1

De kinderen zijn dreinerig. Fons moppert op Eva, omdat zij ze niet rustig kan houden. Ze voelt het zweet op haar rug staan als ze de wandelwagen tegen de helling van de parkeergarage op duwt. Ze sust de kinderen en belooft ze ijs als ze thuis zijn. Fons snauwt dat ze als opvoeder weer eens heeft gefaald. Esmee kraait: 'Ijs!' Rafael herhaalt het met een glunderende blik in zijn ogen.

'Jij weet niet eens wat ijs is,' snauwt Fons. Het kind begint te huilen.

Met een verbeten trek om haar mond hijst Eva de kinderen in de autostoeltjes en gespt hun gordels vast.

'Heb je Saridon gekocht?' vraagt Fons.

Ze verschiet van kleur. 'Vergeten.'

'Ik moet Saridon hebben. Ik kan niet zonder pijnstillers, dat weet je. Waarom vergeet je dat nou weer?'

'Ik loop wel even terug,' zegt ze. 'Ik ren. De drogist zit vlakbij. Stap jij maar vast in.' Als ze wegloopt, hoort ze zijn mobieltje overgaan. Ze blijft staan en draait zich om. Hij maakt haar met een driftig gebaar duidelijk dat ze moet doorlopen.

In het trappenhuis verliest ze haar evenwicht en raakt met haar linkerarm een wand. Ze kan een kreet van pijn nauwelijks onderdrukken. De plek op haar arm is nog helemaal beurs. Ze wrijft er voorzichtig over en merkt dat ze geëmotioneerd raakt. Ze slikt een paar keer en spert haar ogen wijd open. Niet huilen. Hier niet huilen. Ze kan mensen tegenkomen die haar kennen. Of die Fons kennen. Ze moet er niet aan denken hoe hij zal reageren als mensen hem vertellen dat ze zijn vrouw snotterend aantroffen in het trappenhuis bij de parkeergarage. Hij zal willen weten wat er te janken viel, en haar net zo lang sarren tot ze het zegt.

Dit kan ze niet zeggen.

Er staat een lange rij mensen voor de kassa bij de drogist. Zuchtend sluit ze achter aan. Misschien kan ze Fons beter even bellen en zeggen dat het druk is, maar dat ze zo snel mogelijk weer terugkomt. Hoe zou hij reageren?

Ze vloekt binnensmonds. Waarom durft ze nu niet te bellen? Dit wordt te gek. Ze moet zich niet in allerlei bochten gaan wringen om te voorkomen dat hij boos wordt. Ze denkt aan wat haar moeder een paar weken geleden tegen haar zei, toen Fons twee keer achter elkaar onredelijk reageerde op iets wat Eva deed. 'Je mag wel eens een beetje van je afbijten. Als je alles accepteert wat hij zegt, ben je straks een marionet die aan zijn touwtjes hangt. Wil je dat?'

Eva had bijna gezegd dat ze die marionet allang was geworden. Maar Fons kon haar horen, dus ze zweeg.

Ze weet dat ze hem niet gaat bellen. Hij wacht maar lekker tot ze terug is. Hij vermaakt zich wel. En anders had hij zelf maar naar de drogist moeten lopen.

Er gebeurt iets bij de kassa. De klant die aan de beurt is, schreeuwt dat hij zich niet laat belazeren. Ruzie. Dat kan even gaan duren. Ze overweegt of ze naar de drogisterij bij Albert Heijn zal gaan. Maar dat is minstens vijf minuten lopen. En vijf minuten terug. En wie weet, moet ze daar ook weer in een rij staan.

Ze voelt dat ze moe is. Haar voeten doen pijn. Ze verlangt naar een heet bad. Naar lekker wegzakken in het schuim en de boel de boel laten. Ze zou willen dromen over vroeger.Ze zou weer vrij willen zijn.

Er komt beweging in de rij. De boze klant loopt mopperend weg. Een paar minuten later is ze eindelijk aan de beurt.

De Saridon is uitverkocht. Ze schrikt. 'Uitverkocht?'

'Ze zijn besteld, morgen hebben we ze weer,' zegt de verkoopster een beetje verveeld. 'Had u nog iets anders willen hebben?' Of Eva maar even wil opzouten. Ze loopt met een verdwaasd gevoel terug naar de parkeergarage. Ze zal aanbieden om terug te gaan naar het winkelcentrum als de kinderen in bed liggen. Albert Heijn is tot tien uur open. Dat is een goed idee, teruggaan. Dat had ze direct moeten aanbieden toen ze erachter kwam dat ze de Saridon vergeten was. Ze rent terug naar de garage. Als ze hijgend het trappenhuis uit stormt, hoort ze sirenes. Loeiende sirenes. Ze staat abrupt stil. De sirenes komen dichterbij. Een politieauto passeert haar en ze moet achteruit springen om te voorkomen dat ze geraakt wordt. Ze ziet ook een ambulance. Ze zoekt steun bij een auto, maar voelt dat iemand haar hand vastpakt. Het is een man. 'Blijf daar maar uit de buurt, daar krijg je nachtmerries van.'

'Mijn man is daar, hij wacht op me in de auto. Met de kinderen.'

De man kijkt haar aan en de blik in zijn ogen zorgt ervoor dat ze bijna door haar knieën zakt. 'Ik loop met u mee,' beslist hij. Hij blijft haar vasthouden als ze naar de drukte verderop lopen.

Ze worden tegengehouden door een politieagent. 'Het spijt me, u kunt hier niet verder.' Er staan politiemensen en ambulancepersoneel in de buurt van hun auto, waardoor ze niet kan zien wat daar precies aan de hand is.

'Maar mijn man is daar. Met de kinderen,' stamelt Eva. Op hetzelfde moment ziet ze twee agenten lopen, die ieder een kind op de arm hebben. 'Dat zijn mijn kinderen!' roept ze. Ze rukt zich los van haar begeleider en stormt op de agenten af.

Iemand probeert haar de weg te versperren, maar ze laat zich niet meer tegenhouden.

'Mama!' gilt Esmee en ze strekt haar armpjes naar Eva uit. Rafael doet hetzelfde. Eva omarmt de kinderen die nog steeds worden vastgehouden door de agenten. 'Wat is er gebeurd?' vraagt ze. Ze kijkt niet naar de plek waar Fons moet zijn, iets in haar waarschuwt dat ze dat beter niet kan doen.

'We gaan even in een van onze auto's zitten,' zegt een agent.

'Is hij dood?' fluistert ze. 'Is mijn man...'

'Het spijt me,' zegt de agent.