HOOFDSTUK VI

De Witte Heksen

Toen ze de volgende morgen opstonden, had Akthoob een zwaar hoofd en een opstandige maag en hij zwoer zwakjes dat hij nooit en te nimmer meer zoveel van Yakthuul’s koppige likeur zou drinken.

Ze ontbeten bij een rokerig vuurtje en Kadji bekende dat hij de avond tevoren de waarheid uit zijn vriend getrokken had.

Akthoob keek hem nors en tegelijkertijd ontmoedigd aan. Hij was de uitwerking van zijn drinkgelag van de vorige avond nog niet helemaal te boven. Hij had gehoopt de gevoelens van de jongen te ontzien door hem niets te vertellen over zijn argwaan tegenover Thyra en de mogelijkheid dat ze een bedriegster was, die hen belogen had. Er klonk hoorngeschal en krakende wagens begonnen een rij te vormen voor de dagtocht, die voor hen lag. Haastig doofden ze hun vuur, zadelden de paarden en stegen op om de trein van wagens te

volgen. Terwijl ze in de beschutting van een grote wagen meereden, onthulde Akthoob mistroostig het gehele verhaal.

„Deze ellendige persoon wantrouwt de bedoelingen van de edele vrouwe, hoewel hij hierover niet eerder heeft durven spreken,” mompelde hij. „Nu doet het er niet meer toe en kunnen ze Kadji niet dieper kwetsen dan zijn hart al geleden heeft.” En toen vertelde hij de gehele geschiedenis op de hem eigen bloemrijke en indirekte manier van spreken.

De tovenaars, heksenmeesters en magiërs van deze wereld van Gulzund, zo legde hij Kadji uit, zijn georganiseerd in verschillende broederorders en gilden, waaronder ook de Witte Zusterorde van Zoromesh.

Hoewel zijn vaderland ver naar het oosten lag, in het noordelijke land van Zool, bij de Yan Than Bergen, dicht bij het Bevroren Land en hoewel hij het westen nog nooit eerder bezocht had, had de oude Akthoob veel van de Witte Zusters gehoord. De motieven van de Witte Heksen waren geheimzinnig en vaag, zelfs voor de andere magische ordes. Maar het was bekend dat ze van tijd tot tijd ingrepen in belangrijke zaken van het wereldgebeuren, om niet na te gane redenen en dan weer terugkeerden naar de afgelegenheid van hun eenzame en geheime kloosters. Akthoob dacht dat om de een of andere reden de Zusters hadden willen ingrijpen in de opvolgingsmoeilijkheden van het keizerlijke Khor en het meisje Thyra hiertoe hadden uitgezonden, vermomd als een Drakenprinses, om kontakt te zoeken met de Keizer Yakthodah. Akthoob kon het doel van haar opdracht niet raden en het kon Kadji ook niet veel schelen. Het was genoeg te weten dat ze tegen hem gelogen had.

Niettegenstaande bleef de vraag onbeantwoord, of ze zijn vriendin of zijn vijandin was. Natuurlijk, ze had hem van de dood gered en dat is iets wat men in de regel niet voor een vijand doet. Maar de reden daarvan kon ook nog een duister gevoel van verplichting geweest zijn omdat het tot op zekere hoogte haar schuld was dat hij door de zigeuners werd neergestoken. Was haar opdracht geweest een soort machtsverhouding op te bouwen tussen de geheimzinnige Witte Heksen van Zoromesh en de Drakentroon? Of had ze Shamad als een gemene bedrieger moeten ontmaskeren?

Ze had Kadji verteld dat ze hem aan de kaak wilde stellen en hem hierdoor ten val brengen, maar Kadji wist nu niet meer wat waarheid was en wat niet, omdat ze zich had voorgedaan als een Prinses uit het Huis Turmalin.

En één leugen die ontdekt wordt, wekt twijfel bij duizend waarheden.

Die gehele dag reed hij diep in gedachten door, zijn geest een warmolen van tegenstrijdige gevoelens. Als ze elkaar ooit weer zouden ontmoeten, zouden ze dan als vrienden of als vijanden tegenover elkaar staan?