4
Ik staarde naar de telefoon.
Wat kon er nou zo belangrijk zijn dat Jake zijn plannen die hij al maanden van tevoren had gemaakt ervoor wilde omgooien?
Ik legde Kesslers foto op mijn bureaulegger.
Als ik gelijk had over het penseel, lag het lichaam van het noorden naar het zuiden en was het hoofd naar het oosten gedraaid. De polsen lagen gekruist over de buik en de benen waren uitgestrekt.
Behalve dat het bekken en de beenderen van de voet een beetje waren verschoven zag alles er anatomisch correct uit.
Te correct.
Boven aan elk dijbeen lag een perfect gepositioneerde knieschijf. Het bestaat niet dat een knieschijf zo mooi op zijn plaats blijft zitten.
Er klopte nog iets niet.
Het rechterkuitbeen lag aan de binnenkant van het scheenbeen. Het had aan de andere kant moeten liggen.
Conclusie: er was met dit tafereel geknoeid.
Had een archeoloog de beenderen wat geordend voor een foto, of had het wijzigen van de positie van de beenderen een bepaalde betekenis?
Ik nam de foto mee naar de microscoop, zette het vermogen lager en richtte het fiberoptische licht.
In de aarde rond de beenderen stonden voetstappen. Na vergroting ontdekte ik minstens twee zooipatronen.
Conclusie: er was meer dan één persoon aanwezig geweest.
Ik deed een gok naar het geslacht.
De oogkasranden van de schedel waren groot, de kaak was vierkant. Alleen het rechterdeel van het bekken was zichtbaar, maar de heupinkeping zag er smal en diep uit.
Conclusie: de persoon was naar alle waarschijnlijkheid een man.
Vervolgens richtte ik me op de leeftijd.
De tanden in de bovenkaak zagen er redelijk compleet uit. In de onderkaak zaten gaten en tanden die niet recht stonden. De rechterschaamvoeg, een van de oppervlakken waar de helften van het bekken aan de voorkant bij elkaar komen, lag naar de lens toe gekanteld. Hoewel de foto korrelig was, zag de oppervlakte van de schaamvoeg er glad en egaal uit.
Conclusie: de persoon was een volwassene van jonge tot middelbare leeftijd. Waarschijnlijk.
Geweldig, Brennan. Een volwassen man die dood is met een slecht gebit en beenderen die opnieuw waren gerangschikt. Waarschijnlijk.
‘Nou komen we ergens,’ zei ik, Ryan imiterend.
Op de klok zag ik dat het tien over halftwee was. Ik verging van de honger.
Nadat ik mijn laboratoriumjas had uitgetrokken, deed ik het fiberoptische licht uit en waste mijn handen. Eenmaal bij de deur aangekomen aarzelde ik.
Ik liep terug naar mijn microscoop, pakte de foto en liet die onder een agenda in mijn bureaula glijden.
Tegen drieën was ik nog niets wijzer geworden over de botfragmenten van Ferris dan tussen de middag. Als er iets aan de hand was, dan was het mijn frustratie.
Het bereik van mensen is beperkt. Ze kunnen zichzelf in het voorhoofd schieten, in hun slaap, mond of borst. Ze kunnen zichzelf niet in hun ruggengraat of hun achterhoofd schieten. Het is veel te moeilijk om de loop daartegenaan te zetten en met een vinger of teen de trekker over te halen. Daarom kan de kogelbaan vaak worden gebruikt om zelfmoord van moord te onderscheiden.
Terwijl hij door het bot gaat, maakt de kogel kleine deeltjes los rond het gat dat hij heeft geslagen, waarbij de inschotwond schuin naar binnen afloopt en de uitschotwond schuin naar buiten.
Inschotwond. Uitschotwond. Kogelbaan. Doodsoorzaak.
Waar zat ’m de moeilijkheid dan? Had Avram Ferris zelf een vuurwapen tegen zijn hoofd gezet, of had iemand anders de honneurs waargenomen?
Het probleem was dat de gedeelten van Ferris’ schedel waar het om ging eruitzagen als puzzelstukjes die uit een doos waren gegooid. Om het schuin aflopen te bekijken, zou ik eerst moeten vaststellen waar alle stukjes hoorden.
Door uren te puzzelen was ik in staat geweest om een ovaal defect achter het rechteroog van Ferris te identificeren, op de plek waar de naden van het wandbeen, het achterhoofd en het slaapbeen bijeenkwamen.
Was dat binnen Ferris’ bereik geweest? Het zou wel even rekken zijn geweest, maar het was beslist mogelijk.
Er was nog een probleem. Het gat liep schuin af bij zowel de endocraniale als de ectocraniale oppervlaktes.
Aan het feit dat het gat schuin afliep had ik dus niks. Ik zou moeten vertrouwen op de volgorde van de verwondingen. Een schedel is erop gebouwd om ruimte te bieden aan onze hersenen en een heel klein beetje vloeistof. Meer niet. Er is geen plaats voor gasten.
Een kogel die door het hoofd gaat, brengt een kettingreactie van gebeurtenissen op gang, die elk aan- of afwezig kunnen zijn of tegelijk kunnen voorkomen.
Eerst wordt er een gat geslagen. Als dat gebeurt, ontstaan er naar buiten toe stervormige barsten die de hele schedel omvatten. De kogel baant zich een weg door de hersenen, waarbij grijs weefsel opzij wordt geduwd en er ruimte wordt gecreëerd waar geen ruimte hoort te zijn. De druk aan de binnenkant van de schedel stijgt, concentrische opzwellende breuken ontwikkelen zich loodrecht op de barsten die in stervorm van de inschotwond uitwaaieren en de botplaten worden naar buiten toe opgetild. Als de opzwellende breuken en de stervormige barsten elkaar kruisen: boem! Dat gedeelte van de schedel versplintert.
Een ander scenario. Geen versplintering, maar de kogel verlaat het hoofd aan de achterkant van de schedel. De breuken racen van de uitschotwond naar achteren en raken keihard de breuken die van de inschotwond komen en zich om de schedel heen haasten. De energie verspreidt zich langs de al bestaande breuken van de inschotwond en de breuken van de uitschotwond gaan dan niet verder.
Bekijk het zo: een kogel in de hersenen brengt energie over. Die gevangen energie moet ergens heen. Net als wij zoekt die energie de weg van de minste weerstand. Bij een schedel betekent dat open naden of al bestaande barsten. Waar het om gaat is het volgende: de breuken die worden veroorzaakt door de kogel op zijn weg naar buiten kruisen zich niet met breuken die zijn veroorzaakt bij de inschotwond. Als je dat uitzoekt, heb je de volgorde.
Maar om de doodlopende sporen ertussenuit te filteren, moet je een reconstructie maken.
Er was geen ontkomen aan. Ik zou de stukjes weer aan elkaar moeten lijmen.
Dat zou een heleboel tijd en geduld kosten.
En een heleboel lijm.
Ik haalde mijn roestvrijstalen bakken te voorschijn, mijn zand en mijn Elmer’s lijm. Twee aan twee lijmde ik de fragmenten aan elkaar en hield ze vast totdat de lijm hard was geworden. Daarna zette ik de minireconstructies rechtop in het zand op zo’n manier dat ze zouden drogen zonder weg te glijden of te verdraaien.
De gettoblaster van de laboratoriumtechnici ging uit.
De ramen werden donker.
Er klonk een bel die aangaf dat de huistelefoons op het nachtschema waren overgegaan.
Ik werkte door. Ik selecteerde, trok, lijmde en balanceerde. Om me heen was het stil geworden. Het was de aanzwellende stilte van de leegte van een groot gebouw na werktijd.
Toen ik opkeek, zag ik dat het tien voor halfzeven was.
Waarom was dat erg?
Ryan zou om zeven uur bij mijn appartement zijn!
Ik racete naar de gootsteen, waste mijn handen, schoot uit mijn laboratoriumjas, pakte mijn spullen en ging ervandoor.
Buiten viel een koude regen. Nee, dat was te mooi voorgesteld. Het spul was natte sneeuw. IJzige nattigheid die zich aan mijn jas hechtte en op mijn wangen brandde.
Het duurde tien minuten voor ik de gletsjer die zich op mijn voorruit had gevormd had losgebikt, en het duurde nog eens een halfuur om een ritje te maken dat normaliter maar een kwartier kostte.
Toen ik aankwam, leunde Ryan tegen de muur naast mijn voordeur en stond er een tas met boodschappen aan zijn voeten.
Er bestaat een of andere onherroepelijke natuurwet die ervoor zorgt dat ik er op mijn beroerdst uitzie wanneer ik Ryan tegenkom.
Ryan ziet er daarentegen uit als iets wat bedacht is door de bedenkers van een tieneridool. Altijd.
Die avond droeg hij een pilotenjack, een gestreepte wollen sjaal en een vaal geworden spijkerbroek.
Ryan glimlachte toen hij me zag: mijn tas viel half van mijn schouder, in mijn linkerhand had ik mijn laptop en in mijn rechter mijn attachékoffer. Mijn wangen waren gebarsten, mijn haar was nat en kleefde aan mijn gezicht. Door de regen was mijn mascara uitgelopen tot een impressionistische studie in natte sneeuw.
‘Zijn de honden het spoor bijster geraakt?’
‘Het komt door de natte sneeuw.’
‘Volgens mij hoor je dan mush te zeggen.’
Ryan duwde zich van de muur af, pakte de computer van me over met zijn ene hand en streek met de andere mijn pony opzij. Een paar plukjes vormden een zware klont.
‘Heeft het weer je kapsel geruïneerd?’
‘Ik ben bezig geweest met lijm.’ Ik haalde mijn sleutels te voorschijn.
Ryan wilde een gevatte opmerking maken, maar bedacht zich. Hij bukte zich, pakte zijn tas en liep achter me aan mijn appartement binnen.
Tsjilp?
‘Charlie, jochie van me,’ riep Ryan.
Tsjilp, tsjilp, tsjilp, tsjilp.
‘Hou jij je maar even met Charlie bezig,’ zei ik. ‘Ik ga de lijm van me af wassen.’
‘Pofbroe…’
‘Ik heb het niet eens besteld, Ryan.’
Na twintig minuten had ik me gedoucht, mijn haren gewassen en geföhnd en me subtiel doch kunstig opgemaakt. Ik droeg een roze corduroy broek, een trui die strak om mijn lichaam zat en ik had wat Issey Miyaki achter elk oor gedaan.
Geen pofbroekje, maar een string waaraan een man ter plekke zou bezwijken. Oudroze. Niet bepaald het ondergoed dat mijn moeder zou hebben gedragen.
Ryan was in de keuken. Het appartement rook naar tomaten, ansjovis, knoflook en oregano.
‘Maak je je befaamde puttanesca?’ vroeg ik terwijl ik op mijn tenen ging staan om Ryan een zoen op zijn wang te geven.
‘Hé.’ Ryan omhelsde me en kuste me op mijn mond. Hij legde zijn vingers op mijn broekband en trok hem naar achteren om langs mijn rug omlaag te kijken.
‘Geen pofbroekje, maar lang niet slecht.’
Met mijn beide handen tegen zijn borst duwde ik hem weg.
‘Heb je het echt niet besteld?’
‘Ik heb het écht niet besteld.’
Birdie kwam binnen, keek afkeurend en liep toen op zijn gemak naar zijn etensbak.
Tijdens het avondeten sprak ik mijn frustratie uit over de zaak-Ferris.
Bij de koffie en het dessert vertelde Ryan me hoe zijn onderzoek ervoor stond.
‘Ferris was een importeur van buitenlandse kleding. Keppeltjes, talliths.’
Ryan vatte de uitdrukking op mijn gezicht verkeerd op.
‘De tallith is een gebedssjaal.’
‘Het verbaast me dat je dat weet.’ Net als ik was Ryan katholiek opgevoed.
‘Ik heb het opgezocht. Waarom trok je zo’n gezicht?’
‘Het lijkt me dat daar een heel kleine markt voor is.’
‘Ferris handelde ook in rituele voorwerpen voor in het huis. Menora’s, mezoeza’s, sabbatskaarsen, kiddush-kopjes, challah-stolpen. Die woorden moet ik nog opzoeken.’
Ryan bood me het bord met gebakjes aan. Er was nog één mille feuille over en hoewel ik die wilde hebben, schudde ik toch mijn hoofd. Ryan nam hem.
‘Ferris deed zaken door heel Québec, Ontario en in de oostelijke kustprovincies. Hij had nou niet direct de omzet van een grote supermarktketen, maar hij kon ervan leven.’
‘Heb je nog een keer met de secretaresse gesproken?’
‘Het lijkt erop dat Purviance veel meer is dan alleen secretaresse. Ze doet de boekhouding, houdt de voorraad in de gaten en ze reist naar Israël en de Verenigde Staten voor productevaluaties en om de relaties met leveranciers goed te houden.’
‘Israël is geen kattenpis tegenwoordig.’
‘Purviance heeft in de jaren tachtig een tijd in een kibboets gezeten, dus ze is er geen onbekende. Bovendien spreekt ze vloeiend Engels, Frans, Hebreeuws en Arabisch.’
‘Indrukwekkend.’
‘Haar vader is een Fransman en haar moeder komt uit Tunesië. Maar goed, Purviance blijft bij haar verhaal. De zaken gaan goed. Geen vijanden waar dan ook ter wereld. Toch vond ze dat Ferris in de dagen voor zijn dood wat humeuriger was dan anders. Ik geef haar nog een dag om de zaken in dat pakhuis af te ronden en daarna wil ik nog eens een praatje met haar maken.’
‘Heb je Kessler nog gevonden?’
Ryan liep naar de bank en haalde een papier uit zijn jas. Toen hij weer terug was bij de tafel gaf hij het aan mij.
‘Dit waren de mensen die toestemming hadden om bij de autopsie te zijn.’
Ik las de namen.
Mordecai Ferris
Theodore Moskowitz
Myron Neulander
David Rosenbaum
‘Kessler staat er niet bij,’ zei ik volkomen overbodig. ‘Heb je nog iemand kunnen vinden die die man kent?’
‘Praten met die familie is alsof je tegen een muur praat. Ze zijn nu bezig met aninoet.’
‘Aninoet?’
‘Het eerste stadium van rouw.’
‘Hoe lang duurt aninoet?’
‘Tot de begrafenis.’
Ik dacht aan de schedelfragmenten die vorm aannamen in mijn bakken met zand.
‘Dat kan nog wel even duren.’
‘Ferris’ vrouw heeft me verteld dat ik terug moest komen wanneer de familie klaar was met sjiwwe zitten. Dat duurt een week. Ik heb ze voorgesteld wat eerder langs te komen.’
‘Dit moet een nachtmerrie voor haar zijn.’
‘Interessante bijkomstigheid: Ferris was verzekerd voor twee miljoen dollar met een verdubbelingsclausule voor het geval hij bij een ongeluk om het leven zou komen.’
‘Miriam?’
Ryan knikte. ‘Ze hadden geen kinderen.’
Ik vertelde Ryan over mijn gesprek met Jake Drum. ‘Ik snap niet waarom hij hiernaartoe komt.’
‘Denk je dat hij echt komt opdagen?’
Dat vroeg ik me ook af.
‘Je aarzeling zegt me dat je eraan twijfelt,’ zei Ryan. ‘Is die vent geschift?’
‘Jake is niet geschift. Alleen een beetje anders.’
‘Anders?’
‘Jake is een briljant archeoloog. Hij heeft bij Qumran gewerkt.’
Ryan keek me vragend aan.
‘De Dode-Zeerollen. Hij kan een griezelige hoeveelheid talen vertalen.’
‘Zitten daar ook nog levende talen bij?’
Ik gooide een servetje naar Ryan.
Nadat we hadden afgeruimd, gingen Ryan en ik breeduit op de bank zitten.
Birdie installeerde zich voor het vuur.
We hadden het over persoonlijke dingen.
Ryans dochter in Halifax. Lily had iets met een gitarist en dacht erover naar Vancouver te verhuizen. Ryan vreesde dat beide zaken met elkaar te maken hadden.
Katy. In haar twaalfde en laatste semester op de Universiteit van Virginia volgde mijn dochter de vakken pottenbakken en schermen, en een vak over vrouwelijke mystiek in de hedendaagse film. Voor haar vrijekeuzevak moest ze cafébezoekers interviewen.
Birdie spinde. Of snurkte.
Charlie krijste keer op keer een regel uit ‘Hard-Hearted Hannah’.
Het vuur knisperde en knapte. Hagel sloeg tegen de ramen.
Na een poosje verviel iedereen in stilte.
Ryan reikte achterover en trok aan het koordje van de lamp. Amberkleurig licht danste om de bekende vormen in mijn huis.
Ryan en ik lagen versmolten als tangodansers. Mijn hoofd lag onder zijn sleutelbeen. Hij rook naar zeep en naar de houtblokken die hij had binnengebracht voor in de haard. Zijn vingers streelden mijn haar. Mijn wang. Mijn hals.
Ik voelde me tevreden. Kalm. Miljoenen mijlen verwijderd van skeletten en verbrijzelde schedels.
Ryans lichaam bestaat uit pezige, lange ledematen. Na een poosje voelde ik er een langer worden.
We lieten Birdie achter bij de haard.