Hoofdstuk 3

Shirley Wilson verliet haar woning. Zij liep met langzame schreden, strak voor zich uitstarend' en met een zorgelijke uitdrukking op haar gezicht, haar blik als verloren in een andere Wereld.

Zij sloeg de hoek om en begaf zich naar de garage en even later reed zij in haar wagen af. Vrijwel meteen zette een zwarte auto de Buick achterna en, vreemd genoeg, scheen het de bestuurder van de zwarte wagen geen zier te kunnen schelen of hij nu opgemerkt werd of niet.

Bij de stoplichten bleef hij kalmweg vlak naast de Buick staan, reed dan weer door zodra het licht naar groen versprong.

De bestuurder van de zwarte auto, in wie Mr. Uniatz onmiddellijk Joe de Bokser herkend zou hebben, werd evenwel zodanig door zijn achtervolging in beslag genomen dat hij hoegenaamd niet lette op de gele taxi die, op zijn beurt hém volgde.

Het drietal wagens doorkruiste de stad, in de richting van Passadena. Eenmaal daar, minderde Shirley vaart, kennelijk zoekend naar een adres. Herhaaldelijk veranderde zij van richting maar steeds gevolgd door de zwarte auto van Joe en door de gele taxi. Eindelijk stopte zij, stapte uit en sloeg een pad in naar een eenvoudige woning. Zij belde aan, de deur werd opengedaan, en Shirley ging naar binnen. Enige ogenblikken later volgde Joe haar voorbeeld ... en rekende Simon Templar de taxi af. Simon slenterde op zijn gemak naar de woning. Het was kennelijk eenmaal een aardig villaatje geweest. Het bestond uit enkele vertrekken, alle gelijkvloers. Het scherp hellende dak vertoonde twee kleine vensters. Het geheel maakte een indruk van verwaarlozing. De planten op de stoep waren zeker in geen tijden verzorgd. De vensters gelijkvloers waren dicht, ondanks het milde weer.

Ongehaast liep Simon in een wijde bocht om het huis heen en bereikte de achterkant er van. Een haag scheidde het huis van het straatje. Ook hier, evenals aan de voorkant, gesloten vensters. De bewoner was kennelijk bang voor frisse lucht en daglicht. Simon opende het houten hek in de haag. En dan, plotseling een besluit nemend, begaf hij zich naar de dienstdeur.

Het lag overigens niet in zijn bedoeling aan te bellen. Hij had de indruk dat de bewoners van het huis zich evenmin bekommerden om onverwacht bezoek als om degenen die hen per auto achterna reden. Maar waarom hielden zij het huis zo krampachtig dicht?

Hij bereikte de achterdeur, leunde er tegenaan. Zijn scherp gehoor kon geen enkel gerucht onderscheiden. Hij wachtte nog een ogenblik. Als er zich iemand achter de deur bevond, moest deze hem ongetwijfeld gehoord hebben, of althans zijn tegenwoordigheid hebben vermoed. In dat opzicht bedroog het instinct van Simon Templar hem nooit.

Gerustgesteld zette hij zijn tocht voort. Hij deed denken aan een roofdier uit het oerwoud; een roofdier, dat lange tijd geduldig gewacht heeft alvorens op jacht te gaan, tot het eindelijk zeker weet dat er geen gevaar dreigt. Zijn rechterhand ging omhoog, greep de rand van de lage luifel boven de deur. Hij hees zich een eindweegs op, gebruikte vervolgens eveneens zijn linkerhand. Zijn spieren spanden zich. Hij kwam omhoog, eerst langzaam en dan sneller; een zwaai, en dan bevond hij zich op de rand van het dak. Hij wachtte enkele ogenblikken, overtuigde zich er van dat er geen onraad dreigde, en klom dan hoger tot hij de nok van het scherp hellende schuine dak bereikt had en er overheen kon kijken. Het eerste wat hij zag was een politieagent in de laan. Als de man in uniform hem gezien had, deze zou hem ongetwijfeld gesommeerd hebben. De Saint wachtte tot de agent om de hoek verdwenen was en liet zich dan langzaam langs de voorkant afglijden, tot hij het ene van de twee kleine vensters bereikte. Hij hield zich met de rechterhand vast, terwijl zijn linkerhand zocht en tastte, op zoek naar een opening. Het venster was en bleef dicht. Elk ogenblik kon de agent echter weer terugkeren. Simon ging plat op zijn rug liggen, naast het uitgebouwde venster. De agent slenterde voorbij, maar zonder de Saint op te merken. Een gunstig toeval wilde dat er juist op dat moment een zware vrachtauto passeerde, ratelend en rammelend. Simon nam de gelegenheid te baat om een ruit in te drukken. De wagen was doorgereden, het rinkelen van glasscherven had opgehouden. De Saint oefende nog even geduld, maar niets deed zich voor dat op onraad wees. Hij stak zijn hand door de verbrijzelde ruit. Vijf seconden later bevond hij zich binnenshuis. Hij bevond zich in wat indertijd een dienstbodekamertje geweest was en nu als rommelkamer dienst deed, of als een soort van opslagplaats. De aldaar opgeborgen meubels hadden een arm gezin gelukkig kunnen maken: — een tafel, een buffet, stoelen, fauteuils, tafeltjes en wat dies meer zij. Kortom: een volledig meubilair, alsof men de gehele benedenverdieping ontruimd had. Simon begaf zich naar het venster, keek naar links en naar rechts over de laan. Alles was rustig. Niets wees er op dat er hier mogelijk een drama op handen was. Langer wachten had geen zin. Immers, mocht hij zich vergist hebben en was er hier niets aan de hand, dan stond hem altijd nog de mogelijkheid open om te verdwijnen langs dezelfde weg waarlangs hij gekomen was. De kamer kwam uit op een portaal waar een nauwe en steile trap begon. Een ogenblik lang bleef de Saint duisterend staan. De geruchten uit het benedenhuis kwamen nu duidelijker tot hem door ... nu en dan een gesmoord gelach, dan weer traag stemmengeroes. Maar dat was niet hetgeen dat zijn aandacht gevangen hield. Het was een bepaalde geur! Een zoetige en doordringende geur. En plotseling begreep hij! Er gleed een glimlach over zijn gezicht. Hij had een hersenschim nagejaagd! Het huis was doodeenvoudig een gelegenheid tot samenkomst van marihuana-rokers. De huurder had het blijkbaar pittoresk gevonden het interieur in te richten als een of andere besloten club. Het verklaarde waarom men al hetgeen de woning een huiselijk karakter kon geven opgeborgen had. Simon daalde langzaam de trap af. Hij meende inmiddels wel te weten waar hij met Shirley aan toe was. Het jonge meisje was een slavin van dat verdovende middel, marihuana. In haar heldere ogenblikken probeerde zij zich er los van te maken, maar de strijd ging haar krachten te boven. Vandaar nu en dan zo'n crisis zoals de vorige avond in de bioscoop.

Hij bereikte het benedenhuis, ging voorzichtig naar een deur. Het geluid van stemmen was helder en duidelijk nu. Hij volgde de gang tot aan de voordeur, schoof er de grendel af en keerde op zijn schreden terug. Een soort van voorhang scheidde de huiskamer van de gang. Het verschafte Simon een uitgezochte kans om naar binnen te kijken.

Er bevonden zich ongeveer een twaalf bezoekers in het vertrek, uitgestrekt op divans of languit in diepe fauteuils, en met vage, zelfs verdwaasde blikken voor zich uitstarend. Zij hadden allen een sigaret in de hand, en glazen binnen handbereik. Aan de piano zat een jongmens, kennelijk verveeld, en speelde neerslachtige muziek, hetgeen een andere bezoeker evenwel niet verhinderde naar de radio te luisteren, terwijl een derde naar de televisie zat te kijken.

Simon herkende het oosters uitziende jongmens dat hij de vorige dag in gezelschap van Shirley opgemerkt had. Hij zat naast haar en zat kennelijk vervelende praatjes uit te slaan, doch zij scheen amper naar hem te luisteren. Af en toe streelde hij haar linkerhand. Zij scheen het amper te merken, verloren als zij was in het genot van haar marihuana-sigaret.

En de Reus? De Saint zag hem nergens. Wat voerde de gewezen bokser inmiddels uit? Waarom nam hij geen deel aan het genoeglijk onderonsje? Simon kreeg spoedig genoeg antwoord op die vraag. Zijn instinct waarschuwde hem ... tijdig genoeg om hem meteen te doen reageren, maar te laat voor doeltreffende afweer. Hij draaide zich om, zijn vuist schoot uit. Maar, in plaats van de man onder de kin te treffen, wat zijn bedoeling was geweest, raakte hij slechts de schouder. De ander wankelde even, herstelde zich, en ging tot de aanval over, Simon bukte zich, stompte uit alle macht in opwaartse richting. Een dof gekraak, want ditmaal was de stomp raak geweest. Maar degene in wie Hoppy Joe de Bokser herkend had, was zijn naam waardig. Wel wankelde hij opnieuw even, maar vallen deed hij niet. Integendeel! Er loeide een bloeddorstige gloed in zijn ogen. Hij hief zijn vuist op, gereed zijn tegenstander met een stomp achter het oor te vellen. Simon dook, ontsnapte zodoende het ernstigste, maar de enorme vuist trof hem niettemin op zijn schedel. En er dansten sterren voor zijn ogen.

Het lawaai van het gevecht had uiteraard de aandacht van de marihuana-schuivers getrokken. Hoe kan het ook anders! Sommigen sprongen op, anderen begonnen te gillen. Het gordijn scheurde en kwam op de twee tegenstanders terecht.

De kleurling was de eerste die het gevaar bespeurd had. En hij wierp zich op de woelende massa van de in het gordijn verwarde en gevangen strijders. Twee of drie anderen volgden zijn voorbeeld, met als gevolg een kluwen van worstelende, schoppende en trappende lichamen. Vuisten vlogen op en neer. Had Simon over de nodige vrijheid van beweging beschikt, dan zou hij ongetwijfeld de strijd gewonnen hebben. Hier, onder deze omstandigheden, sneuvelde hij echter. En even later zat hij dan ook in een fauteuil, met de armen op de rug en zijn enkels samengesnoerd. Hij vroeg zich af, of zijn tegenstanders de aan zijn ene been bevestigde schede ontdekt hadden, en waarin zich zijn beroemd geworden mes bevond!

De Reus stond opzichtig te hijgen. Hij kwam vlak voor Simon staan. De jeugdige kleurling voegde zich bij hem, trok zorgvuldig zijn in de war geraakte kleren Weer recht.

'Wie is die vent, Joe?'

'Ik geloof dat ik hem ken, Luke.'

De Reus schopte Simon tegen de schenen. .

'Heeh!... ben jij niet de vent die mij gisteren om vuur gevraagd heeft?'

Maar degene die Luke scheen te heten was inmiddels tussenbeide gekomen.

'Laat 't maar aan mij over, Joe,' zei hij, met een gemene grijns op zijn toch al zo ongunstig gezicht. 'Geloof maar gerust dat hij mij wel antwoord zal geven. Nietwaar?' vroeg hij, terwijl hij dichter bij de Saint kwam staan. 'Dat hangt er van af,' zei Simon, die inmiddels Shirley ontdekt had en de angst, de paniek zelfs, in haar ogen zag.

'Wie ben jij?' vroeg Luke.

'Een liefhebber van jullie artikel, anders niets,' zei Simon. 'En ik vind dat jullie er een zonderlinge manier op nahouden om nieuwe klanten te trekken.' Er viel een stilte. De opmerking bevatte zoveel dubbelzinnigheden dat de anderen enige tijd nodig hadden om het te verwerken. Hetgeen overigens precies de bedoeling van Simon Templar was. In het verleden had hij juist op die manier zo vaak verwarring onder zijn tegenstanders gezaaid. Hij speelde een onbekende kaart, wachtte op de reacties van de anderen. Hij had inmiddels echter reeds de indruk gekregen dat hij hier met een stelletje zwakkelingen te doen had. Maar het was natuurlijk altijd mogelijk dat er een sterkere, krachtigere leider achter hen stond. Hij dacht aan de door Bertie verschafte inlichtingen, de wagen met het valse nummer, de zwarte Cadillac waarin Joe gisteren plaats had genomen, in gezelschap van een onbekende.

'En ben je daarom naar de club gekomen?' vroeg Joe. Eens te meer hield de kleurling de ander met een kort gebaar tegen.

Hij wendde zich weer tot Simon.

'Hoe heet je?'

'Simon.'

Luke keek hem loerend aan, er gleed een valse grijns over zijn platte gezicht.

'Je doet maar,' zei hij. 'We komen er heus wel achter wie je bent... Simon. Je wou dus klant worden, zei je?' Hij haalde een pakje uit zijn zak. Simon zag het etiket: China Girl Tea. Maar, in plaats van thee, bevatte het pakje marihuana sigaretten. Luke stak zo'n sigaret op. Zijn handen beefden lichtelijk. Een uitdrukking van diep welbehagen gleed over zijn gezicht toen hij de eerste trek rook inzoog en weer uitblies door zijn neusgaten. 'Hoe ben je binnengekomen?' vroeg hij plotseling. 'Door de voordeur, 'antwoordde Simon. 'Wat? ... De grendel zat er op!' Plotselinge drift deed zijn stem overslaan. De Saint glimlachte kalm en ironisch.

'Ga kijken voordat je begint te schreeuwen, kleine man.'

'Noem me nog eens 'kleine man'!' schreeuwde de halfbloed, terwijl hij Simon een kaakslag gaf. Hij wendde zich tot een van de anderen. 'Pug!... Ga kijken of de grendel op de deur zit.'

Aller blikken volgden een lang en schraal jongmens, gekleed in een zwarte broek en met een rode doek om de hals gewikkeld. Hij verdween, keerde even later weer terug.

'De deur stond opèn.'

Er volgde een stilte. Er heerste tevens achterdocht. De manier waarop men elkaar aankeek maakte dat maar al te duidelijk. Plotseling wendde Luke zich tot het jonge meisje.

'Jij bent 't laatste binnengekomen, Shirley.'

'Nee,' zei zij. 'Joe is na mij gekomen.'

Simon juichte inwendig bij het zien van de opkomende ruzie over een deur; een deur, overigens, die hij zo verstandig was geweest zelf open te doen. De Reus scheen iets dergelijks te vermoeden. Plotseling greep hij de schrale Luke bij de schouders.

'Hij zit ons te bedonderen! Als hij werkelijk door de deur binnen is gekomen, waarom moest hij zich hier dan verschuilen in plaats van meteen naar binnen te gaan?' Het stellen van die vraag scheen plotseling zijn woede te ontketenen. Hij bukte zich naar Simon toe, greep hem bij de schouders en schudde hem driftig heen en weer. 'Je bent een spion, en dat is alles, schoft!.. Een andere stem viel hem in de rede. Simon hoorde het woord 'dief!' Meteen ontving hij een harde klap op zijn schedel, terwijl men hem met geweld in zijn stoel achterover drukte. Enkele seconden lang was hij min of meer verdoofd. Toen hij de ogen weer opsloeg, zag hij dat de anderen inmiddels een twistende, schreeuwende en ruzie makende groep gevormd hadden. Shirley was de enige die zich afzijdig had gehouden. In haar donkere ogen lichtte geruststelling toen zij zag dat Simon het bewustzijn had weten te behouden. Zij glimlachte even, verontschuldigend, knikte hem bemoedigend toe. De blik van Simon zwierf naar de twistende groep. Hij vroeg zich af wat er precies gaande was. En waarom al dat geschreeuw? ...

'Je probeert ons te bestelen!' schreeuwde een stem. 'Ik heb 't gezien!'

'Fouilleer hém, Pug,' beval Luke. 'Hier heb je het pakje!..riep Pug triomfantelijk uit.

'Genade!..smeekte een angstige stem. 'Ik zal 't nooit weer doen. De verleiding was mij een ogenblik te machtig.'

'Je hebt de leverantie van de vorige week niet eens betaald,' zei Pug, knarsetandend van woede. 'Ga op die manier door, jongelui, en je kunt dat genotmiddel van jullie wel vaarwel zeggen,' kwam Joe tussenbeide. 'Een stelletje idioten zoals jullie... dat levert te veel risico op.'

'Oh, Joe! Als Desmond niet te vertrouwen is dan wil dat nog niet zeggen dat wij ook ...'

'Schei uit. En jij, kom hier! . ..'

Joe greep genoemde Desmond in de kraag en sleurde hem naar een aangrenzend vertrek. De anderen hoorden de woedende stem van de bokser.

'Ik zal je eerst even leren te stelen! Daarna weet je wat je te wachten staat als je niet morgen op z'n laatst de leverantie van de vorige week afrekent. Dat is honderd dollars, zoals je weet.'

Een langgerekt gehuil viel met die laatste woorden samen. Het gehuil werd evenwel meteen gesmoord door een prop in de mond van het slachtoffer. Shirley had zich opgericht. Zij keek angstig naar de deur, vervolgens naar Simon, scheen hem te smeken om hulp. Dan wendde zij zich haastig tot Luke die net weer binnen was gekomen, met glanzende ogen en een van woede vertrokken gezicht. 'Oh, Luke. Maak een eind aan die verschrikking.'

'Toe nou, Shirley! Maak je niet druk over een welverdiende afstraffing, waar overigens hoegenaamd geen gevaar aan verbonden is.'

'Maar...'

Luke had zich inmiddels weer tot de Saint gewend, nam verder geen notitie van het jongemeisje.

'Wel, vriend . . begon hij.

Hij ging op Simon toe. Simon scheen te krimpen van angst. Geen enkele van de vijanden die hij in het verleden bestreden had, zouden in deze bange en huiverende man de geduchte Simon Templar herkend hebben. 'Geef me alsjeblieft een sigaret,' stamelde hij smekend. 'In mijn koker, hier, in mijn rechter zak. Oh, alsjeblieft, Miss.. '

Shirley stak de hand uit, willoos, niet bij machte te weigeren. Luke keek zwijgend toe. De vingers van het jongemeisje brachten een sigaret te voorschijn, staken Simon de sigaret tussen de lippen, gaven hem vuur. Uit het aangrenzende vertrek klonk nog steeds gesmoord gekreun, begeleid door het diepe gezucht van de Reus, die zuchtte als een hard werkende houthakker.

Simon deed een lange haal aan zijn sigaret. Luke staarde hem als gefascineerd aan. En dan, plotseling, barstte de sigaret uit in een wit verblindend licht. Meteen was Simon overeind, zijn beide handen vrij. Zijn vuist schoot uit, trof Luke onder de kin. In de andere hand van Simon glinsterde een mes. Met één haal sneed hij het touw om zijn enkels door. En dan, onder de verdwaasde blikken van de anderen, begaf hij zich naar de deur. Toen de Reus, gewaarschuwd door het lawaai, te voorschijn kwam, viel er van de Saint niets meer te zien dan twee einden touw op de vloer.