11
Donderdag 15 juli, vrijdag 16 juli
Het moet een eenzame das zijn die zich daar beweegt in de donkere bosrand.
De dennen en berken staan heen en weer zwaaiend op wacht. Er steekt een zwakke nachtbries op vanaf de Oostzee, die landinwaarts trekt over de rotsen en kliffen van de scherenkust.
Waar graaf je naar?
Ligt er iets begraven onder de grond? Of wil je gewoon je burcht terugvinden, het doolhof dat je thuis noemt?
Een wit-met-zwart gestreepte rug. Een soort gehuil. Wat verbergt zich daar in het bos?
Karim Akbar zit op de verandatrap van het vakantiehuis dat hij voor drie weken heeft gehuurd. St.-Anna’s Scheren, Kobbholmen, een eigen bootje aan de steiger bij Tättö en verder de grote Zweedse rust. Het is dit jaar warmer dan ooit.
Het kost zevenduizend kronen per week.
Zweeds, Zweedser, Zweedst. De houtskool gloeit nog na van het barbecueën die avond. Eigen steiger, vanaf het houten balkon uitzicht op de nauwe zeearm die naar open water leidt. Binnen slaapt zijn gezin: zijn vrouw en hun achtjarige zoon. Dit is het paradijs voor hem en ik zou nu naast haar moeten slapen, maar wil ze me daar hebben?
Soms twijfelt hij daaraan. Het is alsof hun bestaan, alsof hij niet voldoende voor haar is. Alsof ze iets anders wil. Ze zegt het niet met woorden, maar met een afstand, of misschien alleen met een gebrek aan nabijheid als hij bij haar komt.
Maar mijn lijf geeft me geen rust op dit moment, denkt Karim; ik wil orde scheppen in dat wat in de stad gebeurt.
De meisjes, een verdwenen, een vermist.
En dan Sven Sjöman op tv. Met het zweet op zijn voorhoofd, zijn haar rechtovereind.
De stem van Daniel Högfeldt: ‘Denken jullie dat Theresa Eckeved nog in leven is?’
Wat Sven daar echt over dacht viel af te lezen uit zijn blik, maar hij zei iets anders: ‘We gaan ervan uit dat ze niet dood is.’
Verdomme, Sven, je hoort te zeggen: ‘We gaan ervan uit dat ze in leven is!’
Nieuws, camera’s.
Dit zou een goede kans zijn om je te profileren, denkt Karim. Maar het vakantiehuis is mooi, rustgevend, of ben ik gewoon al die beelden, al die woorden zat?
Wanneer is het gebeurd?
Hij is nog niet eens aan zijn boek begonnen.
Hij heeft de puf niet om politiek correct te zijn en dan kan hij de pen maar beter laten rusten.
De das beweegt in het bos.
Het komt door die meisjes. Er is iets aan de hand, iets duisters. En ik wil daar zijn waar het aan het licht komt.
Het vlees van de spies rommelt in zijn maag, het aangebrande lamsvlees zoekt een weg omhoog.
Janne werd vroeg wakker, hij moest rennen naar het toilet.
Het restaurant van de avond ervoor was het slechtste tot nu toe.
Vettige rijst, slecht vlees, maar Tove leek haar inktvis wel lekker te vinden. Ze slaapt nog; op de witte stenen vloer staan twee eenpersoonsbedden. Het aluminium balkonhek tegen Jannes onderarmen is nog warm van de zon en honderd meter verderop ligt de zee, langs een straat omzoomd door cafés, restaurants, souvenirwinkeltjes en tempels. De Balinezen in hun kleurige kleding lijken onaangedaan door de uitbuiting, de lucht is zwaar van de wierrook als ze hun religieuze processies houden waar hij geen snars van begrijpt.
Maar zo ziet de beschaving eruit hier, en de vroege Balinese ochtend is zoel. De wijn bij het avondeten heeft hem onrustig gemaakt, de slaap wilde maar niet komen.
Het restaurant van het hotel is dicht, het zwembad ook.
Muziek uit een bar die nog open is, maar het geluid is zo zwak dat hij Tove kan horen ademen, en hij bedenkt dat ze net zo ademt als Malin in haar slaap, langzaam en regelmatig, maar af en toe wordt het ritme onderbroken door iets wat op gekreun lijkt, niet onrustig of gekweld, maar opgelucht, alsof iets in haar zijn natuurlijke toon heeft gevonden.
De warmte van de nacht is hier anders dan in Afrika.
De tropische nacht in de regentijd, daar houdt niemand van.
Als de regen neerklettert, kun je de schimmel op je huid voelen groeien. Het gespetter van de druppels kan niet verhullen dat het kwaad naar je op zoek is; het beweegt zich tussen de bladeren, de insecten, de bomen.
Er is altijd iets wat mensen verdeelt.
Godsdienst, zoals in Bosnië.
Lidmaatschap van een stam, zoals in Rwanda.
En altijd politiek, geld, voornemens en initiatieven.
En dan mensen zoals ik. De gewillige schoonmakers, die meteen na de catastrofe komen.
Dingen die gebeurd zijn, onlangs of lang geleden. Op een of andere manier ontmoeten ze elkaar een kort moment van de geschiedenis, waarna alles van richting verandert. Een uitbarsting van geweld, en vervolgens moet je maar tegen de situatie opgewassen zijn.
Een warme wind langs zijn gezicht.
Afrika.
Koude wind.
Balkan.
Een gure, vochtige kou die hij altijd zal meedragen.
Malins stem aan de telefoon, de slechte, krakende lijn. Dezelfde vermoeide voorstelling als zo vaak – hun woorden, ze zeggen wat zonder elkaar ook maar iets te vertellen.
Wat heb ik gedaan?
Malin.
Wat heb ik verdorie gedaan? Wat doen wij?
Het is tijd dat we stoppen met spelen om het spel echt te laten beginnen.
Janne gaat weer naar binnen. Hij gaat naast zijn dochter op bed liggen en luistert naar haar ademhaling.
Malin droomt over een koude wind die door zware grond trekt. Over een piepklein wezentje dat jankt en bij haar handen wil komen.
Ze droomt over een open veld, van hemel en kroezige stapelwolken.
Ze droomt dat ze in zee zwemt naast Tove en Janne, en naast hen zwemt een vierde persoon, zonder gezicht maar niet angstaanjagend, eerder een incarnatie van al het goede dat een mens kan herbergen, al was het alleen maar in een warme zomerdroom.
Sonja, de vrouw van Sven Sjöman, kijkt naar haar man. Zijn buik die over de matras lijkt te stromen, de steeds diepere rimpels in zijn gezicht, en ze hoort zijn gesnurk, dat met elk jaar dat verstrijkt, met elke kilo die zijn buik zwaarder wordt, harder lijkt te worden. Het is een klein wonder dat ze het snurken accepteert; het is een deel van haar zelf geworden, van haar leven, van hen.
Ze wordt vaak rond een uur of drie wakker.
Stil ligt ze naast hem. Ze kijkt naar buiten door het dichtgetrokken gordijn – hoe de tuin daarbuiten, de contouren ervan, er telkens anders uitzien, afhankelijk van het jaargetijde.
Het donker van de zomer is relatief.
De bomen – appelbomen, perenbomen en pruimenbomen – zijn duidelijk zichtbaar; zelfs haar fantasie kan er geen andere bomen van maken.
Ze doet meestal of ze slaapt als hij stilletjes opstaat om naar de hobbyruimte in de kelder te gaan. Ze weet dat hij denkt dat ze slaapt, dat hij haar nooit alleen achter zou laten in bed als ze liet merken dat ze wakker was.
In juni heeft hij een nieuwe draaibank gekocht.
Daarmee zal hij nog heel wat schalen gaan maken. Hij verkoopt ze tegenwoordig aan de kunstnijverheidswinkel bij het kasteel.
In augustus gaan ze naar Duitsland.
Sven met tegenzin – in de loop der jaren is hij steeds sceptischer geworden over verre reizen, terwijl zij er steeds meer zin in heeft.
‘Waarom gaan we niet eens naar Australië, om te zien hoe het met Joakim gaat?’
‘Negentien uur in een vliegtuig? Die jongen komt toch thuis met kerst, is dat niet voldoende?’
Met de auto naar Duitsland.
Kleine weggetjes.
Hotels waar nooit iemand lijkt te komen.
Sven.
Ze zijn al meer dan dertig jaar getrouwd.
Ze ziet de onrust in zijn slaap, de meisjes, die vreselijke dingen die ze in de krant heeft gelezen, waar hij niet over praat.
Zeke Martinsson is wakker geworden en naar de keuken van zijn huis in Landeryd gelopen, waar hij het koffiezetapparaat heeft aangezet.
De geur van cafeïne, van opstaan, van een nieuwe dag verspreidt zich door de ruimte.
Het is 05.23 uur volgens de klok boven het fornuis.
Hij slaapt vrijwel altijd de hele nacht door, om vervolgens vroeg, maar uitgerust wakker te worden.
Het is warm in huis, minimaal achtentwintig graden. Zijn vrouw wilde een airco voor de slaapkamer kopen, maar die hittegolf kan niet lang meer duren en dan zouden die tienduizend kronen maar weggegooid geld zijn. Maar wat is tienduizend?
Martin gaat straks miljoenen verdienen met een beetje ijshockey, dat heeft hij zelfs al gedaan.
Maar goed, er is niets op tegen om daarmee je geld te verdienen, als het maar eerlijk is.
Hersenchirurgen verdienen een schijntje vergeleken met ijshockeyers. Om nog maar te zwijgen van verpleegkundigen.
Een slechte grap, al met al.
Die meisjes. Theresa en Josefin. Wat is er toch aan de hand?
Van die verdomde gangbangs in Berga. Snotneuzen met een verdomd zieke, geïmporteerde kijk op vrouwen. Ze brengen het slechtste in mij boven.
En Peter Sköld en Nathalie Falck, wat hebben zij te verbergen?
Zeke schenkt een kop koffie in. Nipt aan de hete drank, voelt zijn lichaam al ontwaken van de geuren die hij inademt. Hij zet zijn kop op de keukentafel, loopt naar de hal en opent de voordeur.
Het is stil in de tuin – bloemen, struiken, bomen. Als zwarte, verstijfde mensen.
Zijn vader lag tien jaar in het Åleryds-verpleeghuis, voor hij eindelijk mocht sterven. Stijf, opgesloten in zichzelf door een vorm van parkinson waar geen oud of nieuw medicijn iets tegen kon uitrichten. Als een ontbladerde boom in een tuin.
Zeke sluipt in zijn onderbroek naar buiten.
De buren zijn niet thuis, en mochten ze thuis zijn, dan zijn ze in elk geval niet op.
Hij opent de brievenbus, steekt zijn hand erin en haalt de Correspondenten eruit.
Hij kijkt nog even of er reclamefolders in zitten, maar de brievenbus is verder leeg, op een paar slome oorwurmen na, die naar de hoeken vluchten.
Hij houdt de krant schuin omhoog, onder de juiste hoek, zodat hij in de ochtendschemering de tekst kan lezen en de foto’s op de voorpagina kan bekijken.
Foto’s van Theresa Eckeved.
Van hetzelfde rolletje als de foto’s die zij gisteren van de ouders kregen. Sinds een week verdwenen... de ouders doen een beroep op het grote publiek...
Zeke vouwt de krant op.
Koffie.
Ik heb een paar koppen nodig om mijn hoofd helder te maken.
Vandaag heb ik iets belangrijks te doen.