de eigenaar van de ijskiosk te gaan praten. We kregen haar gisteren niet te pakken, of beter gezegd: ze verdween voor we met haar konden praten.’
‘Goed, ga met haar praten en kijk waar dat toe leidt. En het verhoor van de badgasten die ter plaatse waren?’ Karims stem is dwingend, bijna smekend.
‘Nada. Niente,’ zegt Zeke. ‘Er hebben zich ook geen andere getuigen gemeld. Helemaal geen tips. De hele stad lijkt verdomme wel in coma te liggen.’
‘Ging ze daar weleens zwemmen?’ vraagt Sven.
‘Nou, ze hebben zelf een zwembad, maar de moeder van Theresa beweerde dat ze er weleens heen fietste,’ zegt Malin.
‘Misschien wilde ze die avond nog een duik nemen?’
Malin knikt.
‘Hoe moeten we dit aan de pers verkopen, vinden jullie?’ vroeg Karim.
Hij vraagt ons om hulp wat betreft de pers. Eén keer moet de eerste keer zijn, denkt Malin.
‘Om onderzoekstechnische redenen kunnen we niets zeggen,’ oppert Zeke.
‘We zullen ze toch iets moeten geven,’ zegt Sven.
‘Zeg maar dat we werken op grond van de theorie dat de moord samenhangt met het meisje dat werd overvallen. Maar niet hoe en waarom we dat vermoeden.’
Malin hoort dat haar voorstel zeker klinkt, maar eigenlijk weet ze helemaal niets.
‘Zo doen we het,’ zegt Karim.
‘Het voetbalteam,’ zegt Sven. ‘Het damesvoetbalteam. Bel hun trainer maar eens. Louise Svensson heeft in elk geval dat team genoemd, dat zou iets kunnen betekenen. En de vermeende homoseksualiteit van de tienermeisjes. Dat spoor moeten we verder uitdiepen.’
Malin maakt een grimas.
‘Ze zei maar wat, het was ironisch bedoeld. En mijn bron zei niets over het damesteam.’
‘Bel ze op,’ zegt Sven. ‘Bel toch maar.’
‘Hoe heet hij ook alweer, die trainer?’ vraagt Zeke.
‘Zij,’ zegt Sven. ‘Ze heet Pia Rasmefog of iets dergelijks. Kennelijk een Deense.’
Karim lijkt na te denken. Niet over de vraag of ze Pia Rasmefog moeten bellen, maar over iets anders.
‘Zenuwachtig voor de ontmoeting met de hyena’s?’ vraagt Zeke glimlachend.
‘Je weet dat ik daar in mijn element ben, Martinsson.’
Karim klinkt bijna verontrustend zelfverzekerd.