Ik wist helemaal niets toen ik voor mijn eerste sollicitatiegesprek in een van de beruchte liften van Elias-Clark stapte, die transporteurs van alles wat en vogue was. Ik had er geen idee van dat de best geïnformeerde roddelcolumnisten, de halve beau monde en alle belangrijke mediabonzen zich eindeloos druk maakten over de perfect opgemaakte en aangeklede, bijdetijdse gebruikers van die chique, geruisloze liften. Ik had nog nooit vrouwen gezien met zulk glanzend blond haar en wist niet dat het onderhoud van die highlights zesduizend dollar per jaar kostte, of dat andere ingewijden met één blik op het eindresultaat konden zien welke kleurspecialist ze had aangebracht. Ik had nog nooit zulke mooie mannen gezien. Ze waren volkomen strak - niet te gespierd, want 'dat is niet sexy' - en pronkten met hun levenslange toewijding aan de sportschool in fijne ribcoltruitjes en strakke leren broeken. Tassen en schoenen waarmee ik nog nooit echte mensen had zien lopen schreeuwden van alle kanten Prada! Versace! Armani! Ik had van een vriendin van een vriendin - redactieassistente bij Chic - gehoord dat de accessoires zelfs zo nu en dan hun ontwerpers mochten begroeten in diezelfde lift; een ontroerende hereniging waarbij Miuccia, Giorgio of Donatella hun naaldhakken van zomer 2002 of die druppelvormige tas uit de voorjaarscollectie persoonlijk konden bewonderen. Ik wist dat mijn leven zou veranderen, maar ik wist niet zeker of ik er op vooruit zou gaan.
Tot dat moment had ik drieëntwintig jaar lang een typisch Amerikaans provinciaals leventje geleid. Mijn hele bestaan was één cliché. Een jeugd in Avon, Connecticut betekende veel sporten op de middelbare school, jeugdverenigingen en 'drankfeestjes' in verbouwde boerderijen in keurige buitenwijken wanneer de ouders niet thuis waren. Op school droegen we joggingbroeken, zaterdagavond een spijkerbroek en op de min of meer chique dansavonden ruches en pofmouwen. En mijn studietijd! Nou, dat was een wereld van beschaving na de middelbare school. Op Brown had je eindeloos veel activiteiten, lessen en groepen voor iedere denkbare kunstenaar, elk onaangepast type en iedere computernerd. Waar mijn intellectuele of creatieve belangstelling ook naar uitging, hoe zweverig of impopulair die ook mocht zijn, op Brown was er een uitlaatklep voor te vinden. Haute couture was misschien wel de enige uitzondering op dit met zoveel trots verkondigde feit. Vier jaar in fleecetruien en wandelschoenen rondbanjeren in Providence, de colleges over de Franse impressionisten en het schrijven van irritant langdradige essays voor Engels hadden me niet - op geen enkele manier - voorbereid op mijn allereerste baan.
Ik wist het zo lang mogelijk uit te stellen. Voor de eerste vijf maanden na mijn afstuderen had ik zoveel mogelijk geld bijeengeschraapt voor een solotocht. Ik reisde een maand met de trein door Europa, waar ik meer tijd doorbracht op het strand dan in het museum en het contact met het thuisfront min of meer liet verwateren, behalve met Alex, sinds drie jaar mijn vriend. Hij wist dat ik me na een week of vijf eenzaam begon te voelen, en aangezien hij zijn Teach for America-opleiding net had afgerond en een paar maanden vrij was voordat hij een school toegewezen zou krijgen, verraste hij me in Amsterdam. Ik had tegen die tijd zo'n beetje heel Europa gezien en hij had de zomer daarvoor veel gereisd, dus na een niet al te heldere middag in een van de koffieshops hadden we al onze cheques geïncasseerd en twee enkeltjes Bangkok gekocht.
Samen reisden we al werkend door zo'n beetje heel Zuidoost-
Azië, waar we zelden meer dan tien dollar per dag uitgaven en als bezetenen over de toekomst praatten. Hij keek er ontzettend naar uit om Engelse les te gaan geven op een school met veel kansarme leerlingen. Hij zag het helemaal zitten om jonge mensen te vormen en de armste, meest verwaarloosde leerlingen te begeleiden. Hij was enthousiast zoals alleen Alex dat kon zijn. Zelf wilde ik hoe dan ook een baan vinden bij een tijdschrift. Hoewel ik wist dat de kans bijzonder klein was dat ik meteen na mijn opleiding aangenomen zou worden bij The New Yorker was ik vast van plan om er vóór de vijfde schoolreünie voor te schrijven. Ik had nooit iets anders gewild, het was de enige plek waar ik wilde werken. Ik had het blad voor het eerst gelezen nadat ik mijn ouders had horen praten over een artikel en ik mijn moeder had horen zeggen: 'Het is zo goed geschreven, zulke artikelen lees je haast niet meer.' Mijn vader had instemmend gezegd: 'Het is zonder twijfel het enige intelligente blad op dit moment.' En ik vond het geweldig. De scherpe recensies, de geestige strips en het gevoel dat je deel uitmaakte van een speciaal, besloten groepje lezers. Ik had de afgelopen zeven jaar ieder nummer gelezen en kende iedere rubriek, iedere redacteur en iedere schrijver vanbuiten.
Alex en ik praatten over de nieuwe levensfase waaraan we allebei zouden beginnen en we zeiden dat we het zo getroffen hadden dat we dat samen zouden doen. Maar we hadden geen haast om terug te gaan, want op de een of andere manier voelden we wel dat dit de laatste rustperiode was voordat de gekte begon, en we verlengden in Delhi onze visums om een paar weken extra te kunnen rondreizen door het exotische landschap van India.
Nou, niets zet je zo goed weer met beide benen terug in de werkelijkheid als een aanvalletje van amoebendysenterie. Ik heb een weekin een smerig Indiaas hostel gelegen en Alex gesmeekt me niet voor dood in die hel achter te laten. Vier dagen later landden we op het vliegveld van Newark, waar mijn bezorgde moeder me instopte op de achterbank van haar auto en de hele weg naar huis over me moederde. In zekere zin was het de droom van de typische joodse mama: een gegronde reden om dokter na dokter na dokter te bezoeken en zich ervan te laten overtuigen dat iedere akelige parasiet het lichaam van haar dochter had verlaten. Het duurde vier weken voor ik me weer een beetje mens voelde, en daarna nog twee tot ik het niet meer uithield bij mijn ouders. Pa en ma waren fantastisch, maar het hing me al snel de keel uit om telkens wanneer ik de deur uit ging te moeten vertellen waar ik naartoe ging - of waar ik vandaan kwam zodra ik binnenkwam. Ik belde Lily en vroeg of ik bij haar op de bank mocht slapen, in haar piepkleine eenkamerflatje in Harlem. Vanuit de goedheid van haar hart stemde ze toe.
In dat flatje in New York werd ik badend in het zweet wakker. Mijn voorhoofd gloeide, mijn maag draaide zich om en iedere zenuw danste - een dansje dat absoluut niet sexy te noemen was. O, het is terug! dacht ik vol afschuw. De parasieten hadden mijn lichaam weer gevonden en nu zou ik eeuwig lijden. Of misschien was het nog erger. Misschien had ik wel een zeldzame vorm van knokkelkoorts met een heel lange incubatietijd. Malaria. Misschien zelfs ebola. Ik bleef zwijgend liggen en probeerde net mijn naderende dood te bevatten toen ik me flarden van de vorige avond herinnerde. Een rokerige bar ergens in de East Village. Muziek die ze trance noemden. Een felroze drankje in een martiniglas - o, laat de misselijkheid ophouden. Vrienden die langskwamen om me te verwelkomen. Een toost, een slok, nog een toost. O, goddank, het was geen zeldzame vorm van knokkelkoorts, het was gewoon een kater. Ik had er geen seconde aan gedacht dat ik niet bepaald veel drank meer kon hebben nadat ik kilo's was afgevallen door de dysenterie. Nog geen 52 kilo bij een lengte van 1,77 meter was niet genoeg voor een avondje zwaar stappen (maar achteraf bezien wel heel geschikt om aangenomen te worden bij een modetijdschrift).
Ik sleepte mezelf dapper van de kreupelmakende bank waar ik de afgelopen week op had geslapen en wendde al mijn energie aan om niet over te geven. De aanpassing aan Amerika - het eten, de manieren, die verrukkelijke douches - was me niet zo zwaar gevallen, maar dat logeren begon al snel te lang te duren. Ik had nog voor zo'n anderhalve week Thaise baht en Israëlische sjekels die ik kon inwisselen voordat ik helemaal blut zou zijn, en de enige manier om geld van mijn ouders los te krijgen was terugkeren naar hun niet-af- latende ongevraagde mening. Die ontnuchterende gedachte was genoeg om me te doen opstaan op die - achteraf noodlottige - novemberdag, de dag waarop ik binnen een uur verwacht werd voor mijn eerste sollicitatiegesprek. Ik had de afgelopen week bij Lily op de bank gehangen, nog zwak en doodmoe, tot ze eindelijk had geroepen dat ik iedere dag de deur uit moest, al was het maar voor een paar uur. Omdat ik niet wist wat ik anders moest doen, kocht ik een pasje voor de metro en ging ik lusteloos hier en daar een cv afgeven. Ik liet ze achter bij de portiers van alle grote tijdschriften, met een halfslachtig briefje erbij dat ik redactieassistente wilde worden en dat ik schrijfervaring wilde opdoen bij een tijdschrift. Ik was te zwak en te moe om me druk te maken over de vraag of iemand mijn briefje überhaupt zou lezen, en het laatste wat ik verwachtte was een sollicitatiegesprek. Maar de vorige dag was Lily's telefoon gegaan, en tot mijn stomme verbazing had iemand van Personeelszaken bij Elias-Clark gevraagd of ik eens wilde komen 'babbelen'! Ik wist niet zeker of ik dat als een officieel sollicitatiegesprek mocht beschouwen, maar 'babbelen' klonk een stuk minder bedreigend.
Ik spoelde een Advil weg met een middeltje tegen brandend maagzuur en diepte een jasje en een broek op die totaal niet bij elkaar pasten en samen in de verste verte geen broekpak vormden, maar ze bleven tenminste om mijn vermagerde lijf hangen. Een blauwe buttondown blouse, een niet al te parmantige paardenstaart en een paar enigszins versleten platte schoenen maakten het geheel compleet. Het was niet geweldig, of eigenlijk grensde het aan spuuglelijk, maar ik moest het er maar mee doen. Ik weet nog dat ik dacht dat ze me heus niet zouden aannemen of afwijzen op basis van mijn kleding. Ik was duidelijk niet helemaal goed bij mijn verstand.
Ik was mooi op tijd voor mijn gesprek van elf uur en raakte pas in paniek toen ik de rij superslanke types met ellenlange benen bij de liften zag staan. (Die liften!) Adem in, adem uit, hield ik mezelf voor. Je gaat niet overgeven. Je gaat niet overgeven. Je komt hier alleen maar praten over een baan als redactieassistente, en dan mag je weer rechtstreeks terug naar de bank. Je gaat niet overgeven. O ja, ik zou dolgraag bij Reaction werken! O jawel, The Buzz is ook aanvaardbaar. Wat, mag ik kiezen? Nou, dan moet ik er nog een nachtje over slapen of ik niet voor Maison Vous kies. Schitterend!
Een paar tellen later liep ik naar de liften, met een behoorlijk onflatteuze 'gast'-sticker op mijn behoorlijk onflatteuze pseudo-pak (ik kwam er te laat achter dat beter ingewijde gasten die dingen op hun tas plakken of, beter nog, meteen weggooien - alleen de meest onhandige sukkels dragen ze echt). En toen... stapte ik in de lift, omhoog, omhoog, omhoog en weg, door tijd en ruimte en die oneindig sexy wereld op weg naar... Personeelszaken.
Tijdens dat snelle, geruisloze ritje met de lift stond ik mezelf toe me even te ontspannen. Zware, zwoele parfums vermengd met de geur van vers leer veranderden de lift van puur functioneel in welhaast erotisch. We zoefden van verdieping naar verdieping en stopten om de schoonheden te laten uitstappen bij Chic, Mantra, The Buzz en Coquette. De deuren boden stil en eerbiedig toegang tot spierwitte ontvangstruimten. Chic meubilair met een strakke, eenvoudige belijning daagde mensen uit om te gaan zitten, klaar om vol afschuw te gaan gillen als iemand - o, ellende - het waagde om er iets op te morsen. De namen van de tijdschriften stonden in vette, zwarte letters in herkenbare, eigen lettertypen op de muren van iedere lobby. Dikke matglazen deuren beschermden de afdelingen. Het zijn namen die de gemiddelde Amerikaan kent, maar waarvan hij zich niet kan voorstellen dat ze zich in alle drukte en hectiek onder één heel hoog dak midden in de stad bevinden.
Hoewel ik moet toegeven dat ik zelf nooit een indrukwekkender baan had gehad dan yoghurtijsverkoopster, had ik van mijn pas ingewijde vrienden en vriendinnen genoeg verhalen gehoord om te weten dat het bedrijfsleven er zo niet uitzag. Het leek er in de verste verte niet op. Afwezig waren de misselijkmakende tl-verlichting en de gemêleerde vloerbedekking waar je geen vuil op zag. Daar waar slonzige secretaresses onderuitgezakt in hun stoel hadden moeten zitten, zaten opgepoetste jonge meiden met hoge jukbeenderen en snelle outfits. Kantoorartikelen bestonden hier niet! Basisbenodigdheden als agenda's, prullenbakken en boeken waren eenvoudigweg niet aanwezig. Ik had zes verdiepingen zien verdwijnen in een wolk van perfectie voordat ik het venijn voelde en de stem hoorde.
'Het. Is. Zo'n. Kreng! Ik kan er niet meer tegen. Wie doet nou zoiets? Echt, ik vraag het je. WIE DOET NOU ZOIETS?' fluisterde een meisje van in de twintig. Ze droeg een rokje in slangenprint en een ultrakort truitje, dat me geschikter leek voor een heftige avond stappen dan voor een (winterse!) dag op kantoor.
'Ik weet het. Ik wééééét het. Wat denk je dat ik het afgelopen halfjaar te verduren heb gehad? Wat een trut. En totaal geen smaak,' zei haar vriendin instemmend, en ze schudde meelevend haar beeldige bobkapsel.
Gelukkig waren we aangekomen op de verdieping waar ik moest zijn en schoven de liftdeuren open. Interessant, dacht ik. Als je deze potentiële werkomgeving vergeleek met een doorsnee dag uit het leven van een kliekje meiden op de middelbare school, werd het nog interessanter. Stimulerend? Nee, misschien niet. Lief, aardig, warm? Nou, nee. Een plek waar je met een glimlach fantastisch werk wilde leveren? Nee, oké, dat ook niet! Maar voor wie op zoek was naar snel, slank, mondain, belachelijk hip en haast pijnlijk stijlvol was Elias-Clark het Mekka.
De schitterende sieraden en onberispelijke make-up van de receptioniste bij Personeelszaken verzachtten het gevoel dat ik verschrikkelijk tekortschoot geenszins. Ze zei dat ik moest gaan zitten en 'gerust wat tijdschriften mocht doorbladeren'. Maar ik probeerde verwoed de namen van de hoofdredacteuren van alle titels van Elias-Clark in mijn hoofd te stampen - alsof ik overhoord zou worden. Ha! Stephen Alexander kende ik natuurlijk al, van Reaction, en Tanner Michel van The Buzz was niet zo moeilijk te onthouden. En dat waren toch de enige interessante bladen die ze uitgaven, leek me. Ik zou het wel redden.
Een kleine, slanke vrouw stelde zich voor als Sharon. 'Zo liefje, dus jij wilt bij een tijdschrift werken?' vroeg ze toen ze me langs een reeks fotomodelachtige vrouwen met lange benen voorging naar haar kale, kille kantoor. 'Dat valt niet mee, meteen na je studie. Een heleboel concurrentie en maar een paar banen. En de banen die beschikbaar zijn... Het werk betaalt niet bepaald goed, als je begrijpt wat ik bedoel.'
Ik keek naar mijn goedkope, niet bij elkaar passende kleren en mijn foute schoenen en vroeg me af waarom ik zelfs maar de moeite nam om het te proberen. Ik kroop in gedachten al weer lekker op de bank, met genoeg kaasvlinders en sigaretten voor twee weken, en ik hoorde haar al bijna niet meer toen ze min of meer fluisterde: 'Maar ik moet zeggen dat we momenteel een unieke kans voor je hebben, en je moet er snel bij zijn.'
Hmm. Mijn voelsprieten schoten de lucht in en ik probeerde haar te dwingen me aan te kijken. Kans? Snel bij zijn? Mijn hersens kraakten. Wilde ze me helpen? Vond ze me aardig? Waarom? Ik had mijn mond nog niet opengedaan - hoe kon ze me dan aardig vinden? En waarom klonk ze opeens als een autoverkoper?
'Liefje, weet je hoe de hoofdredacteur van Runway heet?' vroeg ze, en voor het eerst sinds ik was gaan zitten keek ze me indringend aan.
Leeg. Mijn hoofd was helemaal leeg, ik wist niets meer. Niet te geloven, ze overhoorde me! Ik had nooit van mijn leven één Runway gelezen - daar mocht ze me geen vragen over stellen. Niemand was geïnteresseerd in Runway. Dat was verdorie een modeblad, een blad waar volgens mij niet eens tekst in te vinden was, alleen een hoop hongerig uitziende modellen en glanzende advertenties. Ik stamelde wat, terwijl de verschillende namen van de hoofdredacteuren die ik zojuist in mijn hoofd had gestampt door mijn gedachten dansten, twee aan twee, maar allemaal met de verkeerde partner. Ik wist zeker dat ik ergens diep in mijn achterhoofd haar naam wel wist - wie wist die nou niet? Maar mijn verwarde hersens kregen er geen vat op.
'Eh, ik geloof dat ik er even niet op kom. Maar ik weet dat ik het weet, natuurlijk weet ik het. Iedereen kent haar! Ik eh... kan er alleen even niet op komen.'
Ze tuurde even naar me, haar grote bruine ogen eindelijk op mijn inmiddels transpirerende gezicht gericht. 'Miranda Priestly,' zei ze bijna fluisterend, met een mengeling van ontzag en vrees. 'Ze heet Miranda Priestly.'
Er viel een stilte. Voor mijn gevoel wel een volle minuut lang zeiden we geen van beiden iets, maar toen moest Sharon besloten hebben me mijn cruciale misstap te vergeven. Toen wist ik nog niet dat ze wanhopig op zoek was naar een assistente voor Miranda; ik kon niet weten dat ze niets liever wilde dan ervoor zorgen dat dat mens ophield haar dag en nacht te bellen om haar aan een kruisverhoor te onderwerpen over mogelijke kandidaten. Ze was wanhopig op zoek naar iemand, wie dan ook, die Miranda niet zou afwijzen. En als ik - hoe onwaarschijnlijk dat ook was - maar het kleinste kansje maakte om aangenomen te worden en haar daarmee uit haar lijden te verlossen, moest ze nu goed opletten.
Sharon glimlachte gespannen en zei dat ik kennis zou gaan maken met een van de twee assistentes van Miranda. Twee assistentes?
'O, ja,' bevestigde ze met een geërgerde blik. 'Natuurlijk heeft Miranda twee assistentes nodig. Haar huidige eerste assistente, Allison, is gepromoveerd tot beautyredactrice en Emily, haar tweede assistente, neemt nu Allisons plaats in. Dus de positie van tweede assistente komt vrij! Andrea, ik weet dat je net van school komt en dat je waarschijnlijk nog niet precies weet hoe de tijdschriftenwereld in elkaar zit...' Ze zweeg theatraal, op zoek naar de juiste woorden. 'Maar ik zie het als mijn taak, mijn plicht, om je te vertellen dat dit een buitenkans is. Miranda Priestly...' Ze pauzeerde weer net zo theatraal, alsof ze mentaal een buiging maakte. 'Miranda Priestly is de meest invloedrijke vrouw in de mode-industrie, en beslist een van de prominentste hoofdredacteuren ter wereld. Ja, van de hele wereld! De kans om voor haar te werken, om haar aan het werk te zien en beroemde schrijvers en fotomodellen te ontmoeten, haar te helpen bereiken wat ze bereikt, elke dag opnieuw, nou ja, ik hoef je natuurlijk niet te vertellen dat dat een baan is waar miljoenen meisjes een moord voor zouden doen.'
'Eh, ja, dat klinkt inderdaad fantastisch,' zei ik, en ik vroeg me even af waarom Sharon me probeerde over te halen iets te doen waar miljoenen anderen een moord voor zouden plegen. Maar ik had geen tijd om erover na te denken. Ze pakte de telefoon en sprak kort in de hoorn, en binnen een paar minuten ging ze me voor naar de liften, op weg naar mijn gesprekken met de assistentes van Miranda.
Ik vond dat Sharon een beetje als een robot begon te klinken, maar toen had ik Emily nog niet ontmoet. Ik vond de weg naar de zeventiende verdieping en wachtte in de spierwitte receptie van Runway. Het duurde iets meer dan een halfuur voordat er een lange, dunne vrouw door de glazen deuren kwam. Een kuitlange leren rok hing rond haar heupen en haar warrige rode haar was opgestoken in zo'n slordig maar toch chic knotje. Haar huid was volkomen gaaf en bleek, nog geen sproetje of vlekje, en ze had de hoogste jukbeenderen die ik ooit had gezien. Ze glimlachte niet. Ze kwam naast me zitten en bekeek me, ernstig maar zo te zien met weinig belangstelling. Plichtmatig. En toen, zonder enige inleiding en zonder dat ze zich aan me had voorgesteld, begon de jonge vrouw van wie ik aannam dat het Emily was aan een omschrijving van de functie. De monotonie van haar verklaringen vertelde me meer dan al haar woorden bij elkaar: ze had dit duidelijk al tientallen keren verteld en had er weinig vertrouwen in dat ik anders dan alle anderen zou zijn, dus wilde ze niet te veel tijd aan me verspillen.
'Het is zwaar, zonder twijfel. Je zult dagen draaien van veertien uur - niet vaak, maar toch...' ratelde ze, nog steeds zonder me aan te kijken. 'En het is belangrijk dat je weet dat je geen redactioneel werk zult doen. Als tweede assistente van Miranda ben je uitsluitend verantwoordelijk voor het uitvoeren van haar wensen en het tegemoetkomen aan haar behoeften. Dat kan alles zijn, uiteenlopend van haar favoriete briefpapier bestellen tot haar vergezellen als ze gaat winkelen. Maar wat het ook is, het is altijd leuk. Ik bedoel, je mag dag na dag, week na week je tijd doorbrengen met die bijzondere vrouw. En bijzonder is ze zeker,' zei ze zachtjes, en voor het eerst sinds ze was begonnen met praten keek ze er enigszins enthousiast: bij.
'Klinkt goed,' zei ik, en ik meende het. Mijn vriendinnen die meteen na school waren gaan werken hadden er al zes hele maanden van hun baantjes onder aan de carrièreladder op zitten, en ze vonden het allemaal vreselijk. Banken, reclamebureaus, uitgeverijen - het maakte niet uit, ze vonden het stuk voor stuk niks. Ze zeurden over lange dagen, hun collega's en de regeltjes op kantoor, maar boven alles klaagden ze bitter over de verveling. Vergeleken met school was het werk dat ze moesten doen geestdodend en overbodig; een chimpansee zou het ook kunnen. Ze vertelden over de vele, vele uren cijfertjes invoeren in databases en over het ongevraagd opbellen van mensen die niet opgebeld wilden worden. Over het rangschikken van vele jaren informatie op een computerscherm en maandenlang volkomen onbelangrijke onderwerpen uitpluizen om bij hun bazen de indruk te wekken dat ze productief waren. Ze zwoeren allemaal dat ze in die korte tijd sinds de diploma-uitreiking juist dommer geworden waren, en er was geen ontsnapping in zicht. Ik mocht dan niet bijzonder dol op mode zijn, ik zou veel liever de hele dag iets 'leuks' doen dan wegkwijnen in zo'n saai baantje.
'Ja, het is fantastisch. Echt fantastisch. Ik bedoel écht helemaal fantastisch. Nou, het was leuk je te ontmoeten, ik ga nu Allison halen. Zij is ook fantastisch.' Bijna net zo snel als ze in een flits van leer en krullen achter het glas verdween, verscheen er een dartel type.
Dit prachtige zwarte meisje stelde zich voor als Allison, de eerste assistente van Miranda die zojuist promotie had gemaakt, en ik zag meteen dat ze onmogelijk slank was (noem het maar een uit de hand gelopen gecultiveerd instinct uit mijn studietijd). Maar ik kon me zelfs niet concentreren op haar holle buik of haar uitstekende heupbotten, want ik was te verbijsterd over het feit dat ze op haar wérk met ontblote buik rondliep. Ze droeg een zwartleren broek, even zacht als strak, en een donzig (of was het harig?) wit truitje zonder mouwen dat strak om haar borsten spande en vijf centimeter boven haar navel eindigde. Haar lange haar was inktzwart en hing als een dikke deken op haar mg. Haar vinger- en teennagels waren gelakt in een lichtgevende tint wit die van binnenuit leek te gloeien, en haar sandaaltjes met open neus voegden nog zeven of acht centimeter toe aan haar 1,80 meter. Ze zag er tegelijkertijd ongelooflijk sexy, halfnaakt en toch stijlvol uit, maar vooral koud. Letterlijk: het was per slot van rekening november.
'Hallo, ik ben Allison, zoals je waarschijnlijk al weet,' begon ze, en ze plukte een pluisje bont van haar nauwelijks bestaande, in leder gestoken dij. 'Ik ben pas bevorderd tot redactrice. Dat is het mooie aan Miranda. Ja, je maakt lange dagen en het werk is zwaar, maar miljoenen meisjes zouden er een moord voor doen. En Miranda is zo'n geweldige vrouw, redacteur... zo'n geweldig méns; ze doet echt iets voor haar meiden. Het scheelt je jaren en jaren carrière maken als je één jaar voor haar werkt; als je talent hebt, stuurt ze je zo door naar de top, en...' Ze ratelde maar door, zonder moeite te doen om een beetje passie voor haar eigen woorden te veinzen.
Hoewel ik niet de indruk kreeg dat ze dom was, had ze een glazige blik in haar ogen die ik alleen kende van sekteleden of mensen die op een andere manier gehersenspoeld waren. Ik had sterk de indruk dat ik in slaap zou kunnen vallen, in mijn neus kon peuteren of gewoonweg vertrekken zonder dat ze het zou merken.
Toen ze eindelijk haar verhaal afrondde en de volgende collega die me wilde spreken ging halen, plofte ik bijna languit op een van de chique banken in de receptie. Het ging allemaal zo snel dat ik het niet kon bijhouden, en toch was ik enthousiast. Wat maakte het uit dat ik die Miranda Priestly niet kende? Alle anderen waren behoorlijk van haar onder de indruk. Oké, het was een modeblad en geen interessanter tijdschrift, maar het was nog altijd stukken beter om bij Runway te werken dan bij een of ander vreselijk vakblad, of niet soms? Het prestige van Runway op mijn cv zou me meer geloofwaardigheid bezorgen wanneer ik uiteindelijk bij The New Yorker ging solliciteren dan, pakweg, een of ander blaadje voor doe-het- zelvers. Trouwens, er waren waarschijnlijk écht miljoenen meisjes die een moord zouden doen voor deze baan.
Na een halfuur van dat soort overpeinzingen kwam er weer een ander lang, onmogelijk dun meisje de receptie in gelopen. Ze noemde haar naam, maar ik kon me alleen maar op haar lichaam concentreren. Ze droeg een strak, rafelig spijkerrokje, een doorzichtige witte blouse en zilveren sandaaltjes met dunne bandjes. Ook zij was prachtig bruin en gemanicuurd en deels ontbloot, midden in de winter. Pas toen ze me gebaarde haar te volgen door de glazen deuren en ik wel moest opstaan, werd ik me bewust van mijn eigen afgrijselijk ongepaste 'pak', futloze haar en volledig gebrek aan accessoires, sieraden of uiterlijke verzorging. De gedachte aan hoe ik er toen bij liep - het idee dat ik rondliep met iets wat zelfs maar op een aktetas léék - achtervolgt me tot op de dag van vandaag. Ik voel mijn gezicht nog gloeien wanneer ik eraan terugdenk hoe ontzettend slonzig ik erbij liep tussen de meest strakke, stijlvolle vrouwen van New York. Ik hoorde pas later, toen ik al bijna een van hen was, hoe hard ze me uitgelachen hadden tussen de verschillende ronden van het sollicitatiegesprek in.
Na de verplichte keurende blik bracht Bloedmooi me naar het kantoor van Cheryl Kerston, eindredacteur bij Runway en in alle opzichten prettig gestoord. Ook zij praatte urenlang op me in, leek het wel, maar deze keer luisterde ik echt. Ik luisterde naar haar omdat ze de indruk wekte dat ze echt van haar werk hield en omdat ze vol vuur sprak over het 'tekst'-aspect van het tijdschrift, de prachtige artikelen die ze onder ogen kreeg, de auteurs die ze begeleidde en de redacteuren die ze aanstuurde.
'Ik heb helemaal niks te maken met de modekant van het blad,' verklaarde ze trots, 'dus vragen daarover kun je beter aan iemand anders stellen.'
Toen ik haar vertelde dat haar baan me wel aantrok en dat ik niet speciaal belangstelling voor of ervaring met mode had, veranderde haar glimlach in een oprechte grijns.
'In dat geval, Andrea, ben jij misschien wel precies wat we hier zoeken. En als ik je één goede raad mag geven: kijk haar recht in de ogen en verkoop jezelf. Verkoop jezelf vol overtuiging, dan krijgt ze respectvoor je.'
Precies op dat moment kwam Miranda's assistente binnen om me naar haar kantoor te begeleiden. Het was een halve minuut lopen, maar ik voelde dat alle ogen op me gericht waren. Ze tuurden naar me van achter het matglas van het redactiekantoor en vanuit de kantoortuin van de assistenten. Een erg lekker ding achter het kopieerapparaat draaide zich om om me te bekijken, net als een ongelooflijk knappe man die duidelijk homo was en alleen mijn kleding beter wilde zien. Net toen ik de assistentenruimte voor Miranda's kantoor binnen wilde gaan, griste Emily mijn aktetas uit mijn handen en gooide hem onder haar bureau. Ik had maar een seconde nodig om te beseffen dat de boodschap luidde: 'Met dat ding verlies je al je geloofwaardigheid.' En toen stond ik in haar kantoor, een wijde, open ruimte met enorme ramen en volop helder daglicht. Geen enkel ander detail in haar kamer maakte die dag indruk op me; ik kon mijn ogen niet van haar afhouden.
Aangezien ik nooit zelfs maar een foto had gezien van Miranda Priestly, was ik geschokt toen ik zag hoe mager ze was. De hand die ze uitstak was fijn, vrouwelijk en zacht. Ze moest haar hoofd oprichten om me aan te kijken, hoewel ze niet opstond om me te begroeten. Ze droeg haar vakkundig geblondeerde haar in een chique knot, bewust losjes genoeg om nonchalant over te komen maar toch buitengewoon keurig, en hoewel ze niet glimlachte, kwam ze niet echt intimiderend over. Ze leek me heel vriendelijk, zoals ze daar een beetje ineengekrompen achter haar strenge, zwarte bureau zat, en hoewel ze me niet uitnodigde te gaan zitten, voelde ik me genoeg op mijn gemak om plaats te nemen op een van de ongemakkelijke zwarte stoelen tegenover haar. En toen viel me op dat ze me nauwlettend bekeek en geamuseerd mijn pogingen om bevallig en correct over te komen registreerde. Minzaam en onbeholpen, ja, maar
niet echt kwaadwillend, besloot ik. Ze nam het woord.
'Hoe kom je bij Runway terecht, Ahn-dre-ah?' vroeg ze met haar chique Britse accent, zonder haar ogen van me af te wenden.
'Ik heb een gesprek gehad met Sharon en zij vertelde me dat u een assistente zoekt,' begon ik, met enigszins onvaste stem. Toen ze knikte, groeide mijn zelfvertrouwen een klein beetje. 'En nu, nadat ik Emily, Allison en Cheryl heb gesproken, heb ik het gevoel dat ik precies weet wat voor iemand u zoekt, en ik heb het volste vertrouwen dat ik zeer geschikt ben voor deze functie,' zei ik, denkend aan de woorden van Cheryl. Miranda keek me even geamuseerd aan, maar liet zich niet van de wijs brengen.
Op dat punt wilde ik de baan opeens per se hebben, zoals mensen altijd verlangen naar dingen die onbereikbaar lijken. Het was misschien geen rechtenstudie of de publicatie van een artikel in het studentenblad, maar het was - in mijn destijds naar succes snakkende geest - een echte uitdaging; een uitdaging omdat ik een bedriegster was, en niet eens een goede. Zodra ik bij Runway de lift uit stapte, had ik geweten dat ik daar niet thuishoorde. Mijn kleding en mijn haar klopten niet, maar mijn houding was nog veel misplaatster. Ik wist niets van mode en het interesséérde me niet. Totaal niet. En daarom moest ik die baan hebben. Bovendien waren er miljoenen meisjes die er een moord voor zouden doen.
Ik beantwoordde haar vragen over mezelf met zoveel openhartigheid en vertrouwen dat ik er zelf versteld van stond. Ik kreeg niet eens de tijd om me te laten intimideren. Ze leek me best aardig en ik wist, ongelooflijk genoeg, niets wat op het tegendeel wees. Het ging wat moeizamer toen ze vroeg welke vreemde talen ik beheerste. Toen ik zei dat ik Hebreeuws sprak, zweeg ze even, zette haar handen plat op haar bureau en zei ijzig: 'Hebreeuws? Ik had gehoopt op Frans, of in ieder geval iets nuttigs.' Bijna verontschuldigde ik me, maar ik hield me in.
'Helaas spreek ik geen woord Frans, maar ik vertrouw erop dat dat geen probleem zal zijn.' Ze vouwde haar handen weer ineen.
'Hier staat dat je op Brown hebt gezeten.'
'Ja, eh, met als hoofdvak Engels, gericht op creatief schrijven. Schrijven is altijd een passie van me geweest.' 0, wat goedkoop! zei ik in gedachten kwaad tegen mezelf. Moest je nou echt het woord passie'' gebruiken?
'En wil die affiniteit met schrijven zeggen dat je weinig belangstelling hebt voor mode?' Ze nam een slok van haar bruisende drankje en zette het glas zachtjes neer. Een snelle blik op het glas leerde dat ze het type vrouw was dat kan drinken zonder zo'n afschuwelijke lippenstiftvlek achter te laten. Ze zou altijd volmaakt omlijnde en gestifte lippen hebben, op ieder willekeurig uur van de dag.
'O nee, natuurlijk niet. Ik ben gek op mode,' loog ik tamelijk vlot. 'Ik verheug me erop om er nog meer over te leren, want het lijkt me fantastisch om ooit over mode te schrijven.' Waar kwam dat in godsnaam vandaan? Het leek wel of ik uit mijn lichaam was getreden - ik gebruikte de woorden van anderen.
Het gesprek kabbelde verder met hetzelfde relatieve gemak, tot ze haar laatste vraag stelde: welke tijdschriften las ik regelmatig? Ik leunde gretig naar voren en begon: 'Ik ben alleen geabonneerd op The New Yorker en Newsweek, maar The Buzz lees ik ook vaak. En soms Time, maar dat is zo droog, en U.S. News is me veel te conservatief. Natuurlijk geniet ik wel eens stiekem van Chic, en aangezien ik net terug ben van een lange reis, lees ik alle reisbladen en...'
'En lees je Runway ook, Ahn-dre-ah?' viel ze me in de rede, en ze leunde over haar bureau naar voren en keek me nog indringender aan.
De vraag kwam zo onverwacht dat ik voor het eerst overrompeld werd. Ik loog niet en weidde niet uit. Ik probeerde het zelfs niet uit te leggen.
'Nee.'
Na misschien tien tellen ijzige stilte gebaarde ze Emily om me uit te laten. Ik wist dat ik de baan had.