Hoofdstuk 13

De Saint had in het hotel zijn instructies gegeven, had een zeker bedrag gestort om te voorkomen dat men Miss Wilson lastig zou vallen. De directie verzekerde hem dat hij gerust kon zijn.

'U hoeft zich nergens ongerust over te maken, Mr. Templar.'

Enige ogenblikken later betrad de Saint de kamer van Hoppy. Mr. Uniatz was bezig zijn wapens na te zien, en wel met de meest liefdevolle toewijding; hij reinigde en poetste de loop, oliede alle beweegbare delen, om er zeker van te kunnen zijn dat zijn artillerie hem niet op het beslissende ogenblik in de steek zou laten.

De Saint sloeg hem een moment lang zwijgend gade, zei dan: 'Je kunt tevreden zijn. Je bent aangenomen.'

'Aangenomen als wat, Saint?'

'Als mecanicien van de Blauwe Reiger. Vanavond om zes uur vertrek je.'

Mr. Uniatz keek hem ontzet aan. Nee, hij zou er zeker nooit in slagen de beslissingen van de Saint te voorzien Toen hij eindelijk begrepen had dat er iets op komst was, had hij van alles verwacht, maar zeker geen zeereis. 'Hier,' zei de Saint. 'Verkleed je.' Hij gooide een zak met kleren vol olievlekken op de vloer. Hoppy keek er naar zonder enige geestdrift. Simon voegde er nog aan toe: 'Voor je vermomming zorg ik straks wel.'

Hij ging naar zijn eigen kamer, klopte aan de deur van Shirley. Toevallig was zij er niet, hetgeen hem vervelende explicaties bespaarde. Haastig trok hij de kleren aan die hij voor zichzelf mee had gebracht; ging dan voor de spiegel staan en bewerkte zijn gezicht, kamde zijn haren plat met een scheiding in het midden, wijzigde de vorm van zijn wenkbrauwen en plakte een snor onder zijn neus die hij misvormd had door twee balletjes in zijn neusgaten te steken. Hij was in die vermomming volkomen onherkenbaar.

Toen Hoppy even later onder zijn handen vandaan kwam had deze een al even verrassende gedaanteverandering ondergaan: een korte en dunne baard gaven hem het aanzien van het soort zeeman dat z'n tijd zoekbrengt tussen havenkroegjes en het ruim van een schip. Door de dienstingang verlieten zij het hotel en begaven zich met een plunjezak op de schouder naar de haven. De Blauwe Reiger lag aan de kade gemeerd. Een vrachtwagen ontlaadde kisten met provisie. Een schrale vent in een veel te wijde trui sleepte met blikken brandstof. Toen Hoppy aan boord stapte, kwam de matroos naar hem toe.

'Jij de nieuwe machinist? Je kunt meteen aan 't werk.' Mr Uniatz gromde iets onverstaanbaars. Aldus luidde het bevel van de Saint. Het was Hoppy verboden zijn mond open te doen.

'Zelfs niet om te drinken, Saint?' had hij uitgeroepen, ontzet over dat vooruitzicht. 'Drink zoveel als je wilt. Maar praat niet.' 'Afgesproken, Saint.'

Hij duwde de matroos die hem voor de voeten liep opzij en ging naar de machinekamer.

De ander riep hem na: 'Mijn naam is Willy. We schijnen op reis te gaan met een griet! Een vriend van me heeft 'r gezien.'

'Huhh,' gromde Hoppy die inmiddels met de motor van het vaartuig bezig was en zijn handen in olie en vet stak met een zodanige geestdrift dat weldra zelfs zijn gezicht er mee besmeurd was.

Willy wendde zich geërgerd af en begaf zich weer aan dek. En de eerste die hij daar ontmoette was een struise knaap, gekleed in een jasje met goud-glanzende knopen en kennelijk trots op zijn vlinderdasje. De onbekende was aan boord gekomen nadat hij zich had voorgesteld aan Don Mucklow die echter op de kade was blijven staan.

'Jij de kok?' vroeg de matroos.

'Ja, kok en hofmeester tegelijkertijd.'

'Allemachtig! ...' spotte de matroos. 'Wel, hier aan boord zul je waarachtig wel niet veel te doen hebben ... tenzij je speciaal belast bent met de hut van de eigenaresse.'

'Waar is de keuken?' vroeg Simon.

'Daar,' wees de matroos. 'Hoe heet je?'

'Sebastian.'

'Mijn naam is Willy. Ik ben de matroos van de Blauwe Reiger. Verder is er nog een machinist, een beer van een vent. Een kapitein hebben we momenteel nog niet.' Simon bewaarde het stilzwijgen. Hij begaf zich naar de kleine maar voortreffelijk ingerichte keuken van het jacht. Door de patrijspoort kon hij de kade zien. Zodoende zag hij een gele taxi naderen, vaart minderen en dan stoppen. Miss Ramos kwam er uit te voorschijn. Zij begaf zich naar Don die op haar stond te wachten. Op een teken van Don was Willy haastig van boord gegaan en belastte zich nu met de bagage. De Saint kon gissen naar het verloop van het onderhoud tussen de jonge vrouw en zijn vriend.

'Alles klaar?' vroeg zij.

'Alles. Levensmiddelen, brandstof, bemanning. Ik hoop dat u voldaan zult zijn, Miss Ramos. Maar er is één vervelende kwestie; ik heb met geen mogelijkheid zo gauw een kapitein kunnen vinden.' Zij keek hem aan, glimlachte ironisch. 'Werkelijk?' vroeg zij. 'Moet ik me dus aan hem toevertrouwen? Erg geschikt lijkt hij mij niet.' Zij wees naar Willy die op de voorplecht bezig was en kabels rolde. Don Mucklow schudde het hoofd. 'Ik weet misschien wel een oplossing... maar gaat u er mee akkoord?'

'Wat bedoel je, Don?' vroeg zij. 'Ik geloof dat ik 't overigens wel kan raden. Afgesproken, Don.'

'Maar. . .' protesteerde hij, 'u hebt mij zelfs niet de tijd gelaten om te zeggen wat ik bedoel.' 'Overbodig,' zei zij. 'Je biedt zelf je diensten aan als kapitein. Je kunt je als aangenomen beschouwen. Tweeduizend dollar voor veertien dagen lijkt mij voldoende.' Zij liep langs hem heen, maar niet zonder hem even met haar schouder aan te raken. Don keek in de richting van het jacht alsof hij uit die richting enig teken verwachtte. In de omlijsting van een patrijspoort zag hij het onaandoenlijke gezicht van de zogenaamde kok. Hij wierp zijn sigaret weg en ging met Miss Ramos aan boord. Toen zij aan dek verscheen, kwam Simon op zijn beurt uit de keuken te voorschijn, ditmaal gekleed als steward, in een wit jasje.

'Mag ik u voorgaan, Madam,' zei hij, met een buiging. 'Ik heb de hutten in orde gebracht.' 'Eén is voldoende voor mij,' zei zij, terwijl zij deze atletisch gebouwde maar ietwat schaapachtig en eigenwijs uitziende jongeman nauwkeurig opnam. 'Tot uw dienst, Madam.'

Zij daalde de trap af, maar verscheen weldra weer aan dek. Don, die een ogenblik aan land was gegaan, keerde inmiddels ook terug, ditmaal met een blauwe pet op, versierd met een anker. De jonge vrouw glimlachte tegen hem.

'Alles klaar, Kapitein?'

'Alles, Madam.'

'Mijn naam is Olga,' zei zij.

Simon, die in de keuken bezig was, hoorde de voornaam. Er gleed een glimlach over zijn gezicht; en, als Olga Ramos hem op dat moment had kunnen zien, zou zij misschien minder gerust geweest zijn. Wie was die kok in werkelijkheid? Waarom schonk het horen van die vrouwelijke voornaam hem zo'n grote voldoening? Maar hoe had zij kunnen weten dat, enkele weken vroeger, Luke haar diezelfde naam had horen gebruiken toen zij stond te telefoneren?

Don had zich naar de stuurhut begeven. Hij wendde zich tot de donkere jonge vrouw.

'Wilt u mij even zeggen waar we eerst naar toe gaan?'

'Kade No. 7.'

Hij keek haar verbaasd aan. Zij knikte, en zei dan, met een lach in haar stem:

'Er komt nog wat bagage aan boord .. .'

'Zoals u wilt.'

Hij bracht zijn mond bij de spreekbuis die hem met de machinekamer verbond en gaf het bevel langzaam op te stomen.

Ver gingen zij inderdaad niet. Kade No. 7 bleek slechts enkele kabellengten verder té liggen. De bagage, daarentegen, bleek een indrukwekkende vracht, geladen op een wachtende vrachtwagen, Olga Ramos wees er naar met haar lange sigarettenpijp.

'Dat is 't. Maar maak je niet ongerust, we gaan heus de wagen niet aan boord nemen. Alleen de kisten.' Don zag er van af te gaan protesteren, bepaalde zich er toe even de schouders op te halen. 'Wel, u hebt 't hier voor 't zeggen. Maar met zo'n lading aan boord wordt de Blauwe Reiger moeilijk hanteerbaar.' 'Doet er niet toe. Als je maar opschiet.' Zij ging van boord en begaf zich naar een bar, bestelde een glas. In werkelijkheid ging het haar er om alleen te zijn om te kunnen telefoneren. Simon was uit zijn keuken te voorschijn gekomen, met de bedoeling het voorbeeld van Olga te volgen, toen Willy hem in de weg kwam.

'Eh, mooie jongen, zou je ons niet eens een handje helpen?' De Saint gaf geen antwoord. Mr. Uniatz was inmiddels uit de machinekamer boven gekomen en hielp bij het inladen van de kisten. Don Mucklow volgde diens voorbeeld. Dus leek het de Saint onverstandig de aandacht te gaan trekken door niet mee te werken. Bovendien was het meer dan waarschijnlijk dat Olga het jacht in het oog hield zonder gezien te worden. Simon voegde zich derhalve bij de anderen.

Niettemin zou hij er heel wat genoegen aan hebben beleefd als hij het telefoongesprek van Milady had kunnen volgen.

'Hallo, Juanito?' had zij gevraagd, in het Spaans, met haar mond dicht bij de hoorn. Zij hoorde een stem te keer gaan: 'Laat me met rust, Cabrito! Ik heb genoeg van je eeuwige gespioneer!'

Dan, met gewilde vriendelijkheid:

'Olga, darling... Ik ben meer dan tevreden. Hoever zijn we?'

'Alles is klaar. Ze zijn met het inladen bezig.'

'Hoe is 't schip?'

'Net wat we nodig hebben.'

'En de bemanning?'

'Drie volmaakte idioten. En een kapitein die ook niet al te snugger is.'

'Prachtig. Ik zal er voor zorgen dat alles in orde is. Hoelang denk je er over te doen?'

'Een dag of vijf, vermoed ik.'

'Prachtig,' zei de ander nogmaals. Hij voegde er enkele niet al te welgekozen complimenten aan toe, begon opnieuw te schreeuwen tegen de zogenaamde Cabrito, en dan werd de verbinding verbroken. Toen Milady weer op de kade verscheen waren Don Mucklow en zijn mannen nagenoeg klaar met het laden. Onder veel geraas en getier en gevloek was men er uiteindelijk in geslaagd de vracht in het ruim te krijgen, op twee kisten na, evenwel, die te groot waren en die men derhalve aan dek vastgesjord had.'

'Bravo!' zei de jonge vrouw tegen haar kapitein. 'Je bent een handige jongen. Ben je dat altijd, onder alle omstandigheden?'

Zij kwam naar hem toe en streelde even zijn wang. Hij glimlachte verlegen.

'Kunnen we afvaren?' vroeg hij.

'Meteen. Richting Barbados, maar hou op Antilla aan, want 't is mogelijk dat we daar even aandoen.'

Weldra was het jacht buiten de haven en zette koers naar de open zee. De Blauwe Reiger wiegde rustig op de lange golfslag.

Don riep: 'Willy, zet 't grote zeil op.'

In de keuken was de pseudo-kok druk bezig zijn talent te tonen, maar zijn hoofd hield zich voornamelijk bezig met de vraag welk doel Milady voor ogen had, wat haar plannen waren. Voor wie was die pas aan boord genomen lading bestemd? Wat bevatten die kisten? Hij nam zich heilig voor dat zo gauw mogelijk te ontdekken.

Olga, uitgestrekt in een ligstoel op het achterdek, riep: 'Kapitein, geef het roer over aan je ... aan Willy en kom een glas whisky met mij drinken.'

'Met genoegen, Madam.'

'Ik heb je gezegd dat ik Olga heet,' verweet zij hem.

'Ik moet er nog aan wennen,' stotterde hij. Hij wendde zich naar de keuken toe, en riep: 'Eh! Sim ... Bastian ...'

Het scheelde weinig of hij had zich versproken. De Saint gaf zelfs geen blijk van ongeduld. De strijd was inmiddels aangebonden, en zodoende scheen hij Shirley nagenoeg vergeten. Niettemin, wat voor een gezicht zou zij trekken wanneer zij tot de ontdekking kwam dat haar gezel verdwenen was! Hij had haar niets anders nagelaten dan een laconiek briefje: 'Tot spoedig. Vergeef me, maar het spel is te gevaarlijk.'

De stem van Don riep:

'Sebastian, breng ons wat te drinken.'

'Zeker, Kapitein.'

Hij nam de bediening waar. Toen hij op het punt stond weer naar beneden te gaan, riep Olga hem terug: 'Zeg eens, jongmens, waar ben je vroeger in betrekking geweest?'

'Ik heb verscheidene betrekkingen gehad, Madam,' zei hij met een neusklank in zijn stem. 'Ik reis graag, ziet u. De laatste keer op de United States. Een mooi schip. U kent het misschien?'

'Ja. Misschien heb ik je daar gezien. Je figuur doet mij aan iemand denken.'

Hij lachte, aanstellerig en ijdel. Zij haalde de schouders op. Hij ging weer naar beneden. En het stond een ieder vrij te denken dat hij weer in de keuken bezig was. In werkelijkheid was hij inmiddels echter op onderzoek uit. Hij dacht niettemin na over hetgeen Olga pas gezegd had. Zijn figuur kwam Olga Ramos dus bekend voor? Hij kon hetzelfde van haar beweren, en dat dateerde niet alleen van die ontmoeting in het huis in Long Beach; zij hadden beslist eerder elkaars pad gekruist, maar wanneer, en waar?

Hij ging haar hut binnen. Olga had kans gezien in die korte tijd de enge ruimte een eigen karakter te geven; enige lingerie, ordeloos over het bed verspreid, flessen, borstels boven de wastafel, een ochtendjapon aan een muurhaak. Al die kleinigheden, alsmede een zwoel parfum dat uit haar kleren opsteeg, maakte de atmosfeer lichtelijk benevelend. De Saint lette er niet op. Hij haalde een koffertje onder het bed vandaan en opende het. Dan nog één en nog één.

Plotseling ontdekte hij een klein model pistool, tussen zwart nylon lingerie verstopt. Hij haalde er de patronen uit; en dan, met behulp van een speciaal voor dat doel meegebracht tangetje, haalde hij de kogels uit de hulzen, leegde de hulzen, stak de kogels er weer in en herlaadde dan het wapen met de nu onschadelijke ammunitie. Hij had net de koffers weer onder het bed geschoven toen hij voetstappen hoorde naderen. Met één sprong was hij bij de patrijspoort, draaide aan de koperen schroeven. 'Wat moet je hier?'

De stem was hard, zonder enig spoor van de voorgewende lieftalligheid waarvan Olga zich bediende wanneer ze tegen Don sprak. De Saint herkende de toon waarop Milady onlangs Luke opdracht had gegeven zich van de Saint te ontdoen.

'Ik was bezig de patrijspoort dicht te doen, Madam,' zei; hij, met het onschuldigste gezicht ter wereld. 'Werkelijk? Wel, één goeie raad, kom niet te vaak in mijn hut. Ik ben soms zenuwachtig en zie dan kwaad waar geen kwaad is.'

Hij volhardde in zijn rol.

'Kwaad, Madam? Wat doe ik voor kwaad? Iedereen was altijd over mijn werk tevreden. Ik zou niet graag zien dat Madam klachten over mij had. En als Madam klachten heeft dan hoop ik dat Madam het mij meteen zeggen zal...'

Hij reeg de zinnen op huilerige toon aan elkaar. Zij legde hem het zwijgen op:

'Genoeg, genoeg! Ga naar de keuken en zorg voor het diner. En doe je best. Ik heb honger.' 'Oh, Madam hoeft niet ongerust te zijn,' verzekerde hij haar, en haastte zich dan naar boven op een manier die heel in de verte denken deed aan de karakteristieke loop van Simon Templar.

In een oogwenk was het diner gereed. Inmiddels was Don in de keuken verschenen. Simon keek hem aan. 'Veeg die lippenstift van je gezicht, Don...' Don begon te stotteren, kuchend en tevergeefs naar woorden zoekend.

De Saint keek hem scherp aan.

'Voorzichtig, Don. Flirt zo hard als je wilt, maar . .. praat in geen geval je mond voorbij.'

Mucklow haalde de schouders op. 'Ik zweer je, Simon ...'

'Noem me liever Sebastian, dat is beter. En sta daar niet met je mond wijd open, als een dooie schelvis.' Hij verliet de keuken, een schaal in de hand, en ging naar de eetkamer.

Hij plaatste de schaal op de tafel. 'Madam, u kunt aan tafel.'