Hoofdstuk 11

Mr. Uniatz kwam op nogal opzichtige manier de bungalow binnen. Hij had zo het gevoel dat hij zich gedragen had als een held, in de eerst plaats door die onbekende vrouw te volgen en vervolgens door Sergeant Bullform antwoord te hebben gegeven. Hij kreeg echter geen kans om te gaan pochen.

'Vlug!' beval de Saint.

Hoppy kon niet anders doen dan gehoorzamen en een kort verslag uitbrengen; zonder de kans te krijgen, helaas, uit te weiden of beschrijving te geven van al hetgeen hij geleden had tijdens die verschrikkelijke reis. Simon had slechts belangstelling voor de uitslag. 'In San Bernardino heb je naar haar gezocht?'

'Zo goed als ik kon, Saint,' antwoordde Hoppy, met een mistroostig armgebaar dat denken deed aan een gorilla die de voerbak leeg vindt en verwacht had er een tros bananen aan te treffen.

De Saint boog zich over een kaart; wat een zonderlinge rit had Milady gemaakt! In noordelijke richting vertrokken, was zij in Mojave oostwaarts afgedraaid, vermoedelijk om later in zuidelijke richting te gaan? Met welke bedoeling? Eventuele achtervolgers het spoor bijster te maken.

'Je zegt dat ze twee keer getelefoneerd heeft? Dus is haar tweede oproep die welke ik ontvangen heb. Op dat moment begrijpt ze dat het spel verloren is. Conclusie: zij moet zich zien te redden. Nee, zij keert in zekere zin op haar schreden terug. Ze is ergens in Los Angeles. Dat is alles.'

Hoppy zette grote ogen op. Hij haastte zich naar de keuken en kwam terug met een fles. Simon zag hem amper, dacht hardop:

'Wat jammer dat je niet weer in die Cadillac gekropen bent.'

'Wel, als jij in mijn plaats .. De Saint keek hem nijdig aan.

'In mijn plaats zou jij nog begraven zijn. En voor altijd!' Zijn gedachten volgden elkander met verblindende snelheid op; hij moest en zou er achter komen hoe Milady door de mazen van het politienetwerk had weten te glippen.

'De Cadillac had een ander nummer, zeker?'

'Vast en zeker, Saint. Dat heb ik gezien, ja. Maar 't valt niet mee om in zo'n nauwe bergruimte rond te rijden.

Slecht voor 't denkvermogen, ook. En stel je voor toen we bij die benzinepomp stopten waren m'n ogen er zo slecht aan toe dat ik haar voor een vrouw met pikzwart haar hield.'

De Saint sprong op. Dat was 't! Dat was iets waaraan de politie geen seconde gedacht had. Hoe had een vrouw die vrijwel aan één stuk doorgereden was, bovendien min of meer onder toezicht van Hoppy, kans kunnen zien haar uiterlijk te veranderen? Toch was juist dat wat er gebeurd was!

'Een pruik! ...'

'Wat? Ik had dus toch goed gezien, Saint?'

'Vast en zeker. Wij zochten een vrouw met lichtblond haar. Dat is het door Bullform uitgegeven signalement, na dat korte oponthoud in Mojave. Inmiddels ... waar is ze nu?'

Enige ogenblikken later bevonden Simon en Hoppy zich opnieuw in Long Beach, maar niet na onderweg de nodige manoeuvres te hebben moeten uitvoeren om zich te ontdoen van de 'stillen' die Bullform aan hun hielen had gehangen. Het was voldoende geweest om een groot warenhuis binnen te gaan, door een zijdeur weer te verdwijnen en per taxi hun tocht voort te zetten terwijl de politie in het warenhuis naar hen zocht. Het was stil in het straatje. De Saint ging naar de dichte winkel en duwde de deur open. Ondanks bepaalde bekentenissen van Joe en consorten, scheen de politie nog onkundig omtrent deze opslagplaats. Simon haastte zich niettemin. Bullform zou er gauw genoeg achter komen en hij diende klaar te zijn vóór diens komst. Zonder dan ook in de kelder de met 'China Girl Tea, Limited' gevulde kisten te onderzoeken, begaf hij zich rechtstreeks naar het vertrek waar het laatste deel van het gevecht zich had afgespeeld. 'Zoek,' zei hij tegen Hoppy.

Zelf onderzocht hij het bureau. De eerste lade die hij opentrok ontlokte hem een glimlach. De lade bevatte toiletartikelen; lippenstift, poederdoos en wat dies meer zij, maar niets dat hem kon helpen de raadselachtige vrouw te achterhalen.

'En jij, Hoppy?'

Hoppy grinnikte. Hij was klaar met het doorzoeken van de prullenmand en gooide een er uitgehaalde krant weer in. Het was een verfrommeld exemplaar van de 'Corriere della Tarde.'

'Geef hier,' zei Simon.

Hij bekeek het blad. Het was een dagblad van een klein staatje van de Caraïben, onophoudelijk gekweld door revoluties. Een artikel met foto prees de deugden van de huidige dictator. De Saint stond eveneens reeds op het punt de krant weer weg te gooien toen hij zich plotseling iets herinnerde. Onder de schaarse papieren die hij in het bureau had aangetroffen bevond zich een in het Spaans gestelde boodschap. Moest men aannemen dat er tussen de Republiek Antilla en Milady een contact bestond? Voorzag zij zich misschien daar van marihuana en niet in Mexico zoals hij had gedacht?

Hij zocht de boodschap weer op. Het was een brief, zeer kort: 'Koop het in Miami en kies een die tegen de reis bestand is. Een bemanning van drie koppen is voldoende.'

Getekend: 'Juan'. De Saint nam de krant weer op. Onder de foto op de voorpagina stond het bijschrift: 'Z.E. Juan Lobo, onze geëerde President, bij de opening van ...' Zou dat dezelfde Juan zijn? Onmogelijk! Hoe kon zij, leidster van een bende, verbindingen onderhouden met de president van de Republiek Antilla? Maar hebben we niet vaak genoeg nog vreemder toevalligheden meegemaakt? overwoog Simon. 'Saint!'

Hoppy greep hem onverwachts bij de pols. Hij luisterde scherp. Er drongen inderdaad uit de kelder geruchten tot hem door. Een nogal talrijk gezelschap: de politie! 'Weg!..besloot hij.

Ditmaal kozen zij de andere richting, die welke Simon de vorige keer, en ten onrechte, versmaad had. Zij kwamen uit op een binnenplaatsje. Een muur versperde hun de weg. Er was wel een deur, maar een gesloten deur. Voor enige gymnastiek deinsden zij evenwel niet terug. Weldra stonden zij in een rustige straat.

'Laten we opschieten,' adviseerde Simon. 'Bullform is hinderlijk nieuwsgierig.'

Het was overigens niet de politie die zij bij hun terugkomst in de bungalow in Crestview aantroffen. Een onbekende zat een sigaar te roken en de krant te lezen toen zij binnenkwamen. Simon hoefde geen vragen te stellen. Uit de keuken klonk een jonge en vrolijke stem. 'Simon!'

Shirley rende naar hem toe en wierp zich in zijn armen.

'Ik verlangde er zó naar je te zien. Waar was je? Ik heb, geloof ik, wel honderd keer getelefoneerd. Oh, neem me niet kwalijk, ik hem m'n oom meegebracht, Jasper Wilson.'

'Hebt u nog iets van Milady gehoord?' vroeg Simon, de bankier de hand schuddend.

De ander keek hem verbaasd aan. Simon verklaarde zich nader. Wilson schudde zijn neerslachtige hoofd, nee, na dat ultimatum had hij niets meer van haar gehoord. 'Wat doet 't er toe!' riep Shirley uit, terwijl zij haar hand op de arm van Simon legde. 'Nu je hier bent, kun je ...' Hij herkende haar amper. Er was niets meer over van het verslagen en mistroostige meisje, met doffe ogen en met een wanhopige uitdrukking op haar gezicht dat hij in de Plazza ontmoet en later gered had. Zij was nu een geheel ander wezen, en Jasper Wilson zag het blijkbaar ook, want hij zei:

'Ik ben u heel wat verschuldigd, Mr. Templar. Ik vraag me af wat er met Shirley gebeurd zou zijn zonder uw tussenkomst. En dan dat gifmiddel! Ja, ze heeft mij alles verteld. En die ontvoering! Ze hadden haar stevig in hun macht. Ik heb de Buick op het politiebureau gezien. Het zat allemaal hoogst vernuftig in elkaar. Als u niet had ingegrepen zou Shirley verloren zijn geweest.'

'Nou, nou,' zei de Saint. 'Uitgesproken, ja? Dank je. Je kunt toch geen hogere dunk van mij hebben dan ikzelf. Dorst, Hoppy!' riep hij.

Als het om drinken ging kwam Mr. Uniatz nooit te laat; reeds verscheen hij met glazen en flessen. Wilson schudde het hoofd.

'Excuseer me, ik ben hier gekomen om zaken te bespreken ... vooral over één speciale zaak. Kom, help me eens even, Shirley.'

Het jonge meisje haalde verlegen de schouders op. 'Simon,' zei zij, 'ik heb mijn oom gevraagd tussenbeide te komen om je er van te weerhouden mij alleen te laten. Je zet de strijd voort, nietwaar?'

'Ja,' zei hij scherp. 'Wel, neem mij dan mee.'

Hij was sprakeloos. En dan mengde ook Jasper Wilson zich in het gesprek. Hij probeerde het gedrag Van zijn nicht te verklaren.

'Geloof mij, Mr. Templar, ik heb me er tegen verzet toen ze mij haar wensen te kennen gaf. Maar, bij nader inzien..

'Bij nader inzien vind je waarschijnlijk dat een lading lood in je lijf beter is dan een lading morfine?' Wilson liet het hoofd zakken, zijn hele houding verried zijn verlegenheid. Hij zei:

'Harde woorden, Mr. Templar, maar ja ... feitelijk hebt u wel gelijk. Shirley kan er niet zo plotseling afstand van doen, maar avontuur en actie zouden 't haar doen vergeten.'

'En denk je dat Milady, verondersteld dat we de hand op haar weten te leggen, niet zal proberen profijt te trekken van de tegenwoordigheid van dit jonge ding?' Hij had Shirley bij de schouders gevat en schudde haar Stevig heen en weer. Dan zei zij, in al haar eenvoud: 'Dank je. Ik wist wel dat je op mijn voorstel in zou gaan. Ik ga even m'n koffer pakken en ben meteen terug. Tot straks.

Zij repte zich naar de deur. Wilson maakte met beide armen een wanhopig gebaar.

'Ik draag mijn autoriteit aan jou over, Templar, maar veel is dat niet, nooit geweest ook.' De Saint keek hem na toen hij de bungalow verliet, schonk zich dan een Peter Dawson in.