114
Martha sprong op de voorbank van de ‘grote gouden slee’. Ik maakte mijn gordel vast en draaide het sleuteltje om. De auto startte bij de tweede poging en ik keerde de aristocratische neus van de Bonneville in de richting van het centrum.
Ik wilde naar de delicatessenwinkel in Main Street, maar toen ik een tijdje door de straatjes van Cats wijk reed, werd ik me bewust van een blauwe Taurus in mijn achteruitkijkspiegeltje. Ik kreeg het idee dat hij met opzet een eind achter me bleef rijden, maar me wel probeerde bij te houden.
Dat enge gevoel dat ik in de gaten werd gehouden, kroop weer langs mijn ruggengraat.
Werd ik gevolgd?
Of was ik zo van slag, dat ik mezelf gewoon bleef zien als een poppetje in een schiettent?
Ik reed via Magnolia over de snelweg en sloeg Main Street in, waar ik langs alle winkeltjes zoefde: de Music Hut, de Moon News, de Feed en Fuel. Ik wilde mezelf ervan overtuigen dat ik me aanstelde, maar verdomme, als ik die Taurus even kwijt was, zat hij bij de volgende bocht weer achter me.
‘Hou je vast. We gaan een ritje maken,’ zei ik tegen Martha, die breed tegen de wind in zat te glimlachen.
Bijna aan het einde van Main Street sloeg ik rechts af naar Route 92, de navelstreng tussen Half Moon Bay en de rest van Californië.
Er werd hard gereden op deze bochtige tweebaansweg en ik dook in een rij auto’s die bumper aan bumper reden met een snelheid van negentig kilometer. De doorgetrokken dubbele streep ging maar door - een stuk verboden in te halen van tien kilometer lang waar de 92 tussen de stuwmeren door liep en aansloot op de snelweg.
Ik reed verder en was me vaag bewust van de helling met miezerige boompjes en dicht struikgewas links en de bijna zeven meter diepe afgrond rechts van me. Drie auto’s achter me hield de blauwe Taurus me in het oog.
Ik was niet gek. Ik werd gevolgd.
Wilde iemand me bang maken?
Of zat de schutter in die auto het moment af te wachten dat hij me goed in het vizier had?
Aan het einde van de 92 kruiste de weg Skyline Boulevard en op de rechterhoek aan mijn kant was een met grind bestrooide parkeerplaats met vijf picknicktafels.
Ik gaf geen richting aan, maar trok gewoon mijn stuur naar rechts. Ik wilde de weg af om die Taurus te laten passeren, zodat ik zijn gezicht kon zien, zijn kenteken kon opschrijven. Hem kon afschudden.
Maar de Bonneville was geen Explorer. Hij kreeg geen greep op het wegdek en begon te slingeren op het grind, zodat ik de 92 weer op schoot, over de doorgetrokken dubbele streep, het tegemoetkomende verkeer in.
De Taurus moet me zijn gepasseerd, maar ik heb hem niet gezien.
Ik hing met mijn hele gewicht aan het stuur van mijn slippende auto toen de lampjes op het dashboard opeens uitgingen.
Mijn stuur- en rembekrachtiging vielen weg, de dynamo deed niets meer, de motor begon te koken en ik slipte midden op de weg.
Ik trapte pompend op de rem en een zwarte pick-up week uit om te voorkomen dat hij zich in mijn zijkant boorde. De bestuurder toe-terde en schreeuwde een paar lelijke dingen uit zijn raampje, maar ik was zo blij dat hij me niet had aangereden, dat ik hem wel kon zoenen.
Tegen de tijd dat ik slippend op de weg tot stilstand kwam, hing er een stofwolk om me heen en kon ik niet verder kijken dan de voorruit.
Ik stapte uit de Bonneville en leunde ertegenaan. Mijn benen waren slap en mijn handen trilden.
Voorlopig zat de achtervolging erop.
Maar ik wist dat het nog niet afgelopen was.
Iemand had het op me gemunt en ik had geen idee wie het was en waarom.