Hoofdstuk 14
Het was inderdaad een vreemd avondmaal, niet vanwege de kwaliteit van de spijzen, maar door de sfeer die er heerste. Olga had haar luchtige kleding verwisseld voor een avondjapon die haar fraaie lijnen zo voordelig mogelijk deed uitkomen. Zij droeg een zwaar collier en had haar opvallende armband vervangen door een lange gouden slang die van haar pols bijna tot aan haar elleboog kronkelde. Maar zij had nog steeds een donkere bril op, zij het een meer rijkelijk versierde dan de vorige. De zogenaamde kok boog, terwijl hij een schaal op tafel zette.
'Heeft Madam last van haar ogen?'
Zij wendde het hoofd niet naar hem toe, maar richtte zich integendeel tot Don.
'Kapitein, ik vind de bemanning enigszins familiair. Zorg er voor dat dat anders wordt.'
Mucklow kuchte van verlegenheid, keek Simon waarschuwend aan, en zei dan:
'Als je klaar bent, Sebastian, ga dan naar de keuken terug. We hebben je niet langer nodig.' 'Begrepen, Kapitein, ik ga 't eten voor de bemanning klaarmaken.'
Met een onbewogen gezicht verliet hij het vertrek. Willy stond aan het roer. Geestdriftig begroette hij de kok die hem een welvoorziene schotel kwam brengen. Vervolgens was Hoppy aan de beurt. Mr. Uniatz zat met een chagrijnig gezicht op de sport van een ladder die naar het dek voerde. De motor draaide rustig. Hoppy keek de Saint met zijn besmeurde gezicht aan. 'Zeg, Sai...'
Met een trap tegen de schenen legde Simon hem het zwijgen op.
Hoppy verzuchtte: 'Okee, Sebastian. Wat heb je daar?' 'Je bord rats.'
Simon bukte zich, sprak snel en gedempt: 'We moeten oppassen. Zij is niet op haar gemak. Ze schijnt mij te wantrouwen en houdt mij voortdurend in de gaten. Ik ben altijd bang dat Don zich op een gegeven moment verspreekt. Heb je haar gezien?'
'Een knap wijf, Sai... pardon, Sebastian!'
'Hebben we haar niet eens eerder ergens ontmoet?'
De blauwe ogen van Simon boorden zich in die van zijn luitenant. Mr. Uniatz haalde zijn reusachtige schouders op. Hij zei: 'Mij dunkt van wel... maar ik herinner 't me niet. .. Van de andere kant, die sigarettenpijp doet mij ergens aan denken.'
Seconden lang stond de Saint onbeweeglijk stil, als versteend. Een beeld probeerde zich te vormen in zijn geest, zich los te maken uit de diepten van zijn geheugen; het beeld van een vrouw die hij indertijd tegenover zich had gevonden, dapper, onverschillig in het aanschijn van de dood, in staat tot de gruwelijkste wreedheden, maar tevens tot de grootst mogelijke toewijding. Zij? Zou zij dezelfde zijn als Milady? Was zij Olga? Langzaam kwam hij weer aan dek. De nacht was verrukkelijk, de maan glansde op een spiegelgladde zee. Af en toe schoot een vis boven het water uit, viel terug in een spettering van vonken. Simon nam het roer van Willy over.
Willy zei, voldaan: 'Je kookt verd .. . lekker, kameraad.'
'We doen ons best,' zei de Saint. 'Als jij een ogenblik wilt gaan slapen, neem ik hier de dienst wel zolang waar.' 'Graag.'
Het scharminkel haalde een rol pruimtabak uit zijn zak, sneed er een enorm stuk af en stak het met kennelijke voldoening achter zijn kiezen. De Saint manoeuvreerde het roer, bakboord en stuurboord, om te zien hoe het schip reageerde. De Blauwe Reiger, gehoorzaamde meteen. Toen Don en Olga aan dek verschenen zweeg de motor. De Saint bepaalde zich er toe te zeggen; 'Er staat een stevige bries Kapitein, Willy heeft alle zeilen bijgezet.'-
De jonge vrouw keek verbaasd naar de kok die verstand scheen te hebben van navigatie. Zij boog zich vervolgens echter zonder iets te zeggen over de verschansing. Mucklow had het roer weer overgenomen. Simon kwam dichter bij de mysterieuze vrouw staan. In het klare licht van de maan verkreeg haar schoonheid iets tragisch.
'Je bent een vreemde kok, Sebastian,' zei zij.
'Madam is niet over mijn werk tevreden?' vroeg hij.
'Alsjeblieft! ,zei zij, plotseling driftig. 'Schei uit met die aanstellerij. Praat als een normaal mens!'
'Ik begrijp niet wat u bedoelt, Madam,' zei hij, met een stompzinnig lachje.
Zij wendde zich naar hem toe, keek hem geruime tijd aan. Geen ander gerucht dan het geritsel van het water tegen de kiel, het kreunen van de katrollen en de touwen. En op de voorplecht de muziek van een harmonica.
'Willy...' verduidelijkte Sebastian de kok. Verder kwam hij niet. De slanke handen van de vrouw werden plotseling tegen zijn slapen gedrukt, woelden door zijn haar en zetten het min of meer rechtop. Hij hield zich onbeweeglijk stil, deed zijn best er zo mogelijk nog onnozeler uit te zien. Olga ging een stap achteruit. 'Vroeger droèg je je haar zo, niet?'
'Oh, ik heb van alles geprobeerd, Madam.'
'Geef me een zoen,' beval zij. 'Oh, Madam .. . dat zou ik nooit durven.' Zij greep hem bij de schouders, trok zijn gezicht naar zich toe. Hij liet zich niet kennen! Toen zij hem losliet, vroeg hij:
'Is Madam tevreden? Dat wou Madam immers?' Zij slenterde langzaam bij hem vandaan, naar de brug. Simon hoorde haar lachen toen zij enkele woorden met Don wisselde. Wel, overwoog hij, de tocht hield zeker beloften in. Hij begaf zich naar zijn eigen nogal kleine hut in het vooronder. Toen hij er binnenging trok plotseling een vaag gerucht zijn aandacht. Een vluchtende rat? Hij had allerminst de indruk gekregen dat er ratten aan boord waren. Hij ging dieper het vertrekje in, al zijn zinnen waakzaam.
Hij was niet alleen, daarop had hij durven zweren. Doende alsof hij niets gemerkt had begon hij zich uit te kleden, zijn jas, zijn overhemd. Hij ging op de rand van het bed zitten om zijn pantalon uit te trekken. Hij ging langzaam te werk, voor actie gereed, mocht er onverwachts gevaar komen opdagen.
Hij hoorde een zwakke zucht. Meteen bukte hij zich en zag onder het bed een menselijk been. Aan het eind van dat been bespeurde hij een voet, klein en smal, met lange tenen, en . . . roodgelakte nagels. Hij bukte zich dieper. Aan het andere eind van het been in kwestie bevond zich inderdaad een lichaam. Hij trok de verstekeling onder het bed vandaan. Het was een heel jong matroosje, van amper twintig. Het matroosje hield de ogen dicht. Het zag bleek, ondanks zijn van nature geenszins bleke gelaatskleur.
De Saint loosde een diepe zucht. Dat ontbrak er nog maar aan: Shirley! Het scheelde weinig of hij had haar een stevig pak slaag gegeven.
'Gelukkig maar dat ik tegen lichamelijke kastijding ben,' mompelde hij.
Zij sloeg de ogen op:
'Simon!'
'Gefeliciteerd. Leuke verrassing, inderdaad!' zei hij schamper.
'Maar, Simon ..
'Hou je mond,' snauwde hij. 'In de eerste plaats heet ik Sebastian. In de tweede plaats ben ik kok aan boord van de Blauwe Reiger. In de derde plaats oefent Mr. Uniatz hier het nobele bedrijf van machinist uit. In de vierde plaats is Milady eveneens aan boord, onder de naam Olga Ramos.'
'Dat wist ik allemaal al lang,' viel Shirley hem in de rede. 'Ik weet ook waarom je mij niet meegenomen hebt. Om ongestoord met dat verschrikkelijke mens te kunnen flirten.' 'Met wie?'
'Met Milady. Olga Ramos. Noem haar wat je wilt. De vrouw die je levend wou laten begraven!'
'Uitgesproken?' vroeg hij;
'Nee,' zei zij, met een soort van heilige verontwaardiging 'Ik heb je zojuist samen met haar aan dek gezien.
Ja, ik was ook naar boven gegaan. En dat zul jij mij niet beletten. Ik heb je gehoord, en gezien! . . . Toen je haar zoende!... Oh, Simon, zoiets zou ik nooit van je hebben kunnen denken.'
De tranen stonden haar in de ogen. Hij zou haar met genoegen om de oren hebben geslagen.
'In de eerste plaats heb ik niet haar, maar zij mij gezoend, Zij wou .. .'
'Dan ben je.... dan ben je nog des te walgelijker.' 'Ze zoent lang niet gek.'
Van drift keerde Shirley hem de rug toe, zij ging op het bed zitten, trommelde met haar hielen tegen het hout.
'Als ik u goed begrijp, Miss Wilson, hebt u als scheepsjongen dienst genomen aan boord van de 'Blauwe Reiger? ...'
Teleurgesteld streelde hij haar afgeknipte haar, kort nu in plaats van de blonde lokken. Jammer, die jonge kinderen waren getikt! ...
'Er is maar één moeilijkheid, je staat niet op de rol. Trouwens, Olga zou je meteen herkennen. Bovendien, een scheepsjongen lakt z'n tenen niet.
'Oh,' zei zij, zo luid dat hij haastig zijn hand tegen haar mond drukte, om eventueel een kreet van verontwaardiging te smoren. Hij haalde de schouders op. Wat kon hij er verder aan veranderen?
'Ik ben niet van plan je overboord te gooien. Je zoudt in staat zijn om met een paar haaien aan je benen weer aan boord te klauteren ... bij wijze van lijfwacht.' 'Simon, ik kan je vast en zeker helpen. Je hoeft Mucklow maar in vertrouwen te nemen. Hij zal dan wel tegen haar zeggen dat hij een hulpmatroos nodig had.'
'Ik heb niet graag dat men mij voor gek verslijt, kleine. En ik ben niet de enige, en ik ben bang dat Milady het ook niet bepaald is. Goed, je bent nu eenmaal aan boord, dus blijf je ... maar als verstekeling.' Zij keek hem aan, deed haar mond open, maar meteen weer dicht, liet haar schouders zakken. Er viel niets aan te veranderen. Wat Simon zei, gebeurde: zij had er op gestaan aan boord te komen en nu had zij de gevolgen te aanvaarden. Plotseling scheen haar iets in te vallen. Was er radio, aan boord?
'Waarschuw mijn oom. Dan wordt de kustwacht gealarmeerd en wordt het jacht aangehouden.' 'En ik zou hoegenaamd geen kans krijgen om Milady te laten arresteren, schuldig te verklaren. Nee, darling, we moeten dit karwei zelf tot een goed einde brengen. Welterusten. Ik zal Hoppy waarschuwen, dan kan hij eveneens een oogje op je houden. Wat Willy betreft...' 'Wie is dat?'
De matroos stond op de drempel. Een vuist als van staal greep hem bij de keel, en verhinderde hem te schreeuwen. Zijn gezicht begon de kleur van rode kool aan te nemen, de ogen dreigden hem uit de kassen te springen. Shirley legde haar hand op de arm van Simon. 'Darling, laat hem los ..smeekte zij. Hij gaf zelfs geen antwoord. Hij had de ander bereids losgelaten; en, zoals hij daar lag, leek hij eerder op een bundel oude vodden dan op een lid van de bemanning van de Blauwe Reiger. Wankelend kwam hij eindelijk weer op de been.
Hij stotterde: 'Ik ga de kapitein waarschuwen.' 'Ik zou 't niet doen,' adviseerde de Saint. 'Je weet al uit ervaring wat ik doen kan. Eén goeie raad: hou je gezicht. Of de volgende keer ... hou ik niet halverwege op.' Een licht, fonkelend als diamant, schitterde in zijn blauwe ogen. Willy kalmeerde.
'Okee, ik hou m'n gezicht. Maar je maakt me niet wijs dat 't een verstekelinge is. Die zijn doorgaans minder aantrekkelijk..
'Willy,' zei de Saint scherp, 'je kunt kiezen of delen ... ik geef je honderd dollar zakgeld, of ik stuur je uit zwemmen tussen de haaien. Keus?'
'Dollars,' zei Willy, met een mislukte poging tot scherts. Na het vertrek van de matroos bood Shirley de Saint haar oprechte verontschuldigingen aan. Hij geloofde het verder wel. Hij zocht in zijn plunjezak die hij aan de deur gehangen had, haalde er een vernikkeld klein kaliber pistool uit.
'Steek dat bij je. Aarzel niet je er van te bedienen. En laat je niet meer zien.'
Hij verliet de hut, deed de deur achter zich op slot. Na een kort onderhoud met Hoppy, die bij het horen van het nieuws, op een kist neerplofte, ging Simon weer naar de stuurhut. Don glimlachte verlegen tegen hem. 'Ze is naar bed gegaan ...'
De Saint gaf geen antwoord. Hij bukte zich over een kaart van de Caraïbische Zee. Hij volgde met de ogen de uit gestippelde koers, maar zonder iets te zeggen. Don Mucklow was tenslotte degene die er het eerste over begon: 'Geloof je werkelijk dat zij 't is?'
Hij sprak op fluisterende toon, voortdurend om zich heen kijkend, blijkbaar dat zij onverwachts zou kunnen verschijnen. Hij vervolgde: 'Zij is zo ... zo .;
'Maak je niet druk,' zei Simon. 'Want jij bent nog veel... veel...'
Er verliep een lang ogenblik. De wind was in kracht toegenomen en de Reiger maakte goede vaart. Op de voorplecht kon men de gloeiende punt van de sigaret van Willy zien. De Saint fluisterde zijn makker in:
'Vertrouw jij die Willy?'
'Hij heeft in elk geval 't niespoeder niet uitgevonden.' 'Ik vertrouw hem niet. En, aangezien ik niet wil dat hij in mijn bagage snuffelt, ontzeg je hem de toegang tot dat gedeelte van het schip.' 'Maar ... waar moet hij dan slapen?' 'Hoppy heeft wel ruimte over voor een bed. Da's warmer ook. De nachten zijn koel om deze tijd van het jaar.' Plotseling legde hij een hand als van staal op de arm van Don. In de stilte van de nacht hoorde men een zacht gesuis. Er gleed een glimlach over het gezicht van Simon, wreed en toch opgewekt.
'Radio!' fluisterde hij. 'Heb je haar toestemming gegeven?'
'Ze is hier tenslotte op eigen terrein,' antwoordde Don, terwijl hij zich zijn pet in de nek schoof; het beste bewijs dat het hem allemaal die pet te boven ging.