18
Naar een oorlogsgebied vliegen heeft een voordeel: er is geen gebrek aan vrije vliegtuigstoelen.
Terwijl ik bij Air Canada boekte, verpakte Denis Masada-Max en deed hem in een hockeytas. Daarna racete ik naar huis om een oppas voor kat en kaketoe te regelen. Winston, de conciërge van mijn pand, stemde erin toe. Daar zou ik hem een fles Crown Royal voor verschuldigd zijn.
Ik pakte net mijn koffer in toen Ryan aanbelde. Haastig ritste ik hem dicht, viste een speelgoedmuis uit mijn zak, die ik naar Birdie gooide, en rende de deur uit.
Ik ken Ryan al jaren en heb verschillende keren met hem gereisd. Die man heeft heel wat goede eigenschappen, maar daar hoort geduld op vliegvelden niet bij.
We namen de pendeldienst van zeven uur ’s avonds naar Toronto. Onderweg mopperde Ryan aan één stuk door over vroegtijdig vertrekken en lange tussenstops.
Hij had zich geen zorgen hoeven maken. Onze AC-vlucht naar Tel Aviv werd verzorgd door El Al en de beveiliging was nog strenger dan bij Los Alamos in de jaren veertig. Toen we eindelijk hadden uitgelegd, en opnieuw hadden uitgelegd, wat er in mijn handbagage zat en wat er in de bijbehorende documenten stond, voorbij de slipje-voor-slipje bagagecontrole waren en onze levensloop en toekomstdromen hadden besproken in de persoonlijke ondervragingssessie, was het al na tienen.
Ryan maakte gebruik van de paar minuten die over waren om zoete broodjes te bakken bij de grondstewardess. Met veel gegiechel gaf de aardige dame ons plaatsen in de eerste klas.
We gingen op tijd aan boord. We vertrokken op tijd. Het was een luchtvaartwonder.
Op kruishoogte nam Ryan zijn tweede glas champagne aan en werd er over en weer geglimlacht, waarbij veel tanden te zien waren.
Ik heb een vast patroon op lange internationale vluchten.
Fase één: ik drink de jus en lees tot het avondeten.
Fase twee: ik eet wat. Ik heb Airplane gezien en herinner me de bedorven vis.
Fase drie: ik doe de niet storen-sticker op mijn stoel, klap hem naar achteren en bekijk net zo veel films als nodig zijn om in slaap te vallen.
Ik volgde mijn vaste patroon en begon met de gids voor het Heilige Land die Winston me had gegeven. Vraag me niet waarom, voorzover ik weet is de man Québec nooit uit geweest.
Ryan las Dubliners van James Joyce en at alles wat hem werd voorgezet. Hij snurkte al bij de openingscredits van zijn eerste film.
Ik hield het vol tot na Pirates of the Carribean, Shrek en de bloembakscène in Arsenic and Old Lace. Ergens rond de dageraad doezelde ik weg, maar mijn hersens kwamen geen moment helemaal tot rust.
Dat dacht ik tenminste.
Toen ik mijn ogen opendeed, haalde een stewardess net Ryans etensblad weg.
Ik deed mijn stoel weer omhoog.
‘Heb je lekker geslapen, liefje?’
Ryan probeerde wat haar van mijn wang te strijken. Dat zat vastgekleefd. Ik verbrak de speekselplak en streek mijn haar met twee handen achter mijn oren.
‘Koffie?’ Ryan streek mijn pony glad, die de bagagerekken probeerde aan te raken.
Ik knikte.
Ryan gebaarde met zijn mok naar de stewardess en wees op mij. Ik klapte mijn tafeltje uit. Daar verscheen koffie op.
‘Dank je, Audrey.’
Audrey?
‘Graag gedaan, rechercheur.’ Vergeleken bij Audreys glimlach van nu stelde die van gisteravond niets voor.
De beveiliging op Ben-Goerion was lang niet zo streng als die op Pearson was geweest. Misschien kwam het door Ryans penning. Misschien door het gedetailleerde papierwerk van de lijkschouwer. Misschien was het de wetenschap dat als we stikstof in onze föhns hadden gehad, het nu wel gevonden zou zijn.
Toen we door de douane waren, zag ik links voor ons een man tegen een muur leunen. Hij had slordig haar en hij droeg een geruite trui, een spijkerbroek en gympen. De man was net een dubbelganger van Gilligan, op zijn borstelige wenkbrauwen en iets te hoge leeftijd na.
Gilligan bekeek onze voortgang.
Ik stootte Ryan aan.
‘Ik zie hem.’ Ryan vertraagde zijn pas niet.
‘Die kerel lijkt precies op Gilligan.’
Ryan keek me aan.
‘Van Gilligan’s Island.’
‘Ik had een bloedhekel aan Gilligan’s Island.’
‘Maar je kent het personage.’
‘Behalve Ginger,’ verbeterde Ryan zich. ‘Ginger had talent.’
Gilligan duwde zich van de muur af, liet zijn handen zakken en zette zijn voeten wat uit elkaar, zonder ook maar te proberen zijn belangstelling voor ons te verhullen.
Toen we op een paar meter afstand van hem waren, kwam Gilligan in actie.
‘Sjalom.’ De stem klonk dieper dan je zou verwachten van een man van Gilligans lengte.
‘Sjalom,’ zei Ryan.
‘Rechercheur Ryan?’
‘Wie wil dat weten?’
Tra Friedman.’
Friedman stak zijn hand uit en Ryan schudde hem.
‘Welkom in Israël.’
Ryan stelde mij voor. Ik gaf Friedman een hand. Zijn greep was krachtiger dan je zou verwachten van een man van Gilligans lengte.
Friedman nam ons mee naar buiten, waar een witte Ford Escort fout geparkeerd stond in een taxizone. Ryan zette de bagage in de kofferbak, opende het voorportier en bood mij de passagiersstoel aan.
Ryan is een meter vijfentachtig. Ik ben een meter drieënzestig. Ik koos voor de achterbank.
Ik schoof papieren aan de kant, een of andere handleiding, samengedrukte etenspapiertjes, laarzen, een motorhelm, een honkbalpet en een nylon jack. In de gleuf lagen frietjes. Die liet ik liggen.
‘Sorry voor de rommel,’ zei Friedman.
‘Maakt niks uit.’ Ik veegde de kruimels van de bekleding en kroop naar binnen. Ondertussen vroeg ik me af of het dom was geweest dat ik Jakes aanbod had afgeslagen om me van het vliegveld af te halen.
Onderweg bracht Friedman Ryan op de hoogte van het laatste nieuws.
‘Iemand die hoog in jouw voedselketen staat heeft contact opgenomen met een van onze Buitenlandse Zaken-jongens, die een van onze hogere politievertegenwoordigers voor de VS en Canada heeft ingeschakeld. Kennelijk kent jouw man onze man van het consulaat in New York.’
‘Een persoonlijke toets kan heel handig zijn.’
Zijdelings keek Friedman hem aan, duidelijk onbekend met Ryans gevoel voor humor. ‘Onze man in New York stuurde een formulier naar de afdeling Internationale Relaties op het hoofdkwartier hier in Jeruzalem. De air kaatste het verzoek door aan Ernstige Delicten. Ik heb het opgevangen.’
Friedman reed Snelweg 1 op.
‘Meestal lopen dit soort verzoeken op niks uit. We hebben jouw verdachte niks te vragen en we weten niks over de misdaad. Dat wil zeggen, gesteld dat we hem ooit zouden vinden. Als een toerist eenmaal in het land is, is hij vrijwel onzichtbaar. Als we hem zouden vinden, zou hij wettelijk gezien mogen weigeren ons te woord te staan.’
‘Maar Kaplan was zo vriendelijk om een ketting te jatten,’ zei Ryan.
‘Een Herodiaanse sjekel aan een gouden ketting.’ Friedman snoof minachtend. ‘Sukkel. Het ding was niet eens echt.’
‘Hoe lang kun je hem nog vasthouden?’
‘Verentwintig uur, en die zijn al voorbij. Ik kan het trekken tot achtenveertig uur als ik met een goed verhaal kom. Daarna moeten we hem ergens van beschuldigen of hem vrijlaten.’
‘Gaat de winkelier een aanklacht indienen?’
Friedman haalde zijn schouders op. ‘Wie weet? De man heeft zijn munt terug. Maar als Kaplan vrijuit gaat, zal ik hem heel kort houden.’
Af en toe keek Friedman in de achteruitkijkspiegel. Dan ontmoetten onze ogen elkaar en glimlachten we allebei.
Tussen de rondjes collegialiteit in probeerde ik de omgeving te bekijken. In Winstons boek had ik gelezen dat de route van Tel Aviv naar Jeruzalem ons van de kustvlakte door de Sjefela of de laaglanden naar de heuvels van Judea voerde en dan de bergen in.
Het was avond. Ik kon niet veel zien.
We namen bocht na bocht tot de lichten van Jeruzalem ineens voor ons lagen te twinkelen. Een maan in de vorm van een vanillewaaiertje viel net over de Tempelberg en gaf de Oude Stad een amberkleurige gloed.
Ik heb een paar dingen gezien die een fysieke reactie veroorzaakten. De vulkaan de Haleakala bij zonsopgang. De Taj Mahal bij zonsondergang. De Masai Mara tijdens de trek van de gnoes.
Het maanverlichte Jeruzalem deed mijn adem stokken. Friedman merkte het en onze blikken ontmoetten elkaar weer.
‘Prachtig, hè?’
Ik knikte in de duisternis.
‘Ik woon hier al vijftien jaar. Ik krijg er nog altijd kippenvel van.’
Ik luisterde niet. In gedachten zag ik allerlei beelden voor me. Zelfmoordterroristen. Kerststukken. Nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever. Catechismus in mijn oude parochiekerk. Journaalbeelden van boze jongemannen.
Israël is een land waar de schoonheid van het verleden dagelijks botst met de bittere realiteit van het heden. Terwijl we door de nacht reden kon ik mijn blik niet afwenden van de oude nederzetting die voor eeuwig en altijd het middelpunt van dat alles vormde.
Een kwartier nadat we Jeruzalem voor het eerst hadden gezien, waren we in de stad. Langs de stoepen stonden auto’s waarvan de bumpers elkaar leken te besnuffelen als honden in een bevroren hondenparade. De straten waren propvol met voertuigen. Op de trottoirs stikte het van de mensen, vrouwen met een hijab of een volledige burka, mannen met zwarte hoeden, tieners in Levi’s 501.
Net Québec met zijn botsing van religie, taal en cultuur, dacht ik. Frans en Engels. De twee eenzamen. In Jeruzalem waren dat er zelfs drie. Moslim naast christen naast jood, allemaal afzonderlijk.
Ik draaide mijn raampje omlaag.
De lucht was vol van geuren. Beton. Uitlaatgassen. Vleugen van bloemen, kruiden, vuilnis, braadvet.
Ik luisterde naar het bekende lawaai dat bij avonden in de stad hoorde. Claxons. Verkeersgeraas op een viaduct. Het geluid van een piano dat ontsnapt via een open deur. Het was de melodie van duizenden stedelijke centra.
Ryan had een kamer voor ons geboekt in het American Colony, een Turks aandoend herenhuis dat verbouwd was tot hotel in Oost-Jeruzalem. Zijn gedachtegang: Arabische sector, geen bommen.
Friedman reed van de Nablus-weg een ronde oprijlaan op, die werd omzoomd door bloemen en palmen. Hij reed langs een kleine antiekwinkel, maakte een lus en kwam tot stilstand onder een met klimop begroeid portiek.
Hij stapte uit en haalde onze koffers uit de auto.
‘Honger?’
Twee knikjes.
‘Je kunt me in de bar vinden.’ Friedman gooide de achterbak dicht. ‘Op de begane grond.’
Ryan had een goede keuze gemaakt. Het American Colony stond voor antieke meubels, kroonluchters, muurtapijten en gehamerd brons. De vloeren waren van geboend steen. De ramen en deuren hadden bogen en het grondplan was gesitueerd rond een met bloemen gevulde binnenplaats.
Alleen de pasja zelf ontbrak.
We werden verwacht en het inchecken was zo gebeurd.
Terwijl Ryan een paar vragen stelde, las ik de namen die op kleine gegraveerde marmeren plaquettes aan de muur hingen. Saul Bellow. John Steinbeck. Jimmy Carter. Winston Churchill. Jane Fonda. Giorgio Armani.
Mijn kamer was alles wat de receptie had beloofd. Een kleerkast met een spiegel. Een kunstig bewerkt houten bureau. Perzisch tapijt. De badkamer glansde door de vergulde spiegels en zwartwitte betegeling.
Ik wilde een douche nemen en in het hemelbed kruipen. In plaats daarvan poetste ik mijn tanden, kamde mijn haar, verkleedde me en haastte me naar beneden.
Ryan en Friedman zaten al aan een laag tafeltje in een van de nissen. Ze hadden allebei een flesje Taybeh-pils.
Friedman wenkte een kelner.
Ik bestelde een Perrier en een Arabische salade. Ryan koos de spaghetti.
‘Dit is een prachtig hotel,’ zei ik.
‘Het huis is rond 1860 gebouwd door een of andere steenrijke Arabier. Ik ben zijn naam even kwijt. Kamer 1 was van hem. De andere kamers beneden waren de zomerverblijven van zijn vrouwen. In de winter verhuisden de dames een etage naar boven. De man wilde dolgraag een zoon, maar niemand bewees hem die dienst, dus trouwde hij voor de vierde keer en bouwde er nog twee kamers bij. Ook de nieuwe bruid stelde hem teleur, dus ging hij dood.’
Friedman nam een slok pils.
‘In 1873 stuurde een stinkend rijke advocaat uit Chicago, Horatio Spafford, zijn vrouw en vier dochters naar Europa voor een vakantie. Het schip zonk en alleen de moeder overleefde het.’
Nog een slok.
‘Een paar jaar later hadden ze nog een paar dochters gekregen. Toen verloren de Spaffords een zoon. Ze waren ontzettend gelovig, leden van een of andere kerkelijke organisatie, dus besloten ze troost te zoeken in het Heilige Land. In 1881 kwamen ze hier en vestigden ze zich met vrienden in de Oude Stad. De groep werd bekend onder de naam American Colony en kreeg een grote reputatie door het helpen van de armen.
Om een lang verhaal kort te maken: anderen sloten zich bij hen aan en de groep werd te groot voor de behuizing. De Spaffords huurden dit gebouw, dat ze later kochten. Heb je wel eens van Peter Ustinov gehoord?’
Ryan en ik knikten.
‘In 1902 begon Peters opa hier bezoekers heen te sturen vanuit zijn hotel in Jaffa. Het werd het American Colony Hostel en later Hotel. Het gebouw heeft vier oorlogen en vier regimes overleefd.’
‘De Turken, de Britten, de Jordaniërs en de Israëli’s,’ raadde ik. ‘Inderdaad. Maar jullie zijn hier niet voor een geschiedenisles. Waarom is die ellendeling Kaplan zo gezocht in Canada?’ Ryan lichtte Friedman in over de zaak-Ferris. ‘Grote sprong van vervalste papieren naar moord,’ zei Friedman.
‘Een reuzensprong,’ beaamde Ryan. ‘Maar de weduwe heeft een verleden met Kaplan.’
‘Dat ze heeft verzwegen,’ zei Friedman. ‘Klopt,’ zei Ryan.
‘En Kaplan is het land uit gevlucht.’
‘Ja.’
‘De weduwe zal vier miljoen ontvangen,’ zei Friedman.
‘Precies.’
‘Vier miljoen is een flinke motivatie.’
‘Jou ontgaat ook niks,’ zei Ryan.
‘Dus je wilt meneer Kaplan graag spreken?’
‘Zo vlug mogelijk als hem uitkomt.’
‘Morgenochtend vroeg?’
‘Nee, laat hem eerst zijn tanden maar poetsen.’ Friedman wendde zich tot mij. ‘Ik weet zeker dat het aan mij ligt, maar ik heb je connectie met de zaak niet goed begrepen.’
Ik legde uit hoe ik de foto van Kaplan had gekregen en het skelet van Morissonneau, en ik vertelde ook over mijn telefoontje met het ida.
‘Met wie heb je gesproken?’
‘Met Tovya Blotnik en Ruth Anne Bloom.’
‘Is Bloom de bottendame?’
Ik onderdrukte een glimlach. Zo was ik ook genoemd.
‘Ja.’
‘Hebben ze iets over die bottenkist gezegd?’ vroeg Friedman.
‘Het ossuarium van Jakobus?’
Friedman knikte.
‘Daar zei Blotnik iets over. Hoezo?’
Friedman negeerde mijn vraag. ‘Heeft die Drum je aangeraden om je hier een beetje gedeisd te houden?’
‘Jake heeft me aangeraden met niemand in Israël contact op te nemen voor ik met hem heb gesproken.’
Friedman dronk zijn pils op. Toen hij weer wat zei, klonk zijn stem effen, alsof hij zijn echte gedachten hierover voor zichzelf wilde houden.
‘Je vriend heeft je verstandig advies gegeven.’
Verstandig. Maar, zoals zou blijken, nutteloos.