20

Melanie is weer gaan zitten. De vraag die Eva gesteld heeft, veroorzaakt blijkbaar een opgewonden reactie bij haar zus. Ze praat aan één stuk door, de woorden rollen over haar lippen, ze is niet te stuiten. Het is niet zozeer de vloedgolf van woorden waar Eva het zo benauwd van krijgt, het is de haat die achter elk woord schuilgaat. De redeloze woede die in elke lettergreep doorklinkt, het dodelijke venijn waarin het hele verhaal is gedrenkt. Voor haar zit een vrouw die ze nog nooit gezien heeft, die ze nergens van kent. Een doorgedraaide dwaas, een ongeleid projectiel, een levensgevaarlijke gek.

Een rasquerulant.

Eva luistert en staart. Ze kijkt naar de lippen die de woorden vormen, naar de bewegingen die ze onderstrepen, ze hoort de beschrijving van een werkelijkheid die leeft in het brein van haar zus. Een lugubere werkelijkheid.

Een aperte leugen.Ze moet opeens denken aan hoe Fons over Melanie sprak. Hij deed of hij een hekel aan haar had. Maar Eva wist wel beter. En ze wist ook dat Fons met de duivel vree. Ze weet al jaren dat haar zus heel gemakkelijk in conflict komt met mensen, vooral met leidinggevenden. Ze is daardoor een jobhopper geworden, haar cv zal inmiddels minstens drie A-4'tjes beslaan. Toch lukte het haar altijd om weer een nieuwe baan te vinden als ze ergens werd weggestuurd. Daar was ze trots op. Ze lachte haar woede over de recente afwijzing weg, meestal schaterde ze hem zelfs weg. Voor Eva hoorde dat bij haar karakter, en ze neemt het zichzelf kwalijk dat ze niet veel eerder heeft stilgestaan bij de lading woede die onder dat vernisje van onverschilligheid zat. Ze kijkt weer op de klok.

Nog tien minuten.

'Wat loer je toch steeds naar die klok, word je ongeduldig?' Melanie staat op en komt op Eva af. 'Tijd voor actie, zusje.'

'je werd zwanger van hem, hè? En je dacht dat je hem daarmee aan je kon binden.'

Melanie loopt terug naar haar stoel en gaat weer zitten. 'Vooruit, jij je zin. We zetten het gesprek nog even voort. Het zijn tenslotte jouw laatste minuten. Wat zal ze wanhopig zijn geweest, zullen we later allemaal zeggen. Wat moet ze zich eenzaam hebben gevoeld. Arme Eva, arme Fons, arme Iris. Lelijke Iris, wat een duivelse slang was dat. Ze kon Fons niet krijgen en joeg hem een kogel door zijn kop. Daarna lokte ze Eva naar haar huis, schoot haar neer en sloeg de hand aan zichzelf. Wat een zinloos geweld, wat een doffe ellende. De bladen zullen er nog wekenlang vol van staan, zus. Zie je de koppen al: VROUW VAN FONS MASCINI OOK SLACHTOFFER VAN

woede van zijn regisseur.'

Eva huivert van de lach die in Melanies stem doorklinkt. Ze moet kalm blijven. Haar kinderen verwachten haar terug. Op het moment dat ze aan haar kinderen denkt, voelt ze zich sterk. Ze weet wat haar te doen staat, ze moet tijd rekken. Ervoor zorgen dat ze op deze plek blijft zitten. Haar hand zo stil mogelijk houden. De pijn is uit te houden als ze zich niet beweegt.

Nog acht minuten.

'Je hebt nog geen antwoord gegeven op mijn vraag,' zegt Eva.

'Of ik zwanger werd? Zowaar, jij mag nooit meer raden. Of ik hem daarmee aan me wilde binden? Wie weet. Waar her om gaat, zus, is dat ik niet zwanger bleef. De vrucht was niet bereid om te blijven zitten. Fons was in ieder geval heel erg opgelucht. Hij beloonde me daarna met het soort seks dat jij hem consequent weigerde.' Ze kijkt nu echt grimmig. 'Daar mag je me nog wel eens voor bedanken. Je wist wel wat je afsloeg, hè?'

Eva moet een paar keer slikken.

'Je begrijpt dat het me daarna niet meer lukte om nog eens zwanger te worden,' grinnikt Melanie.

'Je hoeft niet te proberen om mij wijs te maken dat je het allemaal grappig vond.' Eva weet dat ze nu een risico neemt, maar het moet eruit. Ze moet weten of ze de situatie juist heeft ingeschat. Of haar eigen woede en achterdocht terecht waren. 'Jij hebt mijn bruidsjurk doormidden gescheurd. Jij hebt ook die advertentie geplaatst. Je wilde me bang maken.'

'Ik moet eerlijk bekennen dat het me meeviel, hoe jij reageerde. Ik had wel iets in de richting van een hysterische angstaanval verwacht. Maar je bleef opmerkelijk kalm. Die zelfbeheersing sierde je. Daar ben ik altijd al jaloers op geweest. Jij kwam nooit in de problemen, jou lukte altijd alles. Je kaapte zonder een spier te vertrekken de man die ik meer wilde dan iemand anders op de wereld voor mijn ogen weg, en wierp je lustig op de voortplanting. Zelfs toen hij je begon te meppen, bleef je overeind.'

'Jij wist heel goed dat ik hem ook zou kwijtraken, Melanie.'

Nu lacht Melanie echt vals. 'En ik weet zelfs aan wie. Maar ik was niet de enige die het wist. Fons had volgens mij patent op vrouwen die zijn gangen nagingen. Ik kreeg wat laat in de gaten dat ik me vergiste in de gedachte dat niemand iets af wist van Fons en mij. Daarom moest ik ingrijpen. Het risico dat iemand ging praten en de politie in mijn richting zou leiden, werd te groot.'

Eva denkt snel na. Over wie heeft ze het nu?

'Ik heb het natuurlijk over Iris, zus. De bijdehante regisseur van je man die als een schaduw om hem heen sloop. Dat soppende monster, die eeuwige verliezer. Ze had de euvele moed om mij te benaderen en me te confronteren met wat ze van me wist. En ze dreigde dat ze jou op de hoogte zou stellen van mijn relatie met Fons, zodat jij dit aan de politie kon vertellen. Dat zou mij in één klap verdacht maken. Nog hartelijk dank dat je me zo spontaan vertelde dat het gesprek vandaag ging plaatsvinden. Daarmee gaf je me alle ruimte die ik nodig had om met jullie allebei af te rekenen.'

Eva heeft het gevoel dat ze flauwvalt. Ze probeert niet meer naar de klok te kijken.

Nog zes minuten.

Melanie staat weer op. De kamer begint te draaien.