8

Kort na zessen maakte Ryan me wakker om nader tot elkaar te komen voor zonsopgang. Birdie glipte de slaapkamer uit. Verderop krijste Charlie een regel uit ‘Strokin’ van Clarence Carter.

Terwijl ik douchte, roosterde Ryan bagels en zette hij koffie. Tijdens het ontbijt bespraken we de heropvoeding van de kaketoe.

Hoewel er niks over was gezegd toen we met kerst onze cadeaus uitwisselden, was Charlies onorthodoxe répertoire noir me al snel opgevallen. Toen ik hem ernaar had gevraagd, had Ryan bekend dat hij onze gevederde lieveling had verkregen na een inval van de zedenpolitie bij een vrouwelijk bedrijf. De dames hadden een wellustige smaak gehad en de vogel had alles in zich opgenomen.

Ik probeerde Charlies muzikale en retorische smaak al maanden te veranderen. Met gemengde resultaten.

Om acht uur zette ik een kaketoetrainings-cd op en daarna reden Ryan en ik samen naar L’édifice Wilfrid Derome. Hij ging naar de afdeling Crimes contre la Personne op de begane grond en ik ging met de lsjml-lift naar de elfde verdieping.

Na close-ups te hebben gemaakt en een voorlopig rapport te hebben geschreven zei ik tegen LaManche dat de stoffelijke resten die in mijn bezit waren konden worden vrijgegeven aan de familie Ferris. Hoewel de begrafenis had plaatsgevonden toen ik in New Orleans was, was er een regeling getroffen dat de schedelfragmenten zouden worden bijgezet in een zijgraf bij de kist.

Om halfelf belde ik Ryan. Hij zei dat hij me vijf minuten later in de lobby zou treffen. Na tien minuten gewacht te hebben ging ik verveeld een cola light halen in een cafetaria. Bij de toonbank kocht ik impulsief een pak Schotse zandkoekjes. Je kon nooit weten.

Ryan stond te wachten toen ik de lobby weer in liep. Ik maakte het blikje fris open en stopte de koekjes in mijn schoudertas.

Zevenentwintig jaar lang had Avram Ferris zijn importzaak geleid vanaf een industrieterrein voor kleine bedrijven dat aan de autoroute des Leurentides lag, halverwege het eiland van Montréal en het oude Mirabel-vliegveld.

Mirabel was ontworpen in de jaren zeventig en werd beschouwd als Montréals grandioze luchthaven voor het heden en de toekomst. Hoewel het bijna vijftig kilometer buiten de stad lag, was er sprake van geweest dat er een hogesnelheidstrein zou komen die het vliegveld met de binnenstad zou verbinden. Hupsakee. Daar sta je bij de poort!

De treinverbinding was er nooit gekomen.

In het begin van de jaren negentig was de rit erheen onverdraaglijk en werd het steeds erger. Negenenzestig dollar voor een taxi naar het centrum.

Gefrustreerd had het stadsbestuur eindelijk de handdoek in de ring gegooid en Mirabel in de mottenballen gestopt ten faveure van zijn geografisch vriendelijkere rivaal. Mirabel krijgt nu vrachtverkeer en chartervluchten. Alle andere binnenlandse, Noord-Amerikaanse en internationale vluchten komen aan en vertrekken van Dorval, dat kort geleden is omgedoopt tot Pierre Elliott Trudeau International.

Dat kon Avram Ferris niet schelen. Hij was Les Imports Ashkenazim begonnen in de buurt van Mirabel en daar was hij altijd gebleven.

En daar was hij ook gestorven.

Hij woonde in Côte-des-Neiges, een middenklassewoonwijk achter het joodse algemene ziekenhuis, net ten noordwesten van het centre-ville.

Ryan nam de Décarie-snelweg, sloeg af naar het oosten op Van Horne en vervolgens naar het noorden op Plamondon naar Vézina. Hij kwam tot stilstand langs de stoep en wees naar een twee verdiepingen tellende doos van rode baksteen in een hele rij rode bakstenen dozen van twee verdiepingen.

Ik bekeek de straat.

Elk gebouw was hetzelfde, de rechterkant een spiegelbeeld van de linkerkant. Voor waren deuren met houten deurposten en aan de ramen boven zaten balkons. Alle paadjes waren schoongeveegd. Alle struiken waren ingepakt. Op de opritten stonden Chevy- en Ford-stationcars onder afdakjes gemaakt van buizen, overdekt met plastic.

‘Geen mensen die zich Jaguars en suv’s kunnen veroorloven,’ zei ik.

‘Het lijkt erop dat de huiseigenaren een vergadering hebben gehouden en alle sierlijsten die niet wit zijn hebben verboden.’

Met zijn kin wees Ryan naar het gebouw tegenover ons. ‘Ferris’ appartement is boven aan de linkerkant. Zijn broer woont beneden. Mama en nog een broer wonen in de duplex ernaast.’

‘De rit naar zijn werk moet een ramp zijn geweest voor Ferris.’

‘Waarschijnlijk is hij hier blijven wonen uit liefde voor architectonische zelfexpressie.’

‘Zei je niet dat Avram en Miriam geen kinderen hebben?’

Ryan knikte. ‘Ze zijn laat getrouwd. Zijn eerste vrouw had gezondheidsproblemen, ze is in ’89 overleden. Ferris is hertrouwd in ’97. Tot nu toe geen nageslacht.’

‘Is dat niet tegen de regels?’

Vragend keek Ryan me aan.

‘De mitzvot.’

De blik veranderde niet.

‘De joodse wet. Je hoort kinderen te krijgen. Je mag je zaad niet verspillen.’

‘Jij denkt aan het handboek voor boeren.’

Ryan en ik liepen naar het kleine stoepje voor het huis.

Ryan stapte erop en drukte op de bovenste bel.

We wachtten.

Ryan belde opnieuw aan.

We wachtten nog wat langer.

Er liep een oude vrouw achter ons langs, haar groentekar rammelde in hetzelfde ritme als haar laarzen.

‘Hoort de weduwe niet thuis te zitten?’ vroeg Ryan, die voor de derde keer op de bel drukte.

Sjiwwe duurt maar een week.’

‘En dan?’

‘Dan zeg je een dagelijkse kaddisj, je feest niet, je scheert je een poosje niet en je knipt niks af. Maar je gaat min of meer wel verder met je leven.’

‘Hoe weet je dat allemaal?’

‘Omdat mijn eerste vriendje joods was.’

‘Ongelukkige geliefden?’

‘Hij verhuisde naar Altoona.’

Ryan deed de tochtdeur open en begon te bonken.

De karvrouw stopte, draaide zich om en staarde onbeschaamd naar ons over haar driemaal omgeslagen sjaal.

Rechts bewoog een gordijn. Ik raakte Ryans arm aan en hield mijn hoofd een beetje schuin. ‘Dora is thuis.’

Op Ryans gezicht verscheen een brede glimlach.

‘Avram was een keurige joodse jongen die acht jaar heeft gewacht voor hij hertrouwde. Misschien hadden mama en hij een hechte band.’

‘Misschien heeft hij haar dingen verteld.’

‘Of heeft mama zelf dingen opgemerkt.’

Ineens bedacht ik iets.

‘Oude dames houden van koekjes.’

‘Daar staan ze om bekend.’

Ik stak mijn hand in mijn tas en haalde de zandkoekjes eruit.

‘Misschien vindt mama ons aardig en heeft ze zin in een praatje.’

‘Verdorie, wat zijn wij hier goed in.’ Ryan draaide zich om.

Alleen deed niet Dora open, maar Miriam. Ze droeg een zwarte pantalon, een zwarte zijden blouse, een zwart vest en parels.

Net als bij onze eerste ontmoeting werd ik getroffen door Miriams ogen. Nu zaten er zwarte wallen onder, maar dat deed er niet toe. Die paarsblauwe irissen waren adembenemend.

Miriam was zich niet onbewust van het effect dat haar ogen hadden op mannen. Na mij een vluchtige blik te hebben toegeworpen richtte ze zich tot Ryan. Ze boog zich een stukje voorover, met een hand om haar middel geslagen, terwijl ze met de andere haar vest bij haar keel dichthield.

‘Rechercheur.’ Zacht en een tikje ademloos.

‘Goedemorgen, mevrouw Ferris,’ zei Ryan. ‘Ik hoop dat u zich beter voelt.’

‘Dank u.’

Miriams huid zag lijkbleek en ze was magerder dan in mijn herinnering.

‘Er zijn een paar zaken die ik graag opgehelderd zou zien,’ zei Ryan.

Miriams blik richtte zich op een punt tussen en achter ons. Het karretje van de oude vrouw kwam weer in beweging.

Daarna keek ze Ryan weer aan en hield ze haar hoofd een beetje scheef.

‘Kan dit niet wachten?’

Ryan gaf haar geen antwoord.

‘Wie is daar?’ Uit het huis klonk een beverige stem.

Miriam draaide zich om en zei iets in het Jiddisch of Hebreeuws, waarna ze zich weer tot ons wendde.

‘Mijn schoonmoeder is niet in orde.’

‘Uw echtgenoot is dood,’ zei Ryan zakelijk. ‘Ik kan een moordonderzoek niet uitstellen omdat de nabestaanden dat graag willen.’

‘Met die gedachte leef ik elk moment van de dag. Dus u denkt dat het moord is?’

‘Volgens mij denkt u dat ook. Probeert u me te ontlopen, mevrouw Ferris?’

‘Nee.’

Paarsblauw en blauw keken elkaar recht aan. Geen van beiden gaf toe.

‘Ik wil u graag nogmaals vragen naar een man die Kessler heet.’

‘Ik zal het u nogmaals vertellen: ik ken hem niet.’

‘Zou uw schoonmoeder hem kunnen kennen?’

‘Nee.’

‘Hoe weet u dat, mevrouw Ferris? Kessler beweerde uw echtgenoot te kennen. Hebt u het met uw schoonmoeder over Kessler gehad?’

‘Nee, maar ze heeft die naam nooit genoemd. Door zijn werk kwam mijn echtgenoot in contact met heel veel mensen.’

‘Een van hen kan twee kogels in zijn hoofd hebben geschoten.’

‘Probeert u me te shockeren, rechercheur?’

‘Weet u dat uw echtgenoot in antiquiteiten handelde?’

Miriams wenkbrauwen zakten haast onzichtbaar een stukje. Toen zei ze: ‘Wie heeft u dat verteld?’

‘Courtney Purviance.’

‘Ik begrijp het.’

‘Klopt die bewering niet?’

‘Mevrouw Purviance heeft de neiging haar rol in de zaken van mijn echtgenoot te overdrijven.’ Miriams stem klonk zo scherp als een zeis.

‘Wilt u zeggen dat ze loog?’

‘Ik wil zeggen dat die vrouw naast haar werk niet veel heeft in haar leven.’

‘Mevrouw Purviance beweerde dat het gedrag van uw echtgenoot voor zijn dood was veranderd.’

‘Dat is bespottelijk. Als Avram ergens mee had gezeten, had ik dat heus wel gemerkt.’

Ryan kwam weer terug op zijn eerdere opmerking.

‘Is het dan niet waar dat uw echtgenoot handelde in antiquiteiten?’

‘Antieke voorwerpen vormden slechts een klein deel van Avrams handel.’

‘Weet u dat zeker?’

‘Ja, dat weet ik zeker.’

‘U hebt me verteld dat u weinig weet over het bedrijf.’

‘Dát weet ik wel.’

Het was een heldere dag en de temperatuur lag net boven het vriespunt.

‘Zouden er bij die antiquiteiten ook menselijke overblijfselen hebben kunnen zitten?’ vroeg Ryan.

De violette ogen werden groter. ‘Lieve hemel, nee.’

De meeste mensen kunnen niet tegen pauzes in een conversatie. Als ze geconfronteerd worden met stilte, voelen ze zich verplicht die te verbreken. Van die impuls maakt Ryan gebruik. Dat deed hij nu ook. Hij wachtte en dat had succes.

‘Dat zou chet zijn,’ verklaarde Miriam zich nader.

Ryan bleef wachten.

Net toen Miriam haar mond opendeed om nog wat te zeggen, klonk de beverige stem weer achter haar. Ze draaide haar hoofd en zei iets over haar schouder.

Toen ze zich weer naar ons wendde, weerkaatste het zonlicht op haar vochtige bovenlip.

‘Ik moet mijn schoonmoeder helpen met de voorbereidingen voor de sabbat.’

Ryan gaf Miriam een kaartje.

‘Als me nog iets te binnen schiet, zal ik bellen.’ Weer die grote ogen. ‘Ik wil echt dat Avrams moordenaars hun gerechte straf niet ontlopen.’

‘Nog een prettige dag,’ zei Ryan.

Sabbat sjalom,’ zei ik.

Toen we ons omdraaiden om weg te lopen, legde Miriam een hand op Ryans arm.

‘Wat u ook mag denken, rechercheur, ik hield van mijn man.’ In haar stem klonk een kille somberheid door.

Ryan en ik zeiden pas weer iets toen we in zijn auto zaten.

‘En?’ vroeg Ryan.

‘Ik weet het niet,’ zei ik.

Daar dachten we allebei over na.

‘Chet?’ vroeg Ryan.

‘Iets als zonde,’ zei ik.

‘Die dame heeft weinig op met andere vrouwen,’ zei Ryan.

‘Ze deed net alsof ik er niet was,’ stemde ik in.

‘Maar je was er wel,’ zei Ryan.

‘Ja, dat dacht ik ook,’ zei ik.

‘Ze is in elk geval geen fan van Purviance.’

‘Nee.’

Ryan startte de motor en trok op.

‘Ik vind dat ik redelijk goed ben in het analyseren van iemands karakter,’ zei hij.

‘Dat lijkt me een juiste inschatting,’ stemde ik in.

‘Maar ik begrijp geen snars van Miriam. Het ene moment treurt ze en even later heeft ze een houding van: val toch dood. Zou ze iets verzwijgen?’

‘Ze transpireerde wel,’ zei ik.

‘Op een koude dag,’ zei Ryan.

Bij de hoek kwamen we tot stilstand.

‘En nu?’ vroeg Ryan.

‘Jij bent de rechercheur,’ zei ik.

‘Het wapen was een wees. We kunnen het niet traceren. Mijn ondervraging van Ferris’ buren op het industrieterrein heeft niks opgeleverd. Hetzelfde geldt voor verklaringen van familieleden en zakenrelaties. Ik wacht nog op belastingdocumenten en de telefoongegevens van het pakhuis. Bij elke synagoge in de stad heb ik navraag laten doen naar Kessler.’

‘Het lijkt erop dat je flink aan het rechercheren bent geweest.’

‘Ik heb me een ongeluk gerechercheerd, maar het heeft niet veel opgeleverd,’ zei Ryan.

‘En nu?’

‘De sij is nog steeds bezig op de plaats delict. Purviance bekijkt of er iets gestolen is. Dan blijft alleen de lunch over.’

Ik was nog maar net gaan zitten met mijn Whopper toen mijn mobieltje ging. Het was Jake Drum en ditmaal hadden we een goede verbinding.

‘Ben je echt naar Parijs gegaan?’ vroeg ik, terwijl ik geluidloos de naam Jake Drum tegen Ryan zei.

‘Dat stelt niks voor. In plaats van naar Toronto te rijden en daar een vlucht naar Tel Aviv te nemen, ga ik nu via Charles de Gaulle.’

‘Is het skelet zo belangrijk?’

‘Het kan van ongelooflijk belang zijn.’

‘Wat heb je ontdekt?’

Ryan pakte mijn burger gedeeltelijk uit en gaf hem aan me. Ik hield hem in één hand en nam een hap.

‘Mijn ingeving was juist,’ zei Jake. ‘In november 1963 is er een Masada-skelet aangekomen in het Musée de l’Homme. Ik heb een specimendossier en een toegangsnummer gelokaliseerd.’

‘Ga verder.’

‘Wat eet je?’

‘Whopper.’

‘Fastfood is heiligschennis in een stad als Montréal.’

‘Het is snel.’

‘Het is het hellende vlak van de gastronomie.’

Ik maakte de godslastering nog erger door een slok cola light te nemen.

‘Zijn de botten nog daar?’

‘Nee.’ Jake klonk gefrustreerd.

‘Nee?’

Ik nam nog een paar happen van mijn Whopper. Er droop ketchup langs mijn kin, die Ryan afveegde met een servetje.

‘Ik heb een vrouw gevonden die Marie-Nicole Varin heet. Zij heeft in het begin van de jaren zeventig geholpen bij het inventariseren van de collecties. Varin herinnert zich nog dat ze een Masada-skelet is tegengekomen. Maar dat is nu niet meer in het museum. We hebben overal gezocht.’

‘Dus sinds de jaren zeventig heeft niemand het meer gezien?’

‘Nee.’

‘Worden er dan geen dossiers bijgehouden van de bewegingen van elk voorwerp?’

‘Dat hoort wel. De rest van dat dossier is weg.’

‘Hoe verklaart het museum dat?’

C’est la vie. Van de mensen die er nu werken was er toen nog bijna niemand. Varin heeft de inventaris gedaan met een promovendus die Yossi Lerner heette. Volgens haar bestaat de kans dat Lerner nog in Parijs woont. En hier is een interessante wending: Varin gelooft dat Lerner Amerikaans of Canadees is.’

Dat zorgde ervoor dat de Whopper halverwege mijn mond bleef hangen.

‘Ik probeer hem op te sporen.’

Bonne chance,’ zei ik.

‘Met alleen geluk zal ik het niet redden.’

Ik vertelde Ryan wat Jake had gezegd.

Hij luisterde zonder commentaar te leveren.

We aten onze frietjes op.

Weer op Van Horne zagen we een man die gekleed ging in een lange zwarte jas, een knickerbocker en lichte kousen, en die een zwarte hoed ophad, een jongen inhalen die een spijkerbroek en een jack van de Blue Jays droeg.

‘De sabbat komt er snel aan,’ zei ik.

‘Dat zal er waarschijnlijk niet voor zorgen dat wij hartelijker worden ontvangen in deze contreien.’

‘Waarschijnlijk niet.’

‘Heb je wel eens iemand geschaduwd?’

Ik schudde mijn hoofd.

‘Daar gaat je bloed sneller van stromen,’ zei Ryan.

‘Dat heb ik gehoord,’ zei ik.

‘Misschien gaat Miriam weg.’

‘Zodat Dora alleen is.’

‘Ik heb Dora nog niet alleen gesproken.’

‘We zouden bloemen kunnen meenemen,’ stelde ik voor.

We gingen naar een bloemist en veertig minuten nadat we er weg waren gegaan, waren we terug bij de duplex van de Ferrissen.

Een uur later kwam Miriam de voordeur van Dora uit.