'Een grote vanillecappuccino, graag,' deed ik mijn bestelling bij een medewerkster van Starbucks aan 57th Street die ik nog nooit had gezien. Het was maanden geleden dat ik hier was geweest en me met een blad vol koffie en muffins terug naar Miranda had gehaast, voordat ze me ontsloeg omdat ik verkeerd ademhaalde. Nu ik er zo eens over nadacht, was het toch een stuk beter dat ik ontslagen was omdat ik fuck you had geschreeuwd dan dat ze me op straat gezet zou hebben omdat ik zoetjes voor haar had meegebracht in plaats van rietsuiker. Zelfde resultaat, maar toch een heel ander verhaal.

Goh, wat een verloop onder het personeel bij Starbucks. Er werkte niemand meer die me ook maar vaag bekend voorkwam, waardoor het nog langer geleden leek dat ik hier zoveel tijd had doorgebracht. Ik streek mijn zwarte broek glad (mooi model maar geen bekende ontwerper) en keek of er geen stadse modder aan de omslagen zat. Ik besefte dat een compleet personeelsbestand van modefreaks het hoofdschuddend niét met me eens zou zijn, maar ik vond dat ik er verdomd goed uitzag voor mijn tweede sollicitatiegesprek. Ik wist nu niet alleen dat niemand bij een tijdschrift een pak draagt, maar op de een of andere manier was er door mijn jaar tussen de haute couture waarschijnlijk ook wel wat gevoel voor kleding bij me blijven hangen.

De cappuccino was bijna té warm, maar hij smaakte heerlijk op die kille, natte dag waarop de donkere, late middaglucht de hele stad grijs kleurde. Normaal gesproken zou ik er somber van geworden zijn. Het was per slot van rekening deprimerend weer in een van de deprimerendste maanden van het jaar (februari), zo'n dag waarop zelfs de grootste optimisten liever onder de dekens zouden kruipen en de pessimisten geen schijn van kans maakten om op de been te blijven zonder een handvol antidepressiva. Maar Starbucks was sfeervol verlicht en gezellig druk, en ik kroop in een van de grote groene fauteuils en probeerde niet te denken aan het vette haar van degenen die er vóór me op hadden gezeten.

De afgelopen drie maanden was Loretta mijn mentor, heldin en redder in nood geweest. Het had meteen geklikt bij die eerste ontmoeting, en daarna was ze steeds even fantastisch voor me geweest. Zodra ik haar ruime maar rommelige kantoor was binnengekomen en had gezien dat ze - ooo! - dik was, had ik het gevoel gekregen dat ik haar wel eens heel leuk zou kunnen vinden. Ze had me een stoel aangeboden en ieder woord gelezen van de artikelen waaraan ik de hele week had gewerkt: stukken met een stevige knipoog over modeshows, een gelikt verhaal over het werk als assistente van een beroemdheid en een hopelijk gevoelig artikel over het doodbloeden van een relatie van drie jaar met iemand van wie je houdt maar met wie je niet meer kunt leven. Het was fantastisch, bijna misselijkmakend, zo goed als Loretta en ik met elkaar konden opschieten. We hadden dezelfde nachtmerries over Runway (ik had pas nog afschuwelijk gedroomd: mijn ouders waren door de Parijse modepolitie doodgeschoten omdat ze in korte broek over straat liepen, en op de een of andere manier was het Miranda gelukt me officieel te adopteren) en we kwamen al snel tot de conclusie dat we precies hetzelfde waren, alleen met een leeftijdsverschil van zeven jaar.

Ik had pasgeleden de briljante ingeving gekregen om al mijn Runway-kleding te verkopen aan zo'n tweedehandswinkel voor snobs op Madison Avenue, en nu was ik een rijke vrouw - ik kon het me veroorloven om voor weinig geld te schrijven, zolang mijn naam maar werd vermeld. Ik had al die tijd gewacht tot Emily of Jocelyn me zou bellen dat er een koerier onderweg was om de kleren op te halen, maar dat gebeurde niet. Ze waren dus allemaal van mij. Alleen de wikkeljurk van Diane von Furstenberg had ik apart gehouden. Toen ik de inhoud van mijn bureauladen - door Emily in dozen gedaan en opgestuurd - had doorgespit, was ik de brief van Anita Alvarez tegengekomen, waarin ze haar grenzeloze bewondering uitsprak voor alles wat met Runway te maken had. Ik was steeds van plan geweest haar een heel mooie jurk te sturen, maar ik had er nooit tijd voor gehad. Nu wikkelde ik de jurk met de grafische patronen in vloeipapier, deed er een paar Manoio's bij en vervalste een briefje van Miranda; een talent dat ik helaas nog steeds bleek te hebben. Dat meisje moest weten, voor één keer, hoe het voelde om iets heel moois te bezitten. En wat nog belangrijker was: ze moest denken dat er iemand was die aan haar dacht en zich iets van haar aantrok. Ik postte het pakketje zodra ik weer in de stad was, zodat ze niet zou vermoeden dat het niet echt afkomstig was van Runway.

Behalve de jurk, de strakke en zeer sexy D & G-spijkerbroek en het klassieke doorgestikte handtasje-met-ketting van Chanel dat ik aan mijn moeder had gegeven ('O, schat, heel mooi. Welk merk was het ook alweer?') verkocht ik alles: dunne bloesjes, leren broek, laarzen met naaldhakken en open sandaaltjes. De vrouw achter de toonbankvan de tweedehandszaak belde de eigenares en samen besloten ze dat het het beste was om de winkel een paar uur te sluiten om mijn spullen te bekijken en de waarde te bepalen. Alleen al de bagage van Louis Vuitton - twee grote koffers, een middelgrote tas en een enorme hutkoffer - leverde me zesduizend dollar op, en toen ze eindelijk stopten met fluisteren, bestuderen en giechelen, liep ik de deur uit met een cheque van iets meer dan 38.000 dollar. Waarmee ik volgens mijn berekeningen een jaar lang de huur en zelfs mijn eten kon betalen terwijl ik een schrijfcarrière probeerde op te zetten. En toen was Loretta in mijn leven verschenen en was het meteen een stuk leuker geworden.

Ze wilde al vier stukken van me plaatsen: één heel kort, net iets langer dan een uitgebreide quote, twee van vijfhonderd woorden en het oorspronkelijke artikel van tweeduizend woorden. Maar wat nog veel mooier was, was dat ze bizar genoeg niets liever wilde dan me aan contacten helpen. Ze stelde me voor aan mensen bij andere tijdschriften die misschien geïnteresseerd zouden zijn in werk van freelancers, en zo kwam ik op die sombere, bewolkte winterdag terecht bij die Starbucks uit mijn verleden: ik ging weer naar Elias-

Clark. Het had haar heel wat overredingskracht gekost om me ervan te overtuigen dat Miranda me niet zou aanvliegen zodra ik het gebouw binnenkwam, maar ik was toch nerveus. Niet verstijfd van angst, zoals in de tijd dat een rinkelende telefoon mijn hart al deed bonzen, maar toch tamelijk schichtig bij de gedachte - ergens diep in mijn achterhoofd - dat ik een glimp van haar zou opvangen. Of van Emily. Of wie dan ook, eigenlijk, behalve James, die er ook nog steeds werkte.

Op de een of andere manier, om een of andere onverklaarbare reden, had Loretta een oude huisgenote van haar gebeld die op de afdeling Stadsnieuws van The Buzz werkte en gezegd dat ze een nieuwe schrijfster had ontdekt die het helemaal ging maken. En dat moest ik dan zijn. Ze had een gesprek voor me geregeld en er zelfs bij gezegd dat Miranda me de laan uit had gestuurd, maar de vrouw had alleen maar gelachen en gezegd dat ze als ze iedereen moesten weigeren die ooit was ontslagen door Miranda, geen schrijvers meer zouden overhouden.

Ik dronk mijn cappuccino op, pakte met hernieuwde energie mijn map met artikelen en liep - deze keer heel rustig, zonder onophoudelijk rinkelende telefoon of mijn handen vol bekers koffie - naar het gebouw van Elias-Clark. Een korte verkenning vanaf het trottoir overtuigde me ervan dat er geen Runway-slaafjes in de lobbywaren, en ik duwde met mijn hele gewicht tegen de draaideur. Er was niets veranderd in de maanden dat ik hier niet was geweest: Achmed stond achter de kassa in de kiosk en er hing een enorme, glanzende poster voor een feest van Chic die maand bij Spa. Hoewel ik me officieel had moeten aanmelden, liep ik instinctief meteen door naar de draaihekjes. Ik hoorde onmiddellijk een bekende stem zingen. American Piel Wat een schatje, dacht ik, dit was het afscheidslied dat ik nooit had kunnen zingen. Toen ik me omdraaide stond Eduardo daar, kolossaal en bezweet als altijd, te grijnzen. Maar niet naar mij. Voor het draaihekje het dichtst bij hem stond een heel lang, dun meisje met pikzwart haar en groene ogen, in een bloedmooie strakke krijtstreepbroek met een kort naveltruitje. Ze sleepte een houdertje met Starbucks-koffie, een overvolle tas met kranten en tijdschriften, drie hangers met complete outfits eraan en een tas met de initialen MP met zich mee. Net toen ik besefte wie ze moest zijn, begon haar mobiele telefoon te rinkelen, en ze keek zo paniekerig dat ik dacht dat ze ter plekke in tranen zou uitbarsten. Maar toen het hekje na herhaaldelijk duwen nog niet openging, zuchtte ze: 'Bye, bye, Miss American Pie.' Toen ik weer naar Eduardo keek, lachte hij snel even naar me en gaf hij me een knipoog. En toen, terwijl het mooie meisje met het zwarte haar haar couplet afmaakte, deed hij het hekje voor me open alsof ik iemand was die meetelde.