HOOFDSTUK III

Het ritueel van de Xin

Helaas, hij had zijn plichten te vervullen. Hij was geen vrij man meer. Hij had de bevelen van zijn officier op te volgen en een nieuwe vermoeiende dag lag voor hem. Hij moest zijn neiging om te keren en achter de vrouw met haar vlammende haren, die met een grote grijze prairiewolf als een woeste hond op haar hielen, door het eeuwenlange Chemedis reed, aan te gaan, onderdrukken. Maar het lukte hem niet haar uit zijn hoofd te zetten. Dat ze het was, leed geen twijfel. Maar wat deed zij aan het hof van de Ja Chan? Was ze er, net als hij, achtergekomen dat Shamad nu als de Herrezene optrad, de mysterieuze Messias uit de grijze oudheid, die was teruggekomen om de Horde voor te gaan op weg naar de vroegere Glorie?

Als dat zo was, was ze dan hier om Shamad te vernietigen of om aan zijn zijde te strijden? Om hem over te leveren aan de woede van allen, die hij bedrogen had… of om hem de steun en de bovennatuurlijke hulp van de Witte Heksen van Zoromesh te geven?

Kadji wist niet wat hij er van denken moest. Maar hij vreesde dat….

Eén keer per week was Kadji vrij van dienst en kreeg hij permissie de volle barakken te verlaten en verstrooiing te zoeken in de wijnlokalen en de huizen van plezier van de grote hoofdstad. Deze avond placht hij met Akthoob door te brengen in de pleisterplaats van de karavanen, waar hun paarden ook waren gestald.

De avond van de dag, waarop hij Thyra had menen te zien, zouden ze elkaar weer ontmoeten. Kadji was zwijgzaam, in zichzelf gekeerd en nadenkend. Hij had nog steeds geen manier gevonden om de Gemaskerde Profeet aan de kaak te stellen. Hoewel hij werk gevonden had, goed gevoed en gehuisvest was, was hij niet dichter bij de oplossing van zijn probleem en de uitvoering van zijn opdracht gekomen dan een week geleden. En zo speelde hij wat met zijn wijn en staarde zonder iets te zien in de knetterende vlammen van het houtvuur, terwijl de oude Akthoob vrolijk naast hem zat te kwetteren.

De kleine oosterse tovenaar had in dienst van de Ja Chan veel gevonden dat hem boeide. De kunst en de uitoefening van de magische machten waren jarenlang zijn beroep en zijn hobby geweest en vanavond vertelde hij Kadji over zijn nieuwe vriend, een geestenbezweerder van het eiland Thang in de Zuidzee.

Kadji luisterde maar met een half oor naar zijn gebabbel. Maar hij begreep er uit dat Akthoob’s magische enthousiasme in het bijzonder gewekt was door de specialiteit van zijn nieuwe kollega, die een zeer zeldzame bleek te zijn. Hij hoorde dat geestenbezweerders mensen waren, die je tegenwoordig bijna nooit meer tegenkwam, omdat de oude kunst uit de tijd geraakt was, zodat de gave an het bezweren van geesten vrijwel nooit meer gebruikt en toegepast werd.

„Ach… de jonge krijger kan kennelijk het enthousiasme van een oude man niet begrijpen! Maar sinds de tijd dat deze nederige persoon een eenvoudige beginneling was, een nieuweling in het Collegium van de Geheime Wetenschappen in het verre Zool in de schaduwen van de Berg Ing, heeft hij nooit meer een beoefenaar van de kunst van het bezweren van geesten mogen ontmoeten! Het is zeldzaam om in onze tijd iemand tegen te komen die zich aan deze ongewone wetenschap wijdt. Ach, maar deze persoon hoopt van de door de Goden gegeven kans om iets te leren over de vreemde wetenschap van de kollega van deze persoon, de geestenbezweerder Arbalac! Misschien mag ik zelfs wel toezien en meewerken aan het Ritueel van Xin zelf! Dat zou pas een stimulans zijn, van alle rituelen van de kunst van de Ceremoniële Magie, is het Xin-ritueel het minst….” „Wat is een geestenbezweerder dan eigenlijk? ” vroeg Kadji. „Ik dacht dat jij er ook één was? ” Akthoob’s lange benige gezicht verbreedde zich tot een glimlach.

„Ach, jongeheer, nu drijf je toch de spot met mij. Deze nederige onbeduidende persoon is alleen maar een tovenaar.”

„Tovenaar, geestenbezweerder, magiër… wat is precies het verschil, oude man? ” De oude oosterling keek hem verbaasd aan. „Wat, Kadji, is precies het verschil tussen een smid een boogschutter en een varkenshoeder? Ieder ir zijn eigen vak, zegt de Zwarte Wijsheid. Wat de bovennatuurlijke wetenschappen aangaat, moet de jonge krijger weten dat er vele en zeer verschillende bestaan. Een tovenaar werkt met amuletten er talismannen, voortekenen en dergelijke om zijr toverkunst uit te oefenen. Met heilige stenen….” „Zoals het breinkristal dat jij in Khor gebruikte? ‘

vroeg Kadji, nog steeds half geïnteresseerd. Akthoob knikte enthousiast. „Juist! Maar een magiër gebruikt toverformulieren, geschriften, mantra, en het luid zeggen van Namen die Macht hebben, zie je. Het is iets heel anders. De één gebruikt een talisman, een ding. De ander een gesproken woord of Naam.” „En die geestenbezweerder van jou? Wat doet hij? “

„Ali! Een geestenbezweerder, nou…. Hij roept de geesten van gestorvenen op, hetzij om van hun schimmige lippen de geheimen uit het verleden te vernemen of om te leren van hun voorspellingen voor de dagen die komen gaan. Het is een heel moeilijke kunst en veel gekompliceerder dan het samenvoegen van de stukjes van een raadsel, of dat nu met een talisman of een gesproken woord gebeurt. Jouw geestenbezweerder nu maakt gebruik van een ritueel: het trekken van lijnen tot bepaalde figuren, het zuiveren, het louteren van een vertrek, het branden van wierook, het opzeggen van de ceremoniële gebeden, het lezen uit de sterren…. ach, het is een heel moeilijke kunst.” „En dat ritueel van XIN? Wat is dat? ” vroeg Kadji.

Akthoob borrelde van enthousiasme. Hij wreef zich in de handen.

,,Het ritueel van Xin is het machtigste en het moeilijkste van alle rituelen van Ceremoniële Magie,” zei hij. „Het ritueel van Xin is een daad van de volkomen beheerste wil en met behulp daarvan kan de geest van de gestorvene op elk tijdstip, op iedere plaats opgeroepen worden, zonder al de omslag van zuivering, wierook, reukwater, het gebruik van sterrestenen, besprenkeling, enz.” Kadji liet de oude man praten. Het was nog vroeg toen hij zich, geeuwend van vermoeidheid bij zijn

vriend verontschuldigde en slaperig naar de barakken terugreed om te gaan slapen.

Uren later was hij plotseling klaarwakker. Van het een in het ander viel hij zonder enige overgang. Het ene moment was hij diep in slaap, een verwarde en onrustige slaap, en het volgende zat hij rechtop in zijn bed, met wijdopen ogen staarde hij in het duister, waar mannen in hun slaap snurkten en mompelden.

Als iemand in het donker van de nacht het gezicht gezien had van de blonde jonge krijger, die samen met hen werkte, vocht, at en sliep, dan zouden ze zich verbaasd hebben over de uitdrukking van verwondering en vreugde, die zich langzaam over zijn gezicht uitbreidde.

Want als bij toverslag had hij het antwoord op zijn problemen gevonden… de oplossing van het raadsel, dat hem nu al zo lang had bezig gehouden. Hij wist een manier om Shamad voor al zijn fanatieke krijgers, die hem als de Herrezene aanbaden, te ontmaskeren.

Ontmaskeren… en hem vernietigen. Hem en zijn invloed op de Horde van de Ja Chan, eens en voorgoed!