26
Ik sliep door de gebedsoproep van de muezzin heen. Ik sliep door het geruis van de ochtendspits onder mijn raam heen. Ik sliep door toen Ryan zachtjes naar zijn eigen kamer terugging.
Ik werd wakker van mijn spijkerbroek die ‘A Hard Day’s Night’ speelde.
Daar klopte iets niet.
I should be sleeping like a log…
De muziek hield op.
Wat een rare droom. Ik ging weer op mijn kussen liggen en herinnerde me de gebeurtenissen van na het eten de vorige avond. In gedachten speelde ik de tekst verder af.
You know I feel all right…
Daar schalde de blikkerige muziek weer.
Jakes mobieltje!
Ik sprong van het bed af en haalde de telefoon uit mijn broekzak, waarna ik de spijkerbroek weer op de grond liet vallen.
‘Jake?’
‘O, heb jíj mijn mobieltje.’
‘Hoe gaat het met je?’
Ik keek op de klok. Tien over halfacht.
‘Geweldig. Ik hou ervan als er bloed bij me wordt afgetapt en er duimen in mijn kont worden geduwd.’
‘Mooi gezegd.’
‘Ik ga hier weg voor ze me nog een keer onder handen nemen.’
‘Ben je ontslagen?’
‘Ja, vast.’ Jake snoof.
‘Jake, je moet…’
‘Mm-mm. Heb je het?’
‘De tas was weg.’
‘Godvergeten klotezooi.’
Ik wachtte tot de explosie voorbij was.
‘En die andere?’
‘Ik heb het lijkkl…’
‘Zeg het niet op een mobieltje! Kun je naar mijn flat komen?’
‘Wanneer?’
‘Ik moet alles voor de truck afhandelen en vervangend vervoer regelen.’ Stilte. ‘Elf uur?’
‘Hoe kom ik daar?’ Ik haastte me naar het bureau. Jake legde het uit. De oriëntatiepunten en straatnamen zeiden me niks.
‘Ik moet het ida bellen, Jake.’ Om ze te vertellen dat ik het skelet was kwijtgeraakt. Daar zag ik als een berg tegen op.
‘Geef me eerst de kans je te laten zien wat ik verder nog uit die tombe heb gehaald.’
‘Ik ben al twee dagen in Israël. Ik moet Blotnik echt bellen.’
‘Als je hebt gezien wat ik heb.’
‘Vandaag,’ zei ik.
‘Ja ja,’ snauwde hij. ‘En neem godverdomme mijn telefoon mee.’
Doodse stilte.
Blijkbaar had Jake nog altijd last van geprikkeldheid. En leed hij ook aan paranoia? Geloofde hij echt dat zijn telefoontjes werden afgeluisterd?
Ik stond in mijn nakie, met de telefoon in mijn ene hand en een pen in mijn andere, toen er iemand tegen mijn deur schopte.
Nee, hè. Wat nou weer?
Ik keek door het kijkgaatje.
Ryan was teruggekomen met bagels en koffie. Hij had zich geschoren en zijn haar was nog nat van de douche.
Terwijl ik me aankleedde, vertelde ik over Jakes telefoontje.
‘We zijn ruim voor elven klaar met Kaplan. Waar woont Jake?’
‘In Beit Hanina.’
‘Ik breng je er wel heen.’
‘Ik weet hoe ik er moet komen.’
‘Hoe klonk hij?’
‘Woest.’
Kaplan werd vastgehouden in een politiebureau in de Russische wijk van Jeruzalem, een van de eerste wijken die buiten de Oude Stad werden gevestigd. Oorspronkelijk was hij bedoeld voor Russische pelgrims, maar nu vormde de wijk een vervallen deel van de binnenstad dat met recht op de nominatie stond voor stadsvernieuwing.
Het hoofdbureau van de wijk en het aangrenzende cellencomplex bestonden uit een serie gebouwen die ingeklemd zaten tussen de Jaffa-straat en de Russische kerk. Stenen muren en ijzeren tralies voor de ramen. Het was groezelig en afgeleefd en paste prima bij de rest van de buurt.
Politieauto’s stonden schots en scheef geparkeerd. Friedman zette zijn auto ertussen, naast een betonnen barricade die langs het complex liep. Vlakbij lag een massief stenen zuil half zichtbaar in de aarde.
Om de zuil waren ijzeren relingen geplaatst waarin duizenden sigarettenpeuken lagen. Ik stelde me politieagenten en zenuwachtige gevangenen voor die hun laatste trekken in de openlucht namen voor ze naar binnen liepen of naar binnen werden gedreven.
Friedman zag dat ik naar de zuil keek.
‘Eerste eeuw,’ zei hij.
‘Is Herodes weer bezig?’ vroeg Ryan.
Friedman knikte. ‘Ze zeggen dat hij bedoeld was voor de koninklijke zuilengang van Herodes’ Tempelberg.’
‘Die ouwe jongen bouwde wat af.’
‘De steenhouwers zagen dat er een barst in zat, daarom hebben ze hem gewoon laten liggen. Tweeduizend jaar later ligt hij er nog altijd.’
We liepen door een klein bewakingshokje, waar we elektronisch werden gefouilleerd en daarna ondervraagd. In het politiebureau werden we opnieuw ondervraagd door een wachtpost die minstens een jaar geleden van school af moest zijn gekomen. Daarna werden we naar een zeer recent vrijgemaakt kantoor gebracht.
Het stonk er naar rook. Het bureau lag bezaaid met papieren, waar een halflege beker koffie op stond. Stapels dossiers. Een Rolodex die openstond bij de T.
Op de beker zag ik een naam staan: solomon.
Ik vroeg me af hoe die goeie ouwe Sol het vond om zijn kantoor uit te worden geschopt.
Er hing de specifieke geur die in alle politiebureaus ter wereld hangt. Een kleine ventilator deed zijn best, maar het was niet voldoende.
Friedman verdween en kwam weer terug. Een paar minuten later werd de gevangene door een geüniformeerde agent het kantoor in gebracht. Kessler droeg een zwarte broek en een wit overhemd. Geen riem. Geen schoenveters.
De agent ging aan de buitenkant van de deur staan. Ryan leunde tegen de ene muur, ik tegen een andere.
Kaplan wierp Friedman een Kamer van Koophandel-glimlach toe. Hij was gladgeschoren en onder zijn ogen zaten grotere wallen dan ik me herinnerde.
‘Ik neem aan dat meneer Litvak tot bezinning is gekomen?’
You picked a fine time to leave me, Lucille.
De rauwe stem gaf de doorslag. Kessler en Kaplan waren een en dezelfde.
Friedman wees op een stoel en Kaplan ging zitten.
‘Dit is een heel dom misverstand.’ Kaplan lachte op een domme-misverstandmanier.
Friedman ging op Sols bureaustoel zitten en bestudeerde zijn vingernagels.
Kaplan maakte een tut-tut-geluid en zag mij toen pas voor het eerst goed. Heel snel flitste er iets op in zijn ogen.
Herkenning? Het eerste vermoeden waarom hij hier was?
Ryan deed een stap naar voren. Zwijgend hield hij de foto van Max omhoog.
Kaplans glimlach werd wat minder stralend, maar hij verdween niet.
‘Herinner je je doctor Brennan nog?’ Ryan knikte in mijn richting.
Kaplan gaf geen antwoord.
‘Avram Ferris?’ ging Ryan verder. ‘Al dat vervelende gedoe met die autopsie?’
Kaplan slikte.
‘Vertel me daar eens over,’ zei Ryan.
‘Wat valt er te vertellen?’
‘Ik ben niet naar Israël gekomen om het over cheques te hebben, meneer Kaplan.’ Ryans stem klonk zo scherp dat hij er poolijs mee had kunnen snijden. ‘Of moet ik Kessler zeggen?’
Kaplan sloeg zijn armen over elkaar. ‘Ja, rechercheur. Ik kende Avram Ferris. Bent u hier om me dat te vragen?’
‘Waar heb je deze vandaan?’ Ryan tikte op de foto.
‘Die heb ik van Ferris gekregen.’
‘Aha.’
‘Het is waar.’
Ryan reageerde niet. Kaplan verbrak de stilte.
‘Echt waar.’
Kaplan wierp een blik op Friedman, die nog altijd zijn manicure bewonderde.
‘Ferris en ik deden af en toe zaken.’
‘Zaken?’
‘Het is hier benauwd.’ Kaplans jovialiteit verdween als sneeuw voor de zon. ‘Ik wil wat water hebben.’
‘Meneer Kessler.’ Friedmans stem klonk teleurgesteld. ‘Hoe vragen we daarom?’
‘Alstublieft.’ Een overdreven zucht.
Friedman beende naar de deur en sprak met iemand in de gang. Hij ging terug naar zijn stoel en wierp Kaplan een glimlach toe die even warm was als een amfibie uit de ijstijd.
‘Zaken?’ herhaalde Ryan.
‘Ik kocht en verkocht dingen voor hem.’
‘Wat voor dingen?’
Er kwam een kleine man met een grote neus binnen, die Kaplan een smerig glas overhandigde. De man keek kwaad. Was het Sol?
Kaplan nam een grote slok, keek op, maar zei geen woord.
‘Wat voor dingen?’ herhaalde Ryan.
Kaplan haalde zijn schouders op. Het water trilde.
‘Dingen.’
‘Beschermt u de privacy van uw klant, meneer Kaplan?’
Weer haalde Kaplan zijn schouders op.
‘Skeletachtige dingen?’ Ryan liet de foto van Max heen en weer zwaaien.
Kaplans gezicht verstijfde. Nadat hij al het water had opgedronken, zette hij het glas zorgvuldig op Sols bureaulegger, leunde achterover en verstrengelde zijn vingers.
‘Ik wil een advocaat.’
‘Heb je dan een advocaat nodig?’
‘Probeer mij maar niet te intimideren.’
Ryan wendde zich tot Friedman.
‘Wat denk jij ervan, Ira? Denk je dat meneer Kaplan zich bezighield met wat zwarte handel?’
‘Dat lijkt me heel goed mogelijk, Andy.’
De effen uitdrukking op Kaplans gezicht verdween niet.
‘Of misschien vond hij illegale oudheden niet interessant genoeg en had hij grotere ambities.’
Kaplan had dunne vingers en hij klemde ze zo stevig vast dat de knokkels wit werden.
‘Dat zou best eens kunnen, Andy. Nu je het zegt: hij ziet eruit alsof hij van alle markten thuis is.’
Ryan sprak weer tot Kaplan.
‘Is dat zo? Probeer je de inzet te verhogen?’
‘Ik weet niet waar je het over hebt.’
‘Ik heb het over moord, Hersh. Je heet toch Hersh?’
‘Jezus christus.’ Vanaf Kaplans kraag kroop een blos omhoog. ‘Ben je gek geworden?’
‘Wat denk jij ervan, Ira? Geloof jij dat Hersh Avram Ferris heeft omgelegd?’
‘Nee!’ Kaplan schoot naar voren en draaide zich van Ryan naar Friedman. ‘Nee!’
Ryan en Friedman haalden hun schouders op naar elkaar.
‘Dit is waanzin.’ Kaplans gezicht werd vuurrood. ‘Ik heb niemand vermoord. Dat zou ik nooit kunnen.’
Ryan en Friedman wachtten.
‘Goed.’ Kaplan stak zijn handen omhoog. ‘Moeten jullie horen.’ Hij koos zijn woorden met zorg. ‘Af en toe slaag ik erin voorwerpen met een bedenkelijke afkomst op de kop te tikken.’
‘Deed je dat voor Ferris?’
Kaplan knikte. ‘Ferris belde en vroeg of ik een koper kon vinden voor iets heel speciaals.’
‘Speciaal?’
‘Bijzonder. Een unieke kans.’
Stilte.
‘Iets wat de christelijke wereld in verwarring zou brengen. Zo zei hij het letterlijk.’
Ryan stak de foto omhoog.
Kaplan knikte. ‘Ferris gaf me de foto en zei dat ik aan niemand mocht vertellen waar ik die vandaan had.’
‘Wanneer was dat?’
‘Ik weet het niet. Van de winter.’
‘Dat is nogal vaag, Hersh.’
‘Begin januari.’
Ryan en ik wierpen elkaar een blik toe. Ferris was half februari doodgeschoten.
‘Wat is er toen gebeurd?’
‘Ik stak mijn voelhoorns uit, ontdekte dat er belangstelling voor was en zei tegen Ferris dat ik een deal wilde sluiten, maar dat ik meer bevestiging nodig had dan zijn woord en een foto. Hij zei dat hij me bewijs zou leveren voor de echtheid van het skelet. Voor we elkaar konden ontmoeten, was Ferris dood.’
‘Wat heeft Ferris je verteld over het skelet?’ vroeg ik.
Kaplan draaide zich naar mij toe. Even stond er iets in zijn ogen te lezen, waarna zijn blik weer effen werd.
‘Dat het uit Masada kwam.’
‘Hoe is het bij Ferris terechtgekomen?’
‘Dat heeft hij niet gezegd.’
‘Verder nog iets?’
‘Hij zei dat het een persoon van historisch belang was en beweerde dat hij daar bewijs voor had.
‘Verder niks?’
‘Verder niks.’
Daar dachten we allemaal over na. Welk bewijs kon Ferris hebben gehad? Verklaringen van Lerner? Van het Musée de l’Homme? Het museumdossier dat Lerner had gestolen? Wellicht de originele administratie uit Israël?
In de gang hoorde ik iemand met de agent praten. De arme, verdreven Sol?
‘En hoe zit het met Miriam Ferris?’ Ryan veranderde van onderwerp.
‘Wat is er met haar?’
‘Ken je mevrouw Ferris?’
Kaplan haalde zijn schouders op.
‘Betekent dat ja?’
‘Ik ken haar.’
‘In de bijbelse zin?’
‘Doe niet zo walgelijk.’
‘Laat me de vraag anders stellen, Hersh. Ik heb toch al gevraagd of je Hersh heet? Heb je een verhouding gehad met Miriam Ferris?’
‘Wat?’
‘Eerst vroeg ik of je je voornaam wil bevestigen. Daarna vroeg ik of je naar bed ging met Miriam. Is een tweeledige vraag te moeilijk voor je?’
‘Miriam was getrouwd met de broer van mijn ex-vrouw.’
‘Hebben jullie twee contact gehouden na de dood van je zwager?’
Kaplan gaf geen antwoord. Ryan wachtte en Kaplan bezweek uiteindelijk.
‘Ja.’
‘Ben je op die manier in contact gekomen met Ferris?’
Weer die stilte. Weer het wachten. Weer bezweek Kaplan.
‘Miriam is een goed mens.’
‘Geef antwoord op mijn vraag, Hersh.’
‘Ja.’ Bitter.
‘Waarom kwam je bij de autopsie van Ferris met die foto op de proppen?’
Kaplan haalde een schouder op. ‘Ik probeerde alleen te helpen.’
Steeds opnieuw stelde Ryan vragen over hetzelfde onderwerp. Kaplan werd er rusteloos van, maar hij veranderde zijn verhaal niet. Hij kende Miriam via zijn voormalige zwager en Ferris weer via Miriam. Van tijd tot tijd had hij wat illegale voorwerpen gekocht en verkocht. Kruimelwerk. Hij had erin toegestemd het skelet voor Ferris te verkopen. Maar voor hij alle informatie over het skelet had gekregen, was Ferris vermoord. Hij had het niet gedaan. Zijn geweten had hem toen gezegd dat hij de foto moest afgeven.
Kaplans verhaal bleef hetzelfde.
Die keer.