13

Ik pakte de foto van de microscoop en nam hem mee naar de schedel. Met de handlens telde ik van de middenlijn van het gehemelte naar een gat aan de rechterkant.

Twee snijtanden, een hoektand, twee premolaren. Gat. Twee molaren.

Het skelet op Kesslers foto miste zijn eerste bovenste molaar aan de rechterkant.

De schedel op mijn werktafel niet.

Was dit niet het skelet van de foto?

Ik ging terug naar de microscoop, deed hem omhoog en legde de schedel goed. Daarna richtte ik het fiberoptische licht op de molaren in de rechterkaak.

Bij de vergroting kon ik zien dat de wortels van de kiezen meer bloot lagen dan normaal. In de randen van de holte zaten gaten en ze waren poreus.

Periodontale ziekte. Dat was niets bijzonders.

Wat wél bijzonder was, was de conditie van het kauwvlak van de eerste molaar aan de rechterbovenkant. De knobbels waren hoog en gerond, terwijl de knobbels op de molaren ernaast volkomen afgesleten waren.

Wat was hier in godsnaam aan de hand?

Ik scharnierde het kaakbeen en keek hoe het sloot. De eerste molaar maakte contact voor alle andere kiezen in de rij. In feite zou de eerste molaar meer slijtage moeten vertonen dan zijn buren, niet minder.

Ik leunde achterover en dacht erover na.

Er waren twee mogelijkheden. A: dit was een ander skelet dan dat op Kesslers foto. B: dit was hetzelfde skelet, maar met een molaar in het gat geplaatst.

Als er een molaar was geplaatst waren er twee mogelijkheden. A: het was de echte kies die uit de kaak was verdwenen. Als de zachte weefsels verteren, vallen tanden vaak uit. B: het was de kies van iemand anders, die per vergissing in de kaak was geplaatst. Deze mogelijkheid zou het verschil in slijtage van de knobbels verklaren.

Wanneer was de kies teruggeplaatst? Er leken drie redelijke mogelijkheden te zijn. A: ten tijde van de begrafenis. B: gedurende Yadins opgraving. C: tijdens het verblijf van het skelet in het Musée de l’Homme.

Mijn intuïtie zei B.

Goed. Als de kies was teruggeplaatst tijdens de Masada-opgraving, wie had het dan gedaan? Er waren hier veel mogelijkheden. A: Yadin. B: Tsafrir. C: Haas. D: een opgraver.

Wat zei mijn intuïtie?

Een opgraver vond de kies naast het skelet en probeerde of hij in de kaak paste. Het leek van wel, en hij duwde hem erin. De Grot 2001-botten lagen door elkaar. Er werden geen goede verslagen gemaakt. Door studenten en ongeschoolde vrijwilligers werden veel fouten gemaakt.

Dus. Begrafenisrite? Eenvoudige vergissing? Geen van de eerder genoemde opties, maar een ander skelet dan dat op Kesslers foto?

Dit ging me boven de pet. Ik had een odontoloog nodig.

Het was nu tien over zeven op zaterdagavond. Ik wist wat Marc Bergeron, de tandheelkundig expert van ons lab, zou zeggen.

Laat apicale röntgenfoto’s maken.

Dat kon ik niet eerder dan maandag laten doen.

Het uur daarna bekeek ik gefrustreerd Kesslers foto onder vergroting.

Ik zag geen anatomische afwijking of detail dat het skelet op de foto ondubbelzinnig in verband zou brengen met de botten op mijn tafel.

De rest van de avond voelde ik me geagiteerd en geblokkeerd. Birdie en ik keken naar een ncaa-basketbalwedstrijd. Ik was fanatiek voor Duke. Bird was op de hand van de Clemson Tigers. Dat had waarschijnlijk iets met het kat-zijn te maken.

Zondagochtend had ik nog geen halfuur on line nodig om het boek van Donovan Joyce te vinden en te bestellen. The Jesus Scroll. Advertenties verkondigden dat dit het meest verontrustende boek aller tijden over het christendom was. Goede kritieken. Jammer dat het niet meer in de handel was.

Om de paar uur probeerde ik Jake te bereiken. Zijn mobiel stond uit. Om één uur hield ik op met berichten inspreken en probeerde ik zijn hotel. Hij had uitgecheckt.

Ryans surveillance eindigde met drie arrestaties en de inbeslagname van een vrachtwagen vol sigaretten. Hij kwam om zes uur, met donkere kringen om zijn ogen en zijn haar nog nat van de douche. Ik dronk een glas Perrier, Ryan een Moosehead en daarna liepen we naar Katsura op de rue de la Montagne.

In het centrum was het rustig. Voor de Concordia Universiteit liepen wat studenten rond. Op de rue Crescent gingen een paar feestgangers uit hun dak.

Een zondag is altijd iets speciaals.

Of misschien lag het aan de temperatuur. In de afgelopen nacht had de natte sneeuw van zaterdag plaatsgemaakt voor een heldere hemel en ijzige kou.

Tijdens een sushimaaltijd lichtte ik Ryan in over Morissonneaus skelet en ik eindigde met mijn conclusie dat de botten van een blanke man waren die ten tijde van zijn overlijden tussen de veertig en zestig was geweest.

‘Dus mijn geschatte leeftijd betekent dat we de man van in de zeventig uit Grot 2001 kunnen uitsluiten, net als de drieëndertigjarige Jezus uit de bijbel en Donovan Joyce’ tachtigjarige Jezus.’

‘Maar je bent er zeker van dat op Kesslers foto het afzonderlijke skelet uit Grot 2001 staat, en dat dat tevens het skelet is dat Lerner uit het Musée de l’Homme heeft gestolen en aan Ferris heeft gegeven, die het weer aan Morissonneau heeft gegeven?’

‘Jake is er zeker van. Hij heeft met iemand gepraat die als vrijwilliger heeft meegeholpen bij de opgravingen van Grot 2001. Maar ik kan geen uniek kenmerk vinden om het skelet van Morissonneau eenduidig aan dat op Kesslers foto te koppelen. En er is iets geks aan de hand met een van de kiezen.’

Ik vertelde Ryan over de vreemde molaar.

‘Dus jij vermoedt dat het niet hetzelfde skelet is?’

‘Of het is wel hetzelfde skelet, maar is de kies geplaatst nadat de foto was genomen.’

‘Iemand vond de ontbrekende kies van de man tijdens de opgraving en heeft hem weer in het gat gedrukt?’

‘Het zou kunnen.’

‘Je klinkt niet erg overtuigd.’

‘Ik vond dat de knobbels er minder afgesleten uitzagen.’

‘Je bedoelt dat de kies van iemand anders geweest kan zijn, iemand die jonger was.’

‘Ja.’

‘En wat wil dat zeggen?’

‘Ik weet het niet. Misschien gewoon een vergissing. Yadin werkte met vrijwilligers. Wie weet heeft een van hen de molaar geplaatst, met het idee dat die daar hoorde.’

‘Ga je nog langs bij Bergeron?’

‘Maandag.’

Ryan vertelde me over zijn aanwijzing in de Ferris-zaak.

‘Toen ik de naam Kessler controleerde, kreeg ik niet veel terug.’

‘Een gebrek aan joodse criminelen?’

‘Meyer Lansky,’ zei Ryan.

‘Ik neem mijn woorden terug,’ zei ik.

‘Bugsy Siegel.’

‘Tweemaal.’

‘David Berkowiz.’

‘Driewerf.’

‘Elegant,’ zei Ryan.

‘Net Shakespeare,’ stemde ik in.

‘Toen ik wat verder zocht, kwam er wel een kerel naar voren die Hershel Kaplan heet.’

Ik stond met mijn mond vol tanden. Wat volgde op driewerf? Vierwerf?

‘Kaplan is een kleine oplichter. Hij is een paar keer gepakt voor witteboordengedoe. Creditcardfraude. Vervalsen van cheques. Hij gebruikt ook de namen Hershel Cantor en Harry Kester.’

‘Laat me raden. Kessler is ook een schuilnaam van Kaplan.’

‘Hirsch Kessler.’ Ryan haalde een fotokopie uit zijn achterzak. ‘Is dat jouw man?’

Ik bestudeerde de foto. Bril. Donker haar. De man was gladgeschoren.

‘Zou kunnen.’ Leken ze allemaal op elkaar? Ik voelde me een sukkel.

Ik deed mijn ogen dicht en haalde me Kessler voor de geest.

Ik deed mijn ogen weer open en keek naar de politiefoto.

Er ging in mijn onderbewustzijn een belletje rinkelen. Maar waarom?

De lange hals. De hangende oogleden. Een woord toen Kessler me aanklampte buiten de familiekamer. Schildpad. Dat was ik vergeten. Nu schoot hetzelfde woord me te binnen.

‘Kessler had een baard, maar ik geloof dat dit dezelfde man is.’ Ik gaf het papier terug. ‘Sorry. Dat is het beste wat ik ervan kan maken.’

‘Het is een begin.’

‘Waar is Kessler nu? Kaplan?’

‘Dat ben ik aan het uitzoeken.’

Weer thuis praatte Ryan met Charlie terwijl ik een douche nam. Ik stond naakt bij mijn commode toen hij de slaapkamer binnenkwam.

‘Beweeg je niet.’

Ik draaide me om met een kanten babydoll in mijn ene hand en een satijnen nachtpon in de andere.

‘Ik moet u vragen wat u aan het doen bent, mevrouw.’

‘Bent u soms agent?’

‘Daarom stel ik de moeilijke vragen.’

Ik hield het nachtgoed omhoog en trok vragend mijn wenkbrauwen op.

‘Leg die nachthemdjes neer en stap bij de commode vandaan.’

Dat deed ik.

In het lab was het een gekkenhuis, gebruikelijk voor een maandagochtend. Vier doden bij een brand in een woonhuis. Een schietpartij. Een verhanging. Twee steekpartijen. Een wiegendood.

Maar één zaak voor mij.

In de wasbak in een kelder van een appartementencomplex in Côte Saint-Luc waren voorwerpen gevonden. De politie vermoedde dat het de schedelbotten waren van een baby of een peuter.

Na de ochtendvergadering vroeg ik of LaManche met me mee wilde gaan naar mijn lab. Ik liet hem het skelet van Morissonneau zien, lichtte hem in omtrent de geschiedenis en mogelijke herkomst ervan en legde uit hoe het in mijn bezit was gekomen.

Zoals verwacht gaf LaManche het stoffelijk overschot een lsjml-nummer en zei dat ik het als een gewone lijkschouwzaak moest behandelen. De uiteindelijke oplossing was aan mij. Als ik verklaarde dat de botten oud waren, dan stond het me vrij de botten over te dragen aan de juiste archeologen.

Nadat LaManche weg was, vroeg ik mijn labtechnicus, Denis, om röntgenfoto’s te maken van het gebit van het skelet. Toen ging ik aan de slag met de baby.

Ik moest toegeven dat het specimen op twee heel jonge en incomplete pariëtale botten leek. De holronde oppervlakten lieten de bloedvatpatronen zien die waren ontstaan door een dichte ligging tegen de buitenkant van de hersenen.

Schoonmaken loste de zaak op.

De ‘botten’ waren fragmenten van kokosnootbast. De vaatachtige structuur was het gevolg van de inwerking van water op aangekoekte modder.

Toen ik mijn rapport had ingeleverd bij het kantoor van de secretaresse, overhandigde Denis me een kleine bruine envelop. Ik schudde de inhoud uit op mijn lichtbox.

Eén blik sterkte me in mijn vermoeden dat de eerste molaar later in de kaak van het skelet was geplaatst. En niet echt bekwaam. Op de röntgenfoto kon ik zien dat de hoek van de kies niet helemaal goed was en dat de wortels niet precies in hun holtes vielen.

En er was nog iets.

Als een kies ouder wordt, slijten de knobbels af. Goed, ik had het verschil in slijtage gezien. Maar ook andere kenmerken veranderen in de loop van de tijd. Hoe ouder een tand, hoe meer secundair tandbeen in de tandholte en het wortelkanaal.

Ik ben geen tandarts, maar de eerste rechtermolaar zag eruit alsof hij minder ondoordringbaar was voor röntgenstralen dan de andere.

Ik belde Marc Bergeron. Zijn receptioniste zette me in de wacht. Ik luisterde naar duizend strijkers die iets speelden wat op ‘Sweet Caroline’ leek. In gedachten zag ik een patiënt achteroverliggen met zijn mond open en buisjes die zijn mond uitzogen. Ik was blij dat ik het niet was.

Marc nam op tijdens een ongelooflijk saaie uitvoering van ‘Uptown Girl’. Hij had die middag nog een gaatje voor me.

Jake belde toen ik de schedel aan het inpakken was.

‘Heb je mijn berichten gekregen?’ vroeg ik.

‘Ik heb zaterdag uitgecheckt en heb toen de middagvlucht naar Tel Aviv genomen.’

‘Ben je nu in Israël?’

‘Jeruzalem. Wat is er aan de hand?’

Ik vertelde hem over de inconsistentie tussen het skelet op de foto en het skelet in mijn lab en beschreef de kennelijk afwijkende molaar.

‘Wat wil dat zeggen?’

‘Ik heb vanmiddag een afspraak met onze odontoloog.’

Er volgde een bijzonder lange stilte. Toen klonk er: ‘Ik wil dat je die molaar trekt, samen met nog een of twee andere.’

‘Waarom?’

‘Voor dna-onderzoek. Ik wil ook dat je stukjes uit het dijbeen snijdt. Is dat een probleem?’

‘Als Ferris en Lerner gelijk hebben, zijn deze botten bijna tweeduizend jaar oud.’

‘Je kunt toch mitochondrisch dna uit oude botten halen?’

‘Het kan. Maar wat dan? Forensische analyse is gebaseerd op vergelijkingen, of met het eigen dna van het slachtoffer, of met dat van een familielid. Stel dat er MT-dna kán worden verkregen en geamplificeerd, waar wil je het dan mee vergelijken?’

Er volgde een langdurige stilte à la Jake. Toen: ‘Er worden elke dag nieuwe vondsten gedaan. Je weet nooit wat er te voorschijn zal komen, of wat over een poos relevant voor je zal zijn. Bovendien heb ik subsidiegeld dat speciaal is bedoeld voor dit soort zaken. Hoe zit het met ras?’

‘Hoe zit wat daarmee?’

‘Was er kortgeleden geen zaak waarbij de profilers zeiden dat de dader blank was en een of ander laboratorium terecht stelde dat de man zwart was?’

‘Jij hebt het over de zaak van Derrick Todd Lee in Baton Rouge. Voor die test heb je kern-dna nodig.’

‘Kan er geen kern-dna worden verkregen uit oude botten?’

‘Sommigen beweren dat ze erin zijn geslaagd. Er wordt steeds meer onderzoek gedaan naar O-dna.’

‘O-dna?’

‘Oud dna. Mensen in Cambridge en Oxford werken eraan om kern-dna uit archeologisch materiaal te halen. Hier in Canada is een instituut dat het Paleo-dna Laboratorium heet, in Thunder Bay.’

Ik herinnerde me een recent artikel in de American Journal of Human Genetics.

‘Een Frans instituut heeft geschreven over kern- en mitochondrisch-dna van skeletten die waren opgegraven uit een tweeduizend jaar oude necropolis in Mongolië. Maar Jake, zelfs al kun je kern-dna krijgen, dan nog blijft het maken van een rasprofiel lastig.’

‘Hoe lastig?’

‘Er is een bedrijf in Florida dat een test aanbiedt die genetische markers vertaalt in een voorspelling van waarschijnlijke raciale mengeling. Ze beweren dat ze het percentage kunnen voorspellen van waarschijnlijke Indo-europese, Amerikaans-Indiaanse, Oost-Aziatische en sub-Sahara-Afrikaanse afstamming.’

‘Is dat alles?’

‘Voorlopig wel.’

‘Daar heb je weinig aan bij de botten van een Palestijn uit de Oudheid.’

‘Inderdaad,’ stemde ik in.

Ik luisterde weer naar een van Jakes stiltes.

‘Maar mito- of kern-dna kan aantonen of die vreemde molaar van iemand anders is geweest.’

‘Het blijft een gok.’

‘Maar het zou kunnen.’

‘Het zou kunnen,’ gaf ik toe.

‘Wie doet die tests?’

Ik vertelde het hem.

‘Ga naar je tandarts en luister naar wat hij te zeggen heeft over die rare kies. Neem daarna monsters. En snijd genoeg bot af voor een koolstofdatering.’

‘Daar zal de lijkschouwer de rekening niet voor betalen,’ zei ik.

‘Ik gebruik er mijn subsidie wel voor.’

Ik ritste net mijn parka dicht toen Ryan binnenkwam.

Wat hij me vertelde liet mijn vermoedens een draai van honderdtachtig graden maken.