Hoofdstuk 4
'Wat denk je er van, Hoppy?'
'Je hebt een bende vlegels ontmoet die denken dat ze kerels zijn omdat ze marihuana roken.'
'En verder een hunner afranselen omdat hij zich de vrijheid veroorloofd heeft een pakje te stelen. Vreemd!'
'Nogmaals, Saint, als zulke vlegels de sterke man willen uithangen dan proberen ze 't beter te doen dan wie ook. Allemaal klein grut. Niks voor de Saint.' De volgende dag evenwel, tijdens de lunch, kwam de Saint tot een definitieve conclusie. En dat wel door eenvoudig de krant te lezen. Het betrof geenszins een of andere sensationele gebeurtenis die aanspraak kon maken op een titel over zeven kolommen op de voorpagina. Nee, het gold slechts een kort berichtje, verlucht met een foto. Het was een foto van een op de straatstenen uitgestrekt lijk, voor de deur van een winkel. Het bericht luidde: 'Desmond Clecky Auer, oud 17 jaar, neergeschoten door de winkelier toen hij van deze, onder bedreiging met een pistool, honderd dollar eiste.' Simon las het artikel, terwijl Hoppy toekeek.
'Zeg eens Hoppy,' begon Simon, de ogen opslaand, 'heb jij ooit een roofoverval gepleegd?'
'Vast en zeker, Saint! En 't was nogal lollig ook.'
'Hoe ben je daarbij te werk gegaan?'
'Wel, we waren met een man of drie, vier ...'
'Heb je 't nooit op eigen houtje geprobeerd?'
'Dat is gevaarlijk. Ik heb 't één keer gedaan, maar in een stille wijk waarvan ik wist dat de politie er niet zo gauw bij de hand zou kunnen zijn.'
'En de buit?'
'De hele kas.'
'Je zou nooit om minder gevraagd hebben?' Het bulderende gelach van Hoppy vulde het vertrek. Hij moest haastig twee glazen whisky naar binnen gieten om weer op adem te komen. Wat had het voor doel een roofoverval te plegen en dan een deel van de buit achter te laten?
'Wat denk jij van een bandiet die honderd dollar eist van de man die hij beroven wil?'
'Dat-ie getikt is,' smaalde Hoppy. 'Tenzij hij precies dat bedrag nodig had. Honderd dollar... om iemand te betalen waar hij bang voor is.'
Hoppy keek de Saint met uitpuilende ogen aan. Die redenering kwam hem al te subtiel voor. Hij vermoedde echter dat er wel iets diepers achter zou schuilen, iets dat zijn verstand te boven ging. De Saint, nam hij stilzwijgend aan, had in dat krantenbericht iets gelezen dat er feitelijk niet in stond.
'Desmond Clecky Auer is gisteren door je vriend Joe de Bokser afgeranseld,' zei Simon, 'met de belofte van meer als hij niet betaalde voor de China Girl Tea die men hem de vorige week verschaft had. Precies honderd dollar ...'
Dat was alles. Maar Hoppy besefte dat Simon Templar nu vastbesloten was tot het uiterste te gaan, om anderen een soortgelijk lot te besparen.
'En inmiddels hou je je met Miss Wilson bezig,' voegde Hoppy er aan toe.
De Saint ging er niet op in. Hij bepaalde zich er toe te glimlachen, en voor zijn luitenant was het een welsprekende glimlach. Men was weer eens op het oorlogspad. Eens te meer ging men Avontuur ... en dus de misdaad tegemoet.
Hij vergiste zich niet.
'Hoppy,' zei de Saint, en gaf Mr. Uniatz dan de nodige instructies. 'En zorg er voor dat je verstand tegen die taak opgewassen is.'
'Reken maar op mij, Saint. Je hebt me herhaaldelijk gezegd dat ik geen grein hersens in m'n kop heb. Ik zal je laten zien dat je gelijk hebt.' Templar ging er niet op in. Hij wachtte ...
Het wachten viel hem lang. Hij dacht er over de gang van zaken te bespoedigen, maar zijn gezond verstand ried hem aan geduld te hebben: Teveel haast zou de tegenstander wakker kunnen maken, dubbel op zijn hoede doen zijn. Het was beter dat deze eerst die middag, in die tot club ingerichte villa, te boven kwam. De leider van de bende was ongetwijfeld ingelicht over het bezoek van die onbekende Simon, wist ongetwijfeld hoe dat al te nieuwsgierige heerschap had weten te ontsnappen. De hele zaak stond vermoedelijk op de achterbenen. En dus was het beter eerst bericht van Hoppy af te wachten. Het was reeds vrij laat in de middag toen de telefoon rinkelde.
Het bleek Hoppy.
"t Is zo ver, Saint. De gele is net bij de griet op bezoek gegaan.'
Tien minuten later ging de telefoon opnieuw. Mr. Uniatz had zich blijkbaar in de buurt van een telefooncel opgesteld.
'Ze zijn net uitgegaan,' zei hij. 'Ze gaan naar de garage.'
'Rij ze na.'
Hij hoorde zelfs het antwoord van zijn luitenant niet, want Hoppy was er onmiddellijk vandoor gegaan. Er verliep opnieuw enige tijd. Simon rookte ongeduldig de ene sigaret na de andere. Als Hoppy in 's hemelsnaam maar geen stommiteiten uithaalde. Het was van het hoogste belang dat de anderen niet merkten dat ze gevolgd werden. Eindelijk!
'Hallo, Saint. We zijn bij 't Venice Strand.'
'En zij?'
'Vlak in de buurt. Ze liggen op het strand hun vuile sigaretten te roken.'
'Ik kom.'
In dolle vaart reed Simon van Beverley Hills weg. Een motoragent floot, haalde hem niet dan met moeite in. Simon zag hem in de spiegel en remde hard.
'Ah, kameraad!' zei hij. 'Ik betaal graag onverschillig welke boete, maar hou me niet op.'
De ander haalde zijn bonboekje te voorschijn. De Saint zei, langs zijn neus weg:
'Naam is Templar ... Simon Templar.'
'Goeie hemel, de Saint? Wedden dat je weer op avontuur uit bent?'
'Zo ja, zo wat?'
'We gaan samen. Ik maak ruim baan voor je. Bestemming?'
En in het kielzog van een politie-motor met onophoudelijk loeiende sirene vervolgde de Saint aldus zijn weg. Maar het ogenblik kwam waarop hij niet langer prijs stelde op een dergelijke luidruchtige demonstratie. Hij toeterde tot de agent omkeek, hief dan de hand op en wenkte. De agent keerde, remde af. 'Goeie reis verder,' zei hij, en salueerde. Dank zij de door Hoppy verschafte inlichtingen slaagde de Saint er al spoedig in Shirley te vinden. Zij lag onder een palmboom met haar hoofd tegen de stam bij wijze van kussen, een sigaret in haar mond. Zij lag te roken met een uitdrukking van volkomen overgave op haar knappe gezicht. De Saint bleef staan waar hij stond. Hij zag dat Luke, de halfbloed, zich op een elleboog had opgericht en nu naar het meisje lag te staren, terwijl er een uitdrukking van wreedheid over zijn verontrustende gezicht gleed. Simon balde de vuisten. Was het raadzaam momenteel reeds in te grijpen? Nee, nog te vroeg, besloot hij. Luke boog zich naar Shirley toe. Simon vroeg zich af wat hij bezig was haar te vertellen. Het meisje sloeg de fluwelige ogen op. Zij glimlachte zwak, knikte herhaaldelijk. De halfbloed stond op.
Hij had zich amper verwijderd of Simon gaf Hoppy, die op enige afstand eveneens de wacht hield, het afgesproken signaal. Op zijn karakteristieke manier, met de lange armen slap langs het lijf, begaf Hoppy zich op weg. Hij liep langs Shirley heen en wankelde dan alsof hij over haar uitgestrekte benen gestruikeld was. 'Oh, pardon, schoonheid!' zei hij, met een idiote lach. Hij liep door, maar tijdens die struikelpartij was er een krant uit zijn zak gevallen. En het was zo behendig aangelegd dat Shirley onmogelijk die foto van Desmond kon missen; - Desmond, uitgestrekt op de straatstenen na zijn mislukte roofoverval.
De Saint stond zich af te vragen hoe zij er op zou reageren, wat zij zou gaan doen. Juist om een antwoord te krijgen op die vragen had hij die scène op touw gezet. Met zijn rug tegen een palm gedrukt keek hij toe. Zijn vingers klauwden in de schors van de boom. Er waren, meende hij, maar twee mogelijkheden: of zij zou de krant met een onverschillig schouderophalen weggooien, of een dolle angst zou zich van haar meester maken bij het vernemen van de dood van het jonge ventje dat zij gekend had, in die villa had zien mishandelen.
Shirley nam de krant op en riep Hoppy na.
'U hebt uw krant laten vallen...'
Hoppy draaide het hoofd om, zwabberde van links naar rechts, doende alsof hij dronken was.
'Mag 'm houden, 't Zal je wel interesseren . ..'
Hoppy verwijderde zich. Simon lette scherp op het meisje.
Haar brein was kennelijk onder de invloed van het vergif.
Zij lette niet langer op de onbekende. Zij zag slechts de krant, die foto!
Haar hand vloog naar haar mond, als om een kreet te onderdrukken. Met starende ogen las zij het artikel. De Saint had kunnen juichen, zijn angst verdween.
Inmiddels was Luke echter teruggekomen. Hij strekte wijzend de arm uit. Simon keek in de aangeduide richting en zag dat de kleurling de Buick was gaan halen. Het meisje nam er evenwel niet de minste notitie van. Zij wenkte hem en liet hem met schier vijandige drift de krant zien. Luke verborg kwalijk zijn ergernis. Hij begon te ondervragen. Zij haalde de schouders op. De Saint kon de strekking van het gesprek zonder moeite raden. Luke was ongerust. Wie had haar ingelicht? Hij was kennelijk een ogenblik van plan Hoppy na te zetten, maar diens gorilla-achtige gestalte hield hem van onbesuisde daden terug. Inmiddels echter had hij de hand van Shirley gevat en voerde haar naar de auto. Zij rukte haar hand los en ging de ander voor. In de ogen van Luke gloeide een kwaadaardig vuur. Amper hadden Shirley en haar vriend plaatsgenomen in de Buick, of reeds was Simon hen achterna. Hij zette zich achter het stuur van zijn wagen, allerminst van plan het tweetal te laten schieten. Toen hij zich even bukte om het sleuteltje in het contact te steken, hoorde hij een dof 'plop!' Instinctmatig dook hij weg, onmiddellijk begrijpend wat er gaande was. Er werd op hem geschoten met een van een geluiddemper voorzien pistool. Het ruisen van de oceaan overstemde de zwakke knal van het schot. Dan opnieuw een knal. De kogel sloeg te pletter tegen de carrosserie.
Reeds was Simon naar de andere kant van de wagen geschoven, opende het portier en liet zich op de grond vallen, inmiddels proberend de schutter te ontdekken. Niets. Hij kroop onder de auto, en dan zag hij op enige afstand een gestalte, grotendeels verscholen achter de stam van een boom. Man of vrouw? Onmogelijk het uit te maken, want hij zag niets anders dan een vage schim in de reeds invallende avondschemer.
De Saint kroop behoedzaam achteruit over het zand, met de auto als dekking. Toen hij ver genoeg uit de buurt was tastte hij om zich heen, vond een schelp, mikte zorgvuldig, gooide het projectiel in de richting van zijn belager. Maar deze had het gevaar zien aankomen. In plaats van opnieuw te schieten, zoals Simon feitelijk verwacht had, verdween de vijand achter de boomstam, sprong opzij, en rende dan plotseling weg. De Saint sprong op en rende de vluchteling na. Ondanks de snel invallende duisternis meende hij zijn belager herkend te hebben, had er zelfs op durven zweren.
De een na de ander bereikten zij de weg. De vluchteling zwaaide met zijn armen, alsof hij om hulp riep. Hij rende voort. Simon aarzelde. De achtervolging voortzetten, ja of nee? Hij hoefde er niet verder over na te denken. Uit het groeiende duister kwam een zwarte wagen te voorschijn, - als een monster met vlammende ogen, toen plotseling de beide koplampen aanflitsten. De vluchteling zigzagde, bleef staan, hief nogmaals de armen op. Maar reeds was de wagen met wrang knarsende banden tegen hem opgereden.
De Saint had gereageerd met de verbazingwekkende snelheid die hem zo vaak het leven had gered. Hij nam een sprong, over de rand van de weg. In razende vaart schoot de wagen hem voorbij. Ergens in de verte klonk een schel fluitsignaal. Simon richtte zich op en kwam dichter bij. Reeds stopte op de plek van het ongeluk de ene wagen na de andere. Nieuwsgierigen verzamelden zich, luidruchtig en gesticulerend. Iemand zei: 'Laat mij door. Ik ben dokter.' Simon keek op en ging een stap opzij. Hij had inmiddels gezien wie de schutter was die, even tevoren, hem op de korrel had genomen. Het was Pug, de lange magere vent, die hij de vorige dag in die villa gezien had. 'Wat is er precies gebeurd?' vroeg de dokter, terwijl hij zich over de gewonde bukte.
'Een aanrijding,' zei Simon effen. 'En de schuldige er vandoor.'
Pug sloeg op dat moment de ogen op. In zijn blik lag de angst van iemand die de dood ziet naderen. Hij keek naar de dokter die over hem gebukt stond, en naar de kring van in het autolicht vaag zichtbare omstanders. En dan bespeurde hij eindelijk de Saint, en zijn lippen begonnen te bewegen. 'Jij. •
Simon bukte zich naar hem toe. 'Kent u hem?' vroeg de dokter.
'Helemaal niet,' antwoordde de Saint, terwijl hij zich dieper bukte.
Het gezicht van Pug vertrok in doodsnood. 'Ze hebben me weten te..
De kracht tot spreken scheen hem te falen, maar zijn wil verzette zich nog en eindelijk slaagde hij er in nog enkele gefluisterde woorden te stamelen. 'Long Beach ... Zij... Zij..
Dat was alles. Geloei van sirenes kwam dichter en dichterbij. Simon verwijderde zich. Hij had genoeg gezien. Hij keerde terug naar zijn wagen waar Hoppy reeds op hem zat te wachten.
'Wat doen we verder, Saint?'
'Een bezoek afsteken.'
'Ga ik mee?'
En toen Simon geen antwoord gaf en haastig afreed, begon Hoppy voldaan te lachen. 'De boot is weer aan,' zei hij.
En terwijl Simon strak en recht voor zich uitkeek over de weg, toverde Hoppy de fles te voorschijn die hij onveranderlijk bij de hand hield.