Ik had al drie nachten in mijn kamer in East Village geslapen en voelde me nog steeds een vreemde op een volslagen vreemde plek. De kamer was miniem. Misschien ietsje groter dan het schuurtje in de tuin van ons huis in Avon, maar niet veel. En in tegenstelling tot de meeste andere vertrekken, die juist groter lijken met meubels erin, leek mijn kamer gehalveerd toen alles er eenmaal stond. Ik had het vierkante hokje heel naïef ingeschat als een kamer van normale omvang en dus kocht ik de gebruikelijke spullen: een bed, een ladekast en misschien een of twee nachtkastjes. Lily en ik waren met de auto van Alex naar Ikea gereden, het Mekka voor kamerbewoners, waar we een schitterende set van licht hout hadden uitgekozen, en een geweven vloerkleed in verschillende tinten lichtblauw, donkerblauw, nachtblauw en indigo. Interieurinrichting was, net als mode, niet mijn sterkste punt: ik dacht dat Ikea in de 'Blauwe Periode' was. We kochten een dekbedovertrek met blauwe spikkels en het dikste, zachtste dekbed dat ze hadden. Lily haalde me over om een lamp van rijstpapier te kopen voor op het nachtkastje en ik zocht een paar ingelijste zwartwitfoto's uit ter bekroning van de donkerrode, ruwe bakstenen muren, die nu hartstikke populair waren. Elegant en niet te stijf, en niet zo'n klein beetje Zen. Perfect voor mijn eerste volwassen kamer in de grote stad.
Perfect ja, tot de boel werd thuisbezorgd. Met het blote oog een kamer opmeten bleek toch wat anders dan met een meetlat. Niets paste. Alex zette het bed in elkaar, en zodra hij het tegen de bakstenen muur (de Manhattan-term voor 'onafgewerkt') schoof, stond de hele kamer vol. Ik moest de bezorgers terugsturen met de ladekast - zes laden -, twee leuke nachtkastjes en zelfs de grote spiegel. Ze tilden nog wel even samen met Alex het bed op, zodat ik het blauwe-met-blauwe kleed eronder kon schuiven, waarna er nog een paar centimeter blauw onder het houten gevaarte uit piepte. De lamp van rijstpapier had nu geen nachtkastje om op te staan, dus zette ik hem eenvoudigweg op de grond, op de strook van vijftien centimeter tussen het bed en de kast met de schuifdeuren. En wat ik ook probeerde, speciale tape, spijkers, schroeven, touw, seconde- lijm, dubbelzijdig plakband en een hoop gevloek, de ingelijste foto's bleven niet hangen op de bakstenen muur. Na bijna drie uur inspanning en rauwe, bloedende knokkels zette ik ze uiteindelijk op de vensterbank. Dat was maar beter ook, bedacht ik. Zo verminderden ze de inkijk van de vrouw aan de andere kant van de luchtschacht nog een beetje. Maar het gaf allemaal niet. Het gaf niet dat er een luchtschacht was op de plek waar een majestueuze skyline had moeten zijn, het gaf niet dat ik geen ladekast had en dat de kast die ik wél had te klein was voor een winterjas. De kamer was van mij - de allereerste die ik helemaal zelf mocht inrichten, zonder de invloed van ouders of kamergenootjes - en ik vond het geweldig.
Het was de zondagavond vóór mijn eerste werkdag, en ik deed niets anders dan me vreselijk druk maken over de vraag wat ik de volgende dag moest aantrekken. Kendra, de aardigste van mijn twee huisgenotes, stak steeds haar hoofd om de hoek van de deur om te vragen of ze ergens mee kon helpen. Aangezien ze allebei ultraconservatieve pakjes droegen naar hun werk, sloeg ik hulp op modegebied maar af. Ik ijsbeerde door de huiskamer, voorzover dat kon met een totale lengte van vijf passen, en ging op de futon voor de tv zitten. Wat draag je op je eerste werkdag bij de meest modieuze moderedactrice van het meest modieuze modetijdschrift ter wereld? Ik had wel gehoord van Prada (van de weinige Japanse meisjes op Brown die er rugzakken van hadden), Louis Vuitton (omdat allebei mijn oma's er tassen van hadden, zonder te weten hoe cool ze waren) en misschien zelfs Gucci (wie had er nou niet van Gucci gehoord?), maar ik had er niets van. Bovendien, al had de complete inhoud van alle drie de winkels in mijn minikast gehangen, dan had ik nog niet geweten wat ik ermee aan moest. Ik liep terug naar mijn kamer - of liever gezegd het kamerbrede matras dat ik een kamer noemde - en plofte op dat grote, mooie bed, waarbij ik mijn enkel stootte aan de rand. Shit. Wat nu?
Na veel hoofdbrekens en kwaad weggesmeten kleren koos ik uiteindelijk voor een lichtblauwe kasjmier trui en een zwarte rok tot op de knie, met mijn hoge laarzen eronder. Ik wist al dat een aktetas het daar niet goed deed, dus had ik geen andere keus dan mijn tasje van zwart canvas. Het laatste wat ik me van die avond herinner, is dat ik op laarzen met hoge hakken om mijn bed heen probeerde te navigeren in een rok en zonder blouse, en dat ik even ging zitten om bij te komen van de inspanning.
Ik moet van vermoeidheid in slaap gevallen zijn, want ik werd puur door de adrenaline de volgende ochtend om zes uur wakker. Ik vloog mijn bed uit. Mijn zenuwen waren de hele week tot het uiterste gespannen geweest en ik had het gevoel alsof mijn hoofd uit elkaar zou barsten. Ik had nog precies anderhalf uur om te douchen, me aan te kleden en van het studentenflatachtige gebouw op de hoek van 96th Street en Third waar ik nu woonde met het openbaar vervoer naar het hart van de stad te reizen; voor mij nog een onheilspellende, bedreigende gedachte. Dat betekende dat ik een uur moest uittrekken voor de reis en een halfuur om mezelf mooi te maken.
De douche was verschrikkelijk. Hij maakte een hoog, snerpend geluid, zoals zo'n hondenfluitje, en het water bleef consequent lauw tot vlak voor het moment dat ik eronderuit stapte, de ijskoude badkamer in. Toen werd het gloeiend heet. Het duurde slechts drie dagen voordat ik recht uit bed naar de badkamer sprintte, de douche een kwartier te vroeg aanzette en terug onder de dekens kroop. Nadat de wekker nog drie keer was gegaan op de sluimerstand ging ik voor ronde twee terug naar de badkamer, waar de spiegel inmiddels beslagen was van het heerlijk hete - hoewel zachtjes sijpelende - water.
Binnen vijfentwintig minuten - een record! - had ik mijn benauwde, ongemakkelijke kleren aan en was ik de deur uit. En het kostte me slechts tien minuten om het dichtstbijzijnde metrostation te vinden. Dat had ik natuurlijk de avond ervoor moeten zoeken, maar toen had ik het te druk met het verwerpen van mijn moeders voorstel om vast te 'oefenen', zodat ik niet zou verdwalen. Voor het sollicitatiegesprek van de week daarvoor had ik een taxi genomen, en ik was er nu al van overtuigd dat het metro-experiment een ramp zou worden. Maar opmerkelijk genoeg zat er iemand achter de kassa die Engels sprak en me instrueerde lijn 6 naar 59th Street te nemen. Daar moest ik de rechteruitgang nemen, zei ze, en twee straten in westelijke richting lopen, naar Madison Avenue. Makkie. Ik zat zwijgend in het koude treinstel, als een van de weinige mensen die gek genoeg waren om niet alleen wakker maar ook al onderweg te zijn op dat ellendige tijdstip, en dat half november. Tot zover ging het goed - totdat ik omhoog ging, de straat op.
Ik nam de dichtstbijzijnde trap en kwam buiten in de ijzige kou, waar het enige licht dat ik zag uit 24-uurs bodega's kwam. Achter me was Bloomingdale's, maar verder kwam niets me bekend voor. Elias-Clark, Elias-Clark, Elias-Clark. Waar was dat gebouw nu? Ik draaide 180 graden rond tot ik een straatbordje zag: 60th Street en Lexington. Goed, 59th Street kon nooit ver van 60th zijn, maar welke kant moest ik op? En waar lag Madison ten opzichte van Lexington? Ik herkende niets van de week ervoor, omdat ik toen voor de deur was afgezet. Ik liep een beetje rond, blij dat ik genoeg tijd had om te verdwalen, en uiteindelijk ging ik een broodjeszaak binnen voor een beker koffie.
'Dag, meneer. Ik kan het gebouw van Elias-Clark niet vinden. Kunt u me misschien wijzen welke kant ik op moet?' vroeg ik aan de nerveus uitziende man achter de kassa. Ik deed mijn best om er niet vriendelijk bij te glimlachen, want iedereen had me voorgehouden dat ik niet meer in Avon was en dat de mensen hier niet zo dol waren op goede manieren. Hij keek me kwaad aan, en ik werd nerveus omdat ik dacht dat hij me onbeleefd vond. Ik glimlachte vriendelijk.
'Eén dollah,' zei hij met uitgestoken hand.
'Vraagt u geld om me de weg te wijzen?'
'Eén dollah, melk, suiker, zwart?'
Ik staarde hem even aan voordat het tot me doordrong dat hij net genoeg Engels beheerste om over koffie te praten. 'O, magere melk graag. Hartelijk bedankt.' Ik overhandigde hem een dollar en ging weer naar buiten, nu pas echt verloren. Ik vroeg het bij de kiosk, aan straatvegers en zelfs aan een man in zo'n rijdend ontbijtkraampje. Niemand verstond me goed genoeg om me zelfs maar in de richting van 58th Street of Madison te sturen, en even had ik een flashback van Delhi, depressie en dysenterie. Nee! Ik vind het wel.
Na nog een paar minuten doelloos rondgelopen te hebben in de ontwakende stad kwam ik zowaar bij de voordeur van Elias-Clark. Er kwam een warme gloed uit de lobby, achter de glazen deuren op die donkere, vroege winterochtend, en op dat moment leek het gebouw me te verwelkomen. Maar toen ik tegen de draaideur duwde, stribbelde die tegen. Ik duwde harder en harder, tot mijn lijf naar voren schoot en mijn gezicht bijna tegen het glas werd gedrukt, en pas toen gaf hij mee. Toen er beweging in kwam, draaide hij eerst heel langzaam, waardoor ik nog harder moest duwen. Maar zodra hij eenmaal vaart kreeg, zwiepte het glazen monster rond en raakte me van achteren, zodat ik over mijn eigen voeten struikelde en zichtbaar moest schuifelen om overeind te blijven. Een man in het bewakershokje lachte.
'Lastig, hè? Het is niet de eerste keer dat ik dat zie gebeuren en het zal ook wel niet de laatste keer zijn,' grinnikte hij enthousiast, en zijn vlezige wangen trilden. 'Ze nemen je hier goed te pakken.'
Ik bekeek hem even en besloot dat ik hem haatte en dat hij mij nooit aardig zou gaan vinden, wat ik ook zou doen of zeggen, ik glimlachte evengoed.
'Ik ben Andrea,' zei ik, en ik deed een van mijn gebreide wanten uit om hem een hand te geven. 'Dit is mijn eerste werkdag bij Runway. Ik ben de nieuwe assistente van Miranda Priestly.'
'Ik heb medelijden met je!' bulderde hij, waarbij hij zijn dikke hoofd vrolijk in zijn nek wierp. 'Zielsveel medelijden! Ha ha ha! Hé, Eduardo, kijk eens. Hier heb je een van de nieuwe slaafjes van Miranda. Waar kom jij vandaan, meid, dat je zo vriendelijk doet? Uit een of ander gehucht in Kansas of zo? Ze vreet je met huid en haar op, ha ha ha!'
Maar voordat ik kon reageren, kwam een gezette man in hetzelfde uniform naar ons toe, die me niet bepaald subtiel van top tot teen bekeek. Ik zette me schrap voor nog meer spottende opmerkingen en bulderend gelach, maar die kwamen niet. Hij keek me vriendelijk aan.
'Ik ben Eduardo, en die idioot hier is Mickey,' zei hij, met een gebaar naar de eerste man, die geërgerd keek omdat Eduardo zich fatsoenlijk had durven gedragen en de pret had bedorven. 'Let maar niet op hem, hij maakt maar een grapje.' Hij sprak met een mengeling van een Spaans en een New Yorks accent, en hij pakte een dik boek. 'Als je dit invult, krijg je een tijdelijk pasje van me waarmee je naar boven mag. Daar moet je aan Personeelszaken doorgeven dat je een pas met foto nodig hebt.'
Ik moet hem dankbaar aangekeken hebben, want hij schoof opgelaten het boek over de balie. 'Vooruit maar, invullen. En veel succes vandaag, meid. Je zult het nodig hebben.'
Ik was inmiddels te zenuwachtig en moe om hem om uitleg te vragen, en bovendien was dat niet nodig. Zo'n beetje het enige waar ik tijd voor had gehad in de week tussen het aanvaarden van mijn nieuwe baan en mijn eerste werkdag was informatie verzamelen over mijn nieuwe bazin. Ik had haar op internet opgezocht en tot mijn verbazing gelezen dat Miranda Priestly in het East End in Londen was geboren als Miriam Princhek. Haar familie was net als al die andere orthodox-joodse families in de stad: verbluffend arm maar devoot. Haar vader had allerlei losse baantjes, maar het gezin was hoofdzakelijk aangewezen op de steun van de gemeenschap, aangezien hij het grootste deel van zijn tijd doorbracht met het bestuderen van joodse geschriften. Haar moeder was gestorven bij de geboorte van Miriam, en haar moeder was bij hen ingetrokken om voor de kinderen te zorgen. En kinderen waren er genoeg! Elf in totaal. Miriam was de jongste. De meesten van haar broers en zussen waren arbeider geworden, net als hun vader, en hadden weinig tijd voor iets anders dan bidden en werken; een paar van hen wisten het tot de universiteit te schoppen, maar daarna trouwden ze jong en kregen ze zelf een groot gezin. Miriam was de enige uitzondering op de familietraditie. Ze spaarde de kleine bedragen op die haar oudere broers en zussen haar toestopten wanneer ze het konden missen en ging van de middelbare school af zodra ze zeventien werd - slechts drie maanden voor het eindexamen - om te gaan werken als assistente voor een aanstormende Britse ontwerper, die ze hielp om ieder seizoen zijn of haar shows voor te bereiden. Nadat ze een paar jaar naam had gemaakt als lievelingetje van de snelgroeiende Londense modewereld terwijl ze 's avonds Frans studeerde, sleepte ze een baan in de wacht op de redactie van het Franse blad Chic in Parijs. Ze had inmiddels nauwelijks meer contact met haar familie, die niets begreep van haar leven of haar ambities, en ze schaamde zich voor hun ouderwetse vroomheid en hun enorme gebrek aan wereldwijsheid. De vervreemding van haar familie werd compleet toen Miriam Princhek op vierentwintigjarige leeftijd, vlak nadat ze bij Chic was gaan werken, Miranda Priestly werd en daarmee haar onmiskenbaar etnische naam inruilde voor een naam met wat meer panache. Haar stevige cockneyaccent maakte al snel plaats voor een zorgvuldig gecultiveerde tongval, en toen ze eind twintig was, was de transformatie van joods provinciaaltje tot wereldlijk lid van de beau monde compleet. Haar ster rees snel en meedogenloos binnen de tijdschriftenwereld.
Na tien jaar aan het roer bij de Franse Runway plaatste Elias haar over naar de belangrijkste positie bij de Amerikaanse tak, de ultieme prestatie. Met haar twee dochters en haar echtgenoot, een toenmalige rockster (die maar al te graag naar Amerika vertrok, waar hij meer publiciteit zou krijgen) trok ze in een penthouse op Fifth Avenue, ter hoogte van 76th Street, en bij Runway brak een nieuw tijdperk aan: de Priestly-jaren, waarvan het zesde naderde toen ik aan mijn eerste werkdag begon.
Door stom geluk zou ik al bijna een maand aan het werk zijn voordat Miranda terugkwam op kantoor. Ze nam ieder jaar vakantie van de week voor Thanksgiving tot vlak na nieuwjaar. Normaal gesproken bracht ze dan een paar weken door in de flat die ze in Londen had aangehouden, maar dit jaar, zo had ik me laten vertellen, had ze haar man en dochters voor twee weken meegesleept naar het landhuis van Oscar de la Renta in de Dominicaanse Republiek, waarna ze Kerstmis en nieuwjaar zouden vieren in het Ritz in Parijs. Ik was bovendien gewaarschuwd dat ze technisch gesproken wel 'met vakantie' was, maar dat ze altijd bereikbaar was en gewoon doorwerkte, dus dat werd ook van haar voltallige personeel verwacht. Ik zou op gepaste wijze voorbereid en getraind worden zonder dat hare majesteit aanwezig was. Op die manier had Miranda geen last van mijn onvermijdelijke fouten terwijl ik mijn werk leerde. Klonk goed. Dus stipt om zeven uur 's morgens zette ik mijn handtekening in het boek van Eduardo en werd het draaihekje voor de allereerste keer voor me geopend. 'Strike a pose? riep Eduardo me na, vlak voordat de liftdeuren dichtgleden.
Emily, die er opmerkelijk verwilderd en slonzig uitzag in een strak maar verkreukeld wit T-shirt en een olijfkleurige broek, wachtte me op in de receptie, waar ze met een beker koffie van Starbucks in het nieuwe decembernummer zat te bladeren. Haar hoge hakken rustten op de glazen salontafel en haar zwartkanten beha scheen overduidelijk door de volkomen transparante katoen van haar T-shirt. Haar ongekamde, golvende rode haar hing los over haar schouders, en doordat haar lippenstift een beetje uitgelopen was door de koffiebeker zag ze eruit alsof ze de afgelopen tweeënzeventig uur in bed had doorgebracht.
'Hé, welkom,' mompelde ze, en ze was na de bewaker aan de deur de eerste die me officieel van top tot teen kritisch bekeek. 'Leuke laarzen.'
Mijn hart maakte een sprongetje. Meende ze dat nou? Of was het sarcastisch bedoeld? Ik kon het onmogelijk uit haar toon opmaken. Mijn wreven deden nu al zeer en mijn tenen zaten helemaal tegen de neuzen gedrukt, maar als ik zojuist inderdaad een compliment had gekregen van een Runway1 er was het de pijn misschien wel waard.
Emily bekeek me nog even en zwaaide toen met een theatrale zucht haar benen van de tafel. 'Laten we dan maar gaan.Je hebt écht geluk dat ze er niet is,' zei ze. 'Niet dat ze niet fantastisch is, natuurlijk, want dat is ze dus wel,' voegde ze eraan toe, in wat ik later de klassieke Runway Paranoia Ommezwaai zou noemen - die ik zelf ook ging toepassen. Zodra iemand per ongeluk iets negatiefs over Miranda over zijn lippen liet komen - hoe terecht dat ook mocht zijn - werd de spreker getroffen door het paranoïde gevoel dat Miranda het te horen zou krijgen en wijzigde hij of zij zijn of haar standpunt radicaal. Het zou mijn favoriete tijdverdrijf worden: kijken hoe mijn collega's terugkrabbelden om hun lasterlijke uitspraken ongedaan te maken.
Emily haalde haar kaart door de elektronische lezer en we liepen zij aan zij zwijgend door de doolhof van gangen naar het hart van de verdieping, waar het kantoor van Miranda was gevestigd. Ik keek toe hoe ze de openslaande deuren van het vertrek opendeed en haar jas en tas op een van de bureaus in de ruimte vóór het enorme kantoor van Miranda gooide. 'Dit is dus jouw werkplek,' zei ze, en ze gebaarde naar een L-vormig houten geval met een formica blad tegenover haar eigen bureau. Er stond een gloednieuwe turkooizen i-Mac op, een telefoon en een paar postbakjes, en er lagen al pennen, paperclips en notitieboekjes in de laden. 'Ik heb het grootste deel van mijn spullen maar voor je laten liggen. Het is handiger als ik voor mezelf alles nieuw bestel.'
Emily was pas bevorderd tot eerste assistente, waardoor de post van tweede assistente was vrijgekomen voor mij. Allison was al vertrokken naar haar nieuwe baan op de beautyafdeling, waar ze nieuwe make-up, crèmes en haarproducten ging testen en daar verslag van zou doen. Het was me niet helemaal duidelijk hoe het assistentschap van Miranda haar op die taak had voorbereid, maar ik was onder de indruk. De beloften werden waargemaakt: wie voor Miranda had gewerkt, bereikte iets.
De rest van het personeel druppelde vanaf tien uur binnen, in totaal zo'n vijftig redactiemedewerkers. De grootste afdeling was Mode, uiteraard, met bijna dertig mensen, inclusief accessoiresassistenten. Reportage, Beauty en Kunst maakten het geheel compleet. Bijna iedereen kwam langs Miranda's kantoor om met Emily te kletsen, naar roddels over haar bazin te luisteren en het nieuwe meisje te bekijken. Ik kreeg die eerste ochtend tientallen mensen te zien, die allemaal hun witte tanden bloot lachten en oprecht geïnteresseerd leken.
De mannen waren stuk voor stuk uitgesproken nichten, in leren broeken als een tweede huid en geribbelde T-shirts die strak om hun enorme bicepsen en perfecte borstkas spanden. De artdirector, een oudere man met champagnekleurig, dun haar die eruitzag alsof hij wilde wedijveren met Elton John, droeg instappers met konijnenbont en gebruikte eyeliner. Niemand keek ervan op. Wij hadden vroeger op de campus ook groepjes homo's, en een paar vrienden van me waren de afgelopen jaren uit de kast gekomen, maar ze zagen er geen van allen zó uit. Het was alsof ik omringd werd door de complete cast van Rent - uiteraard met betere kostuums.
De vrouwen, of liever gezegd de meisjes, waren individueel al prachtig, maar collectief waren ze verbijsterend mooi. De meesten waren zo rond de vijfentwintig, en er waren er niet veel bij die er ouder uitzagen dan dertig. Ze droegen bijna allemaal enorme, glinsterende diamanten aan hun ringvinger, maar het leek me onmogelijk dat ook maar één van hen een bevalling achter de rug had - of ooit een kind zou baren. Ze liepen in en uit, in en uit, bevallig op dunne hakken van tien centimeter, kwamen heupwiegend naar mijn bureau, staken hun melkwitte handen met lange, gemanicuurde vingers naar me uit en noemden zichzelf 'Jocelyn, die voor Hope werkt', 'Nicole van Mode' en 'Stef, hoofd Accessoires'. Slechts één van hen, Shayna, was kleiner dan 1,73 meter, maar ze was zo frêle dat ze onmogelijk een centimeter meer met zich mee had kunnen dragen. Ze wogen allemaal minder dan vijftig kilo.
Terwijl ik daar in mijn draaistoel mijn best deed om alle namen te onthouden, kwam het mooiste meisje binnen dat ik die dag had gezien. Ze droeg een zachtroze kasjmier trui die eruitzag alsof hij was gesponnen van roze wolken. Onvoorstelbaar wit haar golfde over haar rug. Haar ruim 1,80 meter lange lichaam zag eruit alsof er net genoeg vlees op zat om haar op de been te houden, maar ze bewoog zich met de verrassende souplesse van een danseres. Haar wangen gloeiden en de vierkaraats loepzuivere diamanten verlovingsring flonkerde en leek licht te geven. Ik dacht dat ze me ernaar had zien staren, want ze duwde meteen haar hand onder mijn neus.
'Mijn eigen creatie,' verkondigde ze, en ze glimlachte naar haar hand en keek me aan. Ik keek naar Emily voor een verklaring, een tipje van de sluier, maar ze zat weer te telefoneren. Ik nam aan dat het meisje het over de ring had, dat ze bedoelde dat ze die zelf had ontworpen, maar toen zei ze: 'Is het geen schitterende kleur? Het is een laagje Marshmallow met een laagje Ballet Slipper. Eerst Ballet Slipper, en dan een toplaag om het af te maken. Het is perfect - licht van kleur, zonder dat het eruitziet alsof je je nagels hebt gelakt met Tipp-Ex. Ik denk dat ik dit voortaan bij iedere manicurebeurt gebruik!' En ze draaide zich om en liep weg. Ja, insgelijks, aangenaam, straalde ik in gedachten naar haar rug toen ze wegtrippelde.
Ik had het heel leuk gevonden om al mijn collega's te leren kennen; ze leken me lief en aardig en, op die mooie gek met de nagellaktic na, allemaal in me geïnteresseerd. Emily was nog niet van mijn zijde geweken en had iedere gelegenheid om me iets te leren aangegrepen. Ze vertelde me wie echt belangrijk waren, met wie je geen ruzie moest krijgen en wie je maar beter te vriend kon houden omdat ze zulke goede feesten gaven. Toen ik over Miss Manicure vertelde, leefde Emily helemaal op.
'O!' riep ze ademloos uit, enthousiaster dan ik haar over wie dan ook had gehoord. 'Is ze niet geweldig?'
'Eh ja, ze leek me wel aardig. We hebben niet echt met elkaar kunnen praten; ze heeft me alleen, eh... haar nagellak laten zien.'
Emily grijnsde trots. 'Je weet toch wel wie ze is, hè?'
Ik pijnigde mijn hersens. Had ze eruitgezien als een filmster, zangeres of fotomodel? Ik kon haar niet plaatsen. Ze was dus beroemd! Misschien had ze zich daarom niet voorgesteld, omdat ze aannam dat ik haar wel zou herkennen. Niet dus. 'Nee, eigenlijk niet. Is ze beroemd?'
De blik waarmee ze daarop reageerde was er een van ongeloof vermengd met afkeer. 'Eh, jaaa,' zei ze nadrukkelijk, en ze kneep haar ogen tot spleetjes alsof ze wilde zeggen: jij volslagen idioot. 'Dat is Jessica Duchamps.' Ze wachtte af. Ik wachtte af. Niets. 'Je weet toch wie dat is, hè? 'Ik nam in gedachten weer een lijstje door, in een poging iemand aan deze nieuwe informatie te verbinden, maar ik was er vrij zeker van dat ik nog nooit van haar had gehoord. Bovendien begon dit spelletje me te vervelen.
'Emily, ik heb haar nooit eerder gezien en haar naam komt me niet bekend voor. Wil je me alsjeblieft vertellen wie ze is?' vroeg ik, en ik moest mijn best doen om kalm te blijven. Het ironische was dat het me helemaal niet kon schelen wie ze was, maar Emily zou het duidelijk niet opgeven totdat ik overkwam als een complete mislukkeling.
Deze keer was haar glimlach neerbuigend. 'Natuurlijk. Zeg dat dan gewoon. Jessica Duchamps is... nou ja, een Duchamps! Je weet wel, van het succesvolste Franse restaurant in de stad. Dat is van haar ouders, is het niet te gek? Ze zijn onvoorstelbaar rijk.'
'O, ja?' zei ik, zogenaamd enthousiast vanwege dit superknappe meisje dat ik zou moeten willen kennen omdat haar ouders een restaurant hadden. 'Geweldig.'
Ik beantwoordde een paar telefoontjes met het voorgeschreven 'met het kantoor van Miranda Priestly', hoewel Emily en ik allebei bang waren dat Miranda zelf zou bellen en ik niet zou weten wat ik moest doen. De paniek sloeg toe toen een onbekende vrouw aan de telefoon iets onverstaanbaars blafte met een sterk Brits accent, en ik gooide de hoorn naar Emily zonder eraan te denken eerst op de wachtknop te drukken.
'Zij is het,' fluisterde ik. 'Neem jij hem.'
Emily wierp me haar eerste speciale blik toe. Ze had er geen moeite mee haar emoties te laten blijken en kon op zo'n manier haar wenkbrauwen optrekken en haar kin laten zakken dat ze gelijke delen afkeer en medelijden uitstraalde.
'Miranda? Met Emily,' zei ze, terwijl een opgewekte glimlach haar gezicht deed oplichten alsof Miranda door de telefoon kon kruipen en haar zou kunnen zien. 'O, Mimi, het spijt me! Het nieuwe meisje dacht dat je Miranda was! Ik weet het, ha ha. We moeten haar nog leren dat niet ieder Brits accent wil zeggen dat het onze bazin is!' Ze keek me veelzeggend aan en trok haar overdadig geëpileerde wenkbrauwen nog hoger op.
Ze kletste nog wat terwijl ik doorging met de telefoon opnemen en boodschappen voor Emily aannemen, die later iedereen terugbelde en me onafgebroken uitlegde hoe belangrijk - of onbelangrijk - de beller was in het leven van Miranda. Om een uur of twaalf, toen de honger net een beetje begon te knagen, nam ik de telefoon op en hoorde ik aan de andere kant van de lijn een Brits accent.
'Hallo? Allison, ben jij dat?' vroeg de ijzig maar vorstelijk klinkende stem. 'Ik heb een rok nodig.'
Ik legde mijn hand over de hoorn en voelde hoe ik grote ogen opzette. 'Emily, ze is het, ze is het echt,' fluisterde ik, en ik zwaaide met de hoorn om haar aandacht te trekken. 'Ze wil een rok!'
Toen Emily zich omdraaide en mijn paniekerige blik zag, hing ze meteen op, zonder de mededeling 'ik bel je terug' of zelfs maar 'dag'. Ze schakelde Miranda met een druk op een knop door naar haar eigen lijn en trok haar gezicht weer in een brede glimlach.
'Miranda? Met Emily. Wat kan ik voor je doen?' Ze pakte een pen en begon verwoed te schrijven, haar voorhoofd geconcentreerd gefronst. 'Ja, natuurlijk. Uiteraard.' En zo snel als het was begonnen, was het weer afgelopen. Ik keek haar verwachtingsvol aan. Ze rolde met haar ogen omdat ik zo gretig deed.
'Het ziet ernaar uit dat je je eerste klusje binnen hebt. Miranda heeft een rok nodig voor morgen, onder andere, dus die moet uiterlijk vanavond op het vliegtuig.'
'Oké, wat voor rok?' vroeg ik, terwijl ik nog moest bijkomen van de schok dat een rok met het vliegtuig naar de Dominicaanse Republiek vervoerd zou worden, alleen omdat Miranda dat zo wilde.
'Dat heeft ze niet gezegd,' mompelde Emily, en ze pakte haar telefoon.
'Hoi Jocelyn, met mij. Ze wil een rok, en die moet vanavond met het toestel van mevrouw de la Renta mee, want zij gaat naar Miranda toe. Nee, geen idee. Nee, dat heeft ze niet gezegd. Ik weet het echt niet. Oké, bedankt.' Toen zei ze tegen mij: 'Het is altijd moeilijk als ze niet specifiek zegt wat ze wil. Ze heeft het te druk om zich met dat soort details bezig te houden, dus heeft ze niet vermeld wat voor stof, model of merk ze wil. Maar dat geeft niet. Ik heb haar maat en ik ken haar smaak goed genoeg om te voorspellen wat ze mooi vindt. Dat was Jocelyn van de modeafdeling. Ze laten een paar rokken komen.' Ik zag Jerry Lewis al voor me met een enorm scorebord, tromgeroffel, et voila! Gucci en een spontaan applaus.
Maar nee. Rokken 'laten komen' was mijn eerste les in Runway- absurditeit, hoewel ik moet zeggen dat het proces zo efficiënt was als een militaire operatie. Emily of ik schakelde in zo'n geval alle modeassistenten in - een stuk of acht in totaal, die allemaal contacten onderhielden met een hele rits ontwerpers en winkels. De assistenten begonnen onmiddellijk al hun pr-contacten bij de diverse modehuizen en, indien van toepassing, alle betere warenhuizen in Manhattan te bellen met de mededeling dat Miranda Priestly - inderdaad, Miranda Priestly, en het was voor persoonlijk gebruik - op zoek was naar een bepaald kledingstuk. Binnen een paar minuten stuurde ieder pr-hoofd en iedere assistent bij Michael Kors, Gucci, Prada, Versace, Fendi, Armani, Chanel, Barney's, Chloe, Sonia Rykiel, Calvin Klein, Bergdorf, Roberto Cavalli en Saks een koerier (of in sommige gevallen kwamen ze persoonlijk) met iedere rok die Miranda heel misschien mooi zou kunnen vinden. Ik keek toe hoe het proces zich voltrok, als een ballet met een zeer strakke choreografie, waarin iedere deelnemer precies wist waar, wanneer en hoe hij zijn volgende stap ging zetten. Terwijl deze vrijwel dagelijkse activiteit plaatshad, stuurde Emily mij erop uit om wat andere spullen te halen die die avond met de rok mee moesten.
'De auto wacht op je in 58th Street,' zei ze terwijl ze met twee telefoonlijnen tegelijk bezig was en tussendoor instructies voor me op een velletje Runway-briefpapier krabbelde. Ze pauzeerde even om me een mobiele telefoon toe te werpen en zei: 'Hier, neem deze mee voor het geval ik je nodig heb of je iets wilt vragen. Nooit afzetten. Altijd opnemen.' ik ging met de telefoon en het vel papier naar de uitgang aan 58th Street en vroeg me intussen af hoe ik 'mijn auto' ooit moest vinden. Of wat dat zelfs maar inhield. Maar ik stond nog maar net schichtig om me heen te kijken op het trottoir of er kwam al een gedrongen man met wit haar en een pijp in zijn mond op me af.
'Ben jij die nieuwe van Priestly?' vroeg hij schor, zonder de mahoniekleurige pijp uit zijn mond - die vol tabaksvlekken zat - te halen. Ik knikte, 'ik ben Rich, de vervoerscoördinator. Als je een auto nodig hebt, moet je bij mij zijn. Duidelijk, Blondie?' Ik knikte weer en kroop op de achterbank van een zwarte Cadillac. Hij gooide het portier dicht en zwaaide.
'Waar wilt u naartoe?' vroeg de chauffeur, waardoor ik meteen terug was in de werkelijkheid. Ik besefte dat ik geen flauw idee had en haalde het vel papier uit mijn zak.
Eerste bestemming: studio van Tommy Hilfiger op West 51th Street 355, vijfde verdieping. Vragen naar Leanne. Zij geeft je alles wat we moeten hebben.
Ik gaf de chauffeur het adres en staarde naar buiten. Het was 13.00 uur op een ijskoude winterdag, ik was drieëntwintig en zat in een auto met chauffeur, op weg naar de studio van Tommy Hilfiger. En ik rammelde van de honger. De afstand van vijftien straten kostte rond lunchtijd bijna drie kwartier, mijn eerste kennismaking met het drukke stadsverkeer. De chauffeur zei dat hij rondjes zou rijden tot ik weer naar buiten kwam, en daar ging ik: naar de studio van Tommy. Toen ik bij de receptie op de vijfde verdieping naar Leanne vroeg, kwam er een schattig meisje dat geen dag ouder was dan achttien de trap af gesprongen.
'Hoi!' riep ze, en ze rekte de klank een paar tellen. 'Jij bent vast en zeker Andrea, de assistente van Miranda. We zijn hier allemaal dol op haar, dus welkom in het team.' Ze grijnsde, ik grijnsde. Toen haalde ze een enorme plastic zak onder een tafel vandaan en gooide de inhoud op de grond. 'Hier hebben we Carolines lievelingsjeans in drie kleuren, en we hebben er wat korte, strakke T-shirtjes bij gedaan. Cassidy is dol op Tommy's kaki rokjes, dus die zitten erbij in olijfgroen en grijs.' Er kwamen spijkerrokjes en -jasjes en zelfs een paar sokken uit de zak, en ik kon er alleen maar naar staren. Hier lag genoeg kleding om minstens vier complete tienergarderobes mee samen te stellen. Wie zijn in godsnaam Cassidy en Caroline, vroeg ik me af terwijl ik naar de buit staarde. Welke zichzelf respecterende persoon draagt er nu spijkerbroeken van Tommy Hilfiger - en nog wel in drie verschillende kleuren?
Ik moet volkomen niet-begrijpend gekeken hebben, want Leanne ging met haar rug naar me toe zitten toen ze de kleren weer inpakte en zei: 'Ik weet zeker dat de dochters van Miranda dit spul geweldig vinden. We kleden ze al jaren, en Tommy staat erop alles persoonlijk voor ze uit te zoeken.' Ik wierp haar een dankbare blik toe en zwaaide de zak over mijn schouder.
'Succes!' riep ze toen de liftdeuren dichtgingen, met een oprechte glimlach die haar halve gezicht in beslag nam. 'Jij boft maar met zo'n superbaan!' Voordat ze het kon zeggen, maakte ik de zin in gedachten af: Er zijn miljoenen meisjes die er een moord voor zouden doen. En op dat moment, toen ik zojuist de studio van een beroemde ontwerper had gezien en ik voor duizenden dollars aan kleren bij me had, vond ik dat ze gelijk had.
Toen ik eenmaal doorhad hoe het werkte, vloog de dag voorbij. Ik overwoog even of er iemand kwaad zou worden als ik een minuutje de tijd nam om een sandwich te halen, maar ik moest wel. Ik had sinds mijn croissant om zeven uur 's morgens niets meer gegeten, en het was bijna twee uur. Ik vroeg de chauffeur te stoppen bij een broodjeszaak en besloot op het laatste moment om voor hem ook wat mee te nemen. Zijn mond viel open van verbazing toen ik hem een sandwich met kalkoen en honing-mosterdsaus gaf, en ik vroeg me af of hij zich er ongemakkelijk onder voelde.
'Ik dacht dat u ook wel trek zou hebben,' zei ik. 'U rijdt de hele dag rond en hebt waarschijnlijk ook weinig tijd om te lunchen.'
'Bedankt, dat stel ik echt op prijs. Ik rijd al zeventien jaar voor Elias-Clark en meestal zijn de dames niet zo aardig. U bent heel aardig,' zei hij met een zwaar, onbestendig accent, en hij keek me aan in de binnenspiegel. Ik glimlachte naar hem en kreeg even een akelig voorgevoel. Maar dat was al snel weer weg en we aten samen onze boterhammen op terwijl we in de file naar zijn lievelings-cd luisterden, die in mijn oren klonk als een vrouw die telkens opnieuw hetzelfde schreeuwde in een onbekende taal, opgeluisterd door sitarmuziek.
Volgens de volgende schriftelijke instructie van Emily moest ik een witte korte broek ophalen die Miranda dringend nodig had om te tennissen. Ik nam aan dat we naar Polo Ralph Lauren zouden gaan, maar op het briefje stond Chanel. Maakte Chanel witte tennisbroekjes? De chauffeur bracht me naar de privé-salon, waar een oudere verkoopster - die aan haar facelift een soort spleetogen had overgehouden - me een wit, kort broekje van lycra in een onmogelijk klein maatje overhandigde, vastgespeld aan een zijden hanger, in een fluwelen zakje gedrapeerd. Ik keek naar het broekje, dat zo te zien nog te klein was voor een kind van zes, en toen weer naar de vrouw.
'Eh, denkt u echt dat Miranda dit zal dragen?' vroeg ik aarzelend, ervan overtuigd dat de vrouw me met haar pitbullmond met huid en haar zou opeten. Ze keek me kwaad aan.
'Dat mag ik hopen, juffrouw, aangezien ze voor haar op maat gemaakt worden, naar haar specifieke wensen,' snauwde ze, en ze gaf me het minibroekje. 'Doet u haar de hartelijke groeten van meneer Kopelman.' Natuurlijk, mevrouw, wie dat ook mag zijn.
Mijn volgende bestemming was, zoals Emily had opgeschreven, 'hartstikke ver downtown'': J & R Computer World, vlak bij City Hall. Kennelijk was dat de enige winkel in de hele stad waar ze Warriors of the West verkochten, een computerspel dat Miranda wilde kopen voor Moises, de zoon van Oscar en Annette de la Renta. Toen ik daar een uur later eindelijk in de buurt was, had ik inmiddels ontdekt dat ik met mijn mobiele telefoon ook buiten de stad kon bellen en toetste ik enthousiast het nummer van mijn ouders in om te vertellen hoe leuk mijn baan was.
'Eh, pap? Hoi, met Andy. Raad eens waar ik nu ben? Ja, natuurlijk op mijn werk, maar dat is op dit moment toevallig op de achterbank van een auto met chauffeur, die me heel Manhattan door rijdt. Ik ben al bij Tommy Hilfiger en Chanel geweest, maar nu moet ik eerst een computerspelletje kopen en dan ga ik naar het appartement van Oscar de la Renta op Park Avenue om alle spullen af te geven. Nee, het is niet voor hemzelf! Miranda zit in de DR en Annette vliegt er vanavond heen. In een privé-vliegtuig, ja. Pap! Dat staat natuurlijk voor de Dominicaanse Republiek!'
Hij klonk een beetje wantrouwend, maar wel blij dat ik zo tevreden was, en ik besloot dat ik was aangenomen als hoogopgeleide koerier. En dat vond ik prima. Nadat ik de tas met Tommy-kleding, het tennisbroekje en het computerspelletje had afgegeven bij een zeer gedistingeerde portier in de chique lobby van een appartementencomplex op Fifth Avenue (dus dit wordt er bedoeld als mensen het over Fifth Avenue hebben!) ging ik terug naar Elias-Clark. Toen ik ons kantoor binnenkwam, zat Emily in kleermakerszit op de grond pakjes in te pakken in wit papier met witte strikken eromheen. Ze werd omringd door bergen rode en witte dozen, identiek van vorm, honderden, misschien wel duizenden, tussen onze bureaus en zelfs tot in Miranda's kantoor. Emily merkte niet dat ik naar haar stond te kijken, en ik zag dat het haar maar twee minuten kostte om een doos onberispelijk in te pakken, en nog eens vijftien seconden om er een wit satijnen lint omheen te doen. Ze ging efficiënt te werk en stapelde de ingepakte witte dozen zonder een seconde te verspillen achter zich op. De berg groeide en groeide, maar de stapel oningepakte dozen werd niet kleiner. Ik schatte dat ze nog vier dagen door kon werken zonder dat het af kwam.
Ik riep haar naam boven de jaren-tachtigmuziek uit die ze via haar computer draaide. 'Eh... Emily? Hallo, ik ben er weer.'
Ze draaide zich naar me om en even leek ze niet te weten wie ik was. Geen flauw idee. Maar toen kwam mijn status van het nieuwe meisje weer naar boven. 'Hoe is het gegaan?' vroeg ze snel. 'Heb je alles van de lijst?'
Ik knikte.
'Ook het videospel? Toen ik belde, hadden ze er nog maar één. Was het er nog?'
Ik knikte weer.
'En heb je het afgegeven bij de portier van de familie de la Renta op Park Avenue? De kleren, het tennisbroekje, alles?'
'Ja, geen probleem. Het ging prima, en ik heb het een paar minuten geleden afgegeven. Wat ik me afvroeg: Draagt Miranda dat...'
'Luister, ik moet naar de wc en ik heb al die tijd gewacht. Ga jij even bij de telefoon zitten, oké?'
'Ben je niet naar de wc geweest toen ik weg was?' vroeg ik ongelovig. Ik was vijf uur weg geweest. 'Waarom niet?'
Emily deed een strik om de doos die ze zojuist had ingepakt en keek me koeltjes aan. 'Miranda tolereert niet dat iemand anders dan een van haar assistentes de telefoon aanneemt, en aangezien jij er niet was, kon ik niet weg. Ik had natuurlijk kunnen rennen, maar ze heeft vandaag een heel drukke dag en ik wilde beschikbaar blijven. Dus nee, we gaan niet naar de wc - of ergens anders naartoe - zonder dat goed met elkaar af te spreken. We moeten samenwerken en zo ons werk zo goed mogelijk doen, snap je?'
'Jawel,' zei ik. 'Ga maar, ik blijf wel hier.' Ze liep weg en ik moest me vasthouden aan mijn bureau. Niet naar de wc zonder een gecoördineerd strijdplan? Had ze de afgelopen vijf uur echt daar op kantoor gezeten in de hoop dat haar blaas niet opspeelde, uit angst dat een vrouw die aan de andere kant van de oceaan zat misschien zou bellen in de tweeënhalve minuut die ze nodig had om naar het toilet te gaan? Blijkbaar. Het leek me nogal dramatisch, maar ik ging ervan uit dat Emily gewoon erg enthousiast haar werk deed. Het kon toch niet zo zijn dat Miranda dat echt van haar personeel verlangde? Daar geloofde ik niets van. Nee, toch?
Ik pakte een paar vellen papier uit de printer en zag dat erboven stond: 'Ontvangen kerstcadeaus.' Een, twee, drie, vier, vijf, zes pagina's vol cadeaus, met op iedere regel de afzender en een omschrijving. In totaal tweehonderdzesenvijftig cadeaus. Het leek wel de huwelijkslijst van de koningin van Engeland, en ik las hem gretig door. Een doos Bobbi Brown-make-up van Bobbi Brown zelf, een unieke leren Kate Spade-handtas van Kate en Andy Spade, een bordeauxrode leren agenda van Smythson of Bond Street van Graydon Carter, een met nerts gevoerde slaapzak van Miuccia Prada, een kralenarmband van Verdura van Aerin Lauder, een met diamanten bezaaid horloge van Donatella Versace, een kist champagne van Cynthia Rowley, een truitje met kraaltjes en bijpassende handtas van Mark Badgley en James Mischka, een set Cartier-pennen van Irv Ravitz, Vera Wang had een sjaal met chinchillabont gestuurd, een jasje in zebraprint van Alberto Ferretti en een kasjmier Burberry-deken van Rosemarie Bravo. En dat was nog maar het begin. Er stonden handtassen bij in alle soorten en maten, van iedereen die je maar kon bedenken: Herb Ritts, Bruce Weber, Giselle Bundchen, Hillary Clinton, Tom Ford, Calvin Klein, Annie Leibovitz, Nicole Miller, Adrienne Vittadini, Kevin Aucoin, Michael Kors, Helmut Lang, Giorgio Armani, John Sahag, Bruno Magli, Mario Testino en Narcisco Rodriguez, om maar een paar namen te noemen. Er waren uit naam van Miranda tientallen giften overgemaakt aan diverse goede doelen en er stonden wel honderd flessen wijn en champagne op de lijst, acht of tien Fendi-tassen, een paar dozijn geurkaarsen, schitterend oosters aardewerk, zijden pyjama's, in leer gebonden boeken, badproducten, bonbons, armbanden, kaviaar, kasjmier truien, ingelijste foto's en genoeg bloemstukken en kamerplanten om zo'n bruiloft mee te versieren die ze in China wel eens houden, met vijfhonderd stellen tegelijk in een voetbalstadion. O mijn god! Was dit echt? Kon dit echt gebeuren? Ik werkte voor een vrouw die tweehonderdzesenvijftig kerstcadeaus kreeg van de beroemdste mensen ter wereld. Of waren ze niet zo beroemd? Ik wist het niet. Ik kende wel een paar namen van grote sterren en ontwerpers, maar destijds wist ik nog niet dat de anderen op de lijst veelgevraagde fotografen, visagisten, modellen en hooggeplaatste figuren binnen Elias-Clark waren. Net toen ik me afvroeg of Emily zou weten wie al die mensen waren, kwam ze binnen. Ik wilde doen alsof ik de lijst niet had gelezen, maar ze vond het helemaal niet erg.
'Idioot, hè? Ze is zo ontzettend cool,' ratelde ze, en ze griste de vellen papier van haar bureau en bekeek ze met een blik die ik niet anders dan gretig zou kunnen noemen. 'Heb je ooit zulke fantastische spullen gezien? Dat is het allerleukste aan deze baan: al haar pakjes openmaken.' Ik begreep het even niet. Maakten wij haar pakjes open? Waarom deed ze dat zelf niet? Ik vroeg het maar gewoon.
'Ben je gek? Miranda vindt negentig procent van die cadeaus helemaal niks. Sommige zijn gewoon beledigend, die laten we haar niet eens zien. Neem dit nu,' zei ze, en ze pakte een doosje op. Het was een mobiele telefoon van Bang & Olufsen, zo'n strak, zilverkleurig model met afgeronde hoeken en een glashelder bereik van een kilometer of drieduizend. Ik was een paar weken geleden nog met Alex in de winkel geweest, waar hij had staan kwijlen bij de stereo's, en ik wist dat zo'n telefoon meer dan vijfhonderd dollar kostte. Zo'n ding voerde nog net niet zelf de gesprekken voor je. 'Een telefoon? Kun je je voorstellen dat iemand het lef heeft om Miranda Priestly een telefoon te sturen?' Ze gooide hem naar me toe. 'Hou hem maar als je wilt, ik laat hem toch niet aan haar zien. Ze zou zich rot ergeren aan iemand die haar elektronica durft te sturen.' Ze sprak het woord 'elektronica' uit alsof het synoniem was aan 'druipend van het lichaamsvocht'.
Ik borg de telefoon op onder mijn bureau en probeerde niet te grijnzen. Beter kon het niet! Een mobiele telefoon stond op de lijst met dingen die ik nog wilde kopen (mijn kamer had geen telefoonaansluiting) en nu kreeg ik er zomaar een van vijfhonderd dollar.
'Weet je wat?' zei ze, en ze ging weer in kleermakerszit in Miranda's kantoor op de grond zitten. 'Laten we nog een paar uur flessen wijn inpakken, dan kun jij de pakjes openmaken die vandaag binnengekomen zijn. Ze staan daar.' Ze wees op een iets minder grote berg achter haar bureau, met dozen, zakken en manden in alle kleuren van de regenboog.
'Dus dit zijn de cadeaus die we namens Miranda versturen?' vroeg ik, en ik pakte en doos en wikkelde hem in dik, wit papier.
'Ja, ieder jaar hetzelfde verhaal. De belangrijkste relaties krijgen flessen Dom Pérignon. Dat zijn de directie van Elias en de grote ontwerpers die niet tot haar persoonlijke vriendenkring behoren. Haar advocaat en haar accountant. De middengroep krijgt Veuve Cliquot; dat is zo'n beetje iedereen: de onderwijzers van de tweeling, kappers, Uri, etcetera. En de Onbenullen krijgen een fles Ruffino chianti. Dat zijn hoofdzakelijk pr-mensen die kleine, algemene cadeautjes sturen. We sturen chianti naar de dierenarts, de meisjes die bij haar thuis oppassen als Cara niet kan, het personeel in winkels waar ze vaak komt en iedereen die in het zomerhuis in Connecticut werkt. Ik bestel begin november voor zo'n 25.000 dollar drank, Sherry-Lehman bezorgt het en het inpakken kost meestal bijna een week. Niet verkeerd, als je bedenkt dat Elias alles betaalt.'
'Het kost zeker twee keer zoveel om de dozen ook door Sherry- Lehman te laten inpakken, hè?' Ik probeerde nog inzicht te krijgen in de hiërarchie van het inpakken.
'Wat maakt dat nou uit?' zei ze minachtend. 'Je zult er snel genoeg achter komen dat geld hier echt geen rol speelt. Miranda vindt alleen het pakpapier van Sherry-Lehman niet mooi. Ik heb ze vorig jaar dit witte papier gegeven, maar het ziet er toch mooier uit als wij de dozen inpakken.' Ze keek er trots bij.
Zo zaten we samen tot een uur of zes in te pakken, en terwijl Emily me uitlegde hoe alles werkte, probeerde ik iets te begrijpen van deze vreemde, spannende wereld. Net toen ze beschreef hoe Miranda haar koffie graag dronk (een grote koffie verkeerd met twee klontjes rietsuiker) kwam een blond meisje buiten adem binnen met een rieten mand zo groot als een wieg. Ze bleef in de deuropening van Miranda's kantoor staan en keek alsof ze bang was dat de zachte, grijze vloerbedekking onder haar Jimmy Choo's in drijfzand zou veranderen als ze het zou wagen de drempel over te gaan.
'Hoi, Em. Ik heb hier de rokken. Sorry dat het zo lang duurde, maar er werkt bijna niemand op die rare dagen tussen Thanksgiving en Kerstmis. Maar goed, ik hoop dat er iets bij zit wat ze mooi vindt.' Ze wierp een blik op haar mand vol opgevouwen rokken.
Emily keek met nauwverholen minachting naar haar op. 'Zet maar op mijn bureau. Wat we niet gebruiken stuur ik wel terug. Dat zal wel zo'n beetje alles zijn, gezien jouw smaak.' Dat laatste zei ze heel zachtjes, zodat ik het net kon verstaan.
Het blonde meisje leek van haar stuk gebracht. Ze had duidelijk het buskruit niet uitgevonden, maar ze leek me best aardig. Ik vroeg me af waarom Emily zo'n hekel aan haar had. Maar het was een lange dag geweest, met al die uitleg en mijn ritjes door de hele stad, met honderden namen en gezichten om te onthouden, dus vroeg ik het maar niet.
Emily ging met haar handen in haar zij naar de grote mand op haar bureau staan kijken. Voorzover ik vanaf de grond kon zien, zaten er een stuk of vijfentwintig rokken in, in een ongelooflijk assortiment stoffen, kleuren en maten. Had Miranda echt helemaal niet uitgelegd wat ze zocht? Had ze niet de moeite genomen om Emily te vertellen of ze een rok nodig had voor een galadiner, een partijtje gemengd dubbel of voor over haar badpak? Wilde ze spijkerstof of was chiffon misschien geschikter? Hoe moesten wij nu voorspellen wat zij eventuéél mooi zou vinden?
Daar zou ik nog wel achter komen. Emily kwam met de rieten mand het kantoor van Miranda in gelopen en zette hem voorzichtig, bijna eerbiedig, op het hoogpolige tapijt naast me neer. Ze ging zitten en legde de kledingstukken een voor een in een cirkel om ons heen. Er zat een prachtige, knalroze gehaakte sjaal van Celine bij; een parelgrijze wikkelrok van Calvin Klein en een zwart suède rokje met kraaltjes langs de zoom van meneer de la Renta zelf. Er waren rode, gebroken witte en lavendelkleurige rokken bij, sommige met kant en andere van kasjmier. Enkele waren lang genoeg om gracieus langs de enkels te zwieren, en andere zo kort dat het eerder topjes leken. Ik pakte een prachtexemplaar van bruine zijde tot halverwege de kuit en hield hem bij mijn middel, maar de stofbedekte niet meer dan één been. De volgende kwam tot de grond, een wolk van tule en chiffon, en zag eruit alsof hij niet zou misstaan op een tuinfeest in charlestonstijl. Een van de spijkerrokken was gebleekt, met een enorme bruinieren riem door de lussen, en een andere was van gekreukelde zilveren stof met een matzilveren voering. Waar moest dit heen?
'Goh, zo te zien heeft Miranda een rokkentic,' zei ik, omdat ik niets beters kon bedenken.
'Nou, nee. Miranda is lichtelijk geobsedeerd door sjaals.' Emily weigerde me aan te kijken, alsof ze zojuist had onthuld dat zijzelf herpes had. 'Dat is een van de grappige dingetjes aan haar die je moet weten.'
'O?' vroeg ik, en ik deed mijn best om geamuseerd en niet ontsteld te kijken. Een obsessie voor sjaals? Ik hou net zoveel van kleding, tassen en schoenen als de meeste vrouwen, maar dat zou ik geen 'obsessie' noemen. En op de een of andere manier had Emily's opmerking niet bepaald nonchalant geklonken.
'Ja. In dit geval zal ze wel een rok nodig hebben voor een bepaalde gelegenheid, maar sjaals zijn echt belangrijk voor haar. Je kent haar bekende sjaaltjes toch wel?' Ze keek me aan, en mijn gezicht moet verraden hebben dat ik geen flauw idee had wat ze bedoelde. 'Je kunt je je ontmoeting met haar tijdens het sollicitatiegesprek toch wel herinneren?'
'Natuurlijk,' loog ik snel, want ik voelde wel aan dat het niet zo'n goed idee was om nu te laten merken dat ik me Miranda's naam amper kon herinneren van die dag, laat staan haar kleding. 'Maar ik geloof niet dat haar sjaaltje me opgevallen is...'
'Ze draagt altijd, maar dan ook echt altijd, een witte Hermès- sjaal, ergens in haar kleding verwerkt. Meestal gewoon om haar hals, maar soms laat ze hem door haar kapper in een chignon verwerken of draagt ze er een als ceintuur. Het is haar handelsmerk. Miranda Priestly draagt een witte Hermès-sjaal, hoe dan ook. Is dat niet cool?'
Precies op dat moment viel me op dat Emily een limoengroene sjaal door de lussen van haar spijkerbroek droeg, die net onder haar witte T-shirt uit kwam.
'Soms wil ze eens wat anders, en ik denk dat dit zo'n moment is. Maar ja, die idioten op de modeafdeling weten nooit wat ze mooi vindt. Moet je deze nou zien, walgelijk!' Ze hield een schitterende, flinterdunne rok omhoog, net iets chiquer dan de rest, met gouden spikkeltjes die glinsterden op een heel donkerbruine achtergrond.
'Ja,' zei ik instemmend, en dat was de allereerste van duizenden, zo niet miljoenen keren dat ik gewoonweg ja zei om ervoor te zorgen dat ze haar mond hield. 'Wat een vreselijk ding.' Hij was zó mooi dat ik hem met alle plezier op mijn eigen bruiloft had willen dragen.
Emily ratelde maar door over dessins, stoffen en Miranda's wensen en behoeften, afgewisseld met zo nu en dan een vernietigende opmerking over een collega. Uiteindelijk koos ze voor drie radicaal verschillende rokken, die ze voor Miranda apart legde terwijl ze maar praatte, praatte en praatte. Ik probeerde te luisteren, maar het was bijna zeven uur en ik probeerde vast te stellen of ik nu uitgehongerd, kotsmisselijk of gewoon doodop was. Alle drie, denk ik. Ik merkte het eerst niet eens toen de allerlangste persoon die ik ooit had gezien het kantoor binnenstoof.
'jij daar!' hoorde ik ergens achter me. 'ga eens staan, dan kan ik je bekijken!'
Toen ik me omdraaide, stond er een man van minstens 2,10 meter met een olijfkleurige huid en zwart haar naar me te wijzen. Hij woog, met zijn lange lijf, zeker honderdtien kilo en was zo gespierd, zo volkomen strak, dat het leek alsof hij ieder moment uit zijn denim... catsuit? O, mijn god! Hij droeg een catsuit. Ja, echt, van spijkerstof, met een strakke broek, een riem om zijn middel en opgerolde mouwen. En een cape. Ik lieg het niet: hij had een cape zo groot als een deken twee keer om zijn brede nek geslagen en droeg glanzende legerkisten zo groot als tennisrackets aan zijn gigantische voeten. Zo te zien was hij een jaar of vijfendertig, hoewel al die spieren, zijn gebruinde huid en absoluut gebeeldhouwde kaken ook best tien jaar konden verbergen, of er juist vijf aan toevoegen. Hij wapperde met zijn handen naar me en gebaarde dat ik moest opstaan. Ik gehoorzaamde hem, maar ik kon mijn ogen niet van hem afhouden. Hij nam me meteen van top tot teen op.
'wat hebben we hier?' bulderde hij, zo goed en zo kwaad als dat ging met zijn hoge stem. 'je bent knap, maar veel te degelijk, en die kleren doen niets voor je!'
'Ik ben Andrea, de nieuwe assistente van Miranda.'
Hij liet zijn blik over mijn lichaam gaan en inspecteerde iedere centimeter. Emily bekeek het spektakel geringschattend. De stilte was ondraaglijk.
'kniehoge laarzen? met een rok tot op de knie? dat méén je niet. kindje, voor het geval je het nog niet weet, voor het geval je dat grote, zwarte bord op de deur niet hebt gezien: dit is RUNWAY, het hipste blad op aarde! op aarde! maar maak je geen zorgen, schat, nigel doet binnenkort iets aan dat burgertruttenuiterlijk van je.'
Hij legde zijn enorme handen op mijn heupen en draaide me rond. Ik voelde zijn ogen op mijn benen en billen.
'binnenkort, liefje, dat beloof ik je, want je bent prima basismateriaal. mooie benen, goed haar en niet te dik. daar kan ik wel wat mee, met niet te dik.'
Ik wilde beledigd zijn en me losrukken uit zijn greep op mijn onderlichaam, om een paar minuten te laten bezinken dat een volslagen vreemde - nota bene een collega - zojuist ongevraagd en onverschrokken eerlijk mijn kleding en figuur had besproken. Maar ik was niet beledigd. Omdat zijn groene ogen eerder lachten dan kritisch keken, maar vooral omdat ik goedgekeurd was. Dit was Nigel - één naam, net als Madonna of Prince - de modegoeroe die ík zelfs kende van tv, tijdschriften en wat al niet meer, en hij had me knap genoemd. En gezegd dat ik mooie benen had! Die opmerking over dat burgertruttenuiterlijk vergat ik maar even. Ik vond hem leuk!
Ik hoorde Emily ergens op de achtergrond zeggen dat hij me met rust moest laten, maar ik wilde niet dat hij wegging. Te laat, hij liep al naar de deur, zijn met bont gevoerde cape wapperend achter hem aan. Ik wilde hem naroepen, zeggen dat ik het leuk vond dat ik hem had ontmoet, dat ik niet beledigd was en dat hij me zeker onder handen mocht nemen. Maar voordat ik iets kon zeggen, draaide Nigel zich om en legde de afstand tussen ons in twee passen af, iedere stap zo groot als een flinke sprong. Hij posteerde zich pal voor mijn neus, omsloot mijn hele lijf met zijn enorme, gespierde armen en drukte me tegen zich aan. Mijn hoofd kwam tot de onderkant van zijn borstkas, en ik rook de onmiskenbare lucht van Johnson's babylotion. Toen ik eindelijk de tegenwoordigheid van geest had om ook mijn armen om hem heen te slaan, zwaaide hij me naar achteren, pakte mijn handen en gilde: 'WELKOM IN HET POPPENHUIS, SCHAT!'