26
Toen Falk terugliep van de Raco’s voelde hij een dringende behoefte om zichzelf te reinigen. Het verleden zat aan hem vastgekoekt als een laag vuil. Het was een lange dag geweest en de avond voelde later aan dan het was. Het was nog druk in de bar toen hij erlangs glipte en de trap op ging.
Onder de douche droeg zijn lichaam de sporen van de Kiewarra-zon. De huid van zijn onderarmen, zijn nek, de V van zijn kraag. Wat eerst bleek was geweest, was nu een bozig rood.
De eerste kloppen op de deur waren bijna onhoorbaar door het stromende water. Falk draaide de kranen dicht en stond daar naakt, en luisterde. Er klonk nog een reeks bonzen, deze keer harder.
‘Falk! Snel!’ De gesmoorde stem ging vergezeld van nog een roffel. ‘Ben je daar?’
Hij pakte een handdoek en gleed bijna uit op de natte vloer. Hij zwaaide de deur open en zag een hijgende McMurdo staan met een vuist in de aanslag om nog een keer te bonzen.
‘Beneden.’ De barman was buiten adem. ‘Schiet op.’ En daar ging hij weer, met twee treden tegelijk de trap af. Falk trok zonder de moeite te nemen zich af te drogen een korte broek, een T-shirt en sneakers aan, en sloeg de deur achter zich dicht.
Het was een totale chaos in de bar. Stoelen waren omvergegooid en er glinsterde gebroken glas op de grond. Iemand zat ineengedoken in een hoek, met zijn handen over zijn neus die onder het bloed zat. McMurdo zat op zijn knieën en probeerde de twee mannen die op de vloer lagen te knokken uit elkaar te trekken. De drinkers die er in een halve kring omheen stonden, lieten langzaam hun grijns varen en deden een stap achteruit toen Falk met twee grote stappen in het midden van de ruimte kwam.
De abrupte afname van het lawaai leidde de twee mannen op de vloer af en McMurdo wist er een arm tussen te krijgen. Hij trok ze uit elkaar en ze eindigden ieder liggend en zwaar hijgend als lappenpoppen in een hoek.
Jamie Sullivans oog begon al op te zwellen, het vervormde tot een bolvorm. Zijn onderlip was kapot en hij had krassen op zijn wang.
Tegenover hem zat Grant Dow, die eerst grijnsde en daarna kreunde toen hij zachtjes aan zijn kaak voelde. Hij leek er het best vanaf te zijn gekomen, en dat wist hij.
‘Juist. Jullie twee.’ Falk wees twee van de minst beschonken toeschouwers aan. ‘Ga met Sullivan naar het toilet en help hem het bloed van zijn gezicht te wassen. Breng hem daarna weer hier. Begrepen?’
Ze hielpen Sullivan op de been. Falk wendde zich tot Dow.
‘Jij. Ga daar zitten en wacht en – nee. Hou je mond. Het is beslist in je eigen belang dat je voor de verandering eens je waffel houdt. Begrepen?’
Falk richtte zich tot McMurdo. ‘Een schone doek graag en water voor iedereen. In plastic bekers.’
Falk ging met de doek naar de man die dubbelgevouwen in de hoek zat en zijn neus vasthield. ‘Ga rechtop zitten, vriend,’ zei Falk. ‘Goed zo. Hier, pak aan.’
De man rechtte zijn rug en haalde zijn handen weg. Falk knipperde met zijn ogen toen Scott Whitlams bebloede gezicht zichtbaar werd.
‘Jezus, hoe ben jij hierin verzeild geraakt?’
Whitlam probeerde zijn schouders op te halen en kreunde.
‘Vekeewe plaas, Vekeewe tij,’ zei hij en hij drukte de doek tegen zijn neus.
Falk draaide zich om en keek streng naar de toeschouwers.
‘Ik stel voor dat de rest van jullie zich nu zo snel mogelijk uit de voeten maakt,’ zei hij.
Raco drong zich naar binnen terwijl de ruimte leegstroomde. Hij droeg hetzelfde T-shirt dat hij aan tafel aan had gehad, maar zijn krullende haar zat aan één kant plat en zijn ogen waren rood.
‘McMurdo belde. Ik sliep. Hebben we een ambulance nodig? Ik heb dokter Leigh gevraagd paraat te zijn.’
Falk keek om zich heen. Sullivan kwam terug uit het toilet en keek met een bezorgde blik op toen hij de naam van de dokter hoorde. De twee anderen zaten voorovergebogen op hun stoel.
‘Nee, ik dacht het niet,’ zei hij. ‘Tenzij je bang bent dat die twee misschien hersendood zijn. Wat is het verhaal?’ Hij wendde zich tot McMurdo.
De barman rolde met zijn ogen. ‘Onze vriend Mr Dow lijkt te denken dat hij van de moord op de Hadlers wordt verdacht omdat Jamie Sullivan niet het lef heeft te bekennen. Hij vond dit een uitgelezen moment om hem aan te sporen dat wel te doen.’
Falk liep op Dow af. ‘Wat is er gebeurd?’
‘Misverstandje.’
Falk boog zich naar hem toe, zijn mond was vlak bij Dows oor. Hij rook de drank, die een paar lagen diep in zijn poriën zat.
‘Als je last van ons hebt, Grant, hoef je ons alleen maar een goede reden te geven voor waarom ze jouw naam had opgeschreven.’
Dow lachte bitter. Zijn adem stonk.
‘Dat klinkt wel heel boud, uit jouw mond. Je bedoelt eenzelfde goede reden als die jij nooit gaf voor het briefje dat Ellie achterliet? Nee.’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Ik zou je duizend redenen kunnen geven en je zou toch niet tevreden zijn. Dat ben je pas als je mij of mijn oom voor de dood van de Hadlers op hebt laten draaien.’
Falk trok zich terug. ‘Pas op. Ga zo door en je wordt formeel ondervraagd en vervolgd en dan zit je zwaar in de stront, begrepen?’ Falk hield zijn hand op.
‘Sleutels.’
Grant keek vol ongeloof op. ‘Vergeet het.’
‘Je kunt ze morgen ophalen op het politiebureau.’
‘Het is ruim vijf kilometer naar mijn huis,’ sputterde Grant tegen, terwijl hij ze in zijn hand wiegde.
‘Pech gehad. Geniet van de wandeling,’ zei Falk en hij plukte de sleutels uit Grants hand en stopte die in zijn zak. ‘En nu wegwezen.’
Hij richtte zijn aandacht nu op Sullivan en Whitlam, die onvakkundig werden verzorgd door Raco en McMurdo.
‘Kun je vertellen wat er is gebeurd, Jamie?’ vroeg Falk.
Sullivan keek met zijn ene goede oog strak naar de vloer.
‘Wat hij al zei. Misverstand.’
‘Ik bedoel niet vanavond.’
Er kwam geen antwoord. Falk liet de stilte langer worden.
‘Hoe verder je jezelf laat zinken, des te erger dit wordt.’
Niets.
‘Juist,’ zei Falk. Hij was klam, nat van de douche, en hij had er genoeg van. ‘Zorg dat je morgen om tien uur op het bureau bent. We moeten toch al met je praten. En ik waarschuw je, vriend, ik zou vannacht maar eens goed nadenken over waar je die middag was.’
Sullivans gezicht verschrompelde. Hij zag eruit alsof hij zou gaan huilen. Falk wisselde een blik met Raco.
‘Ik geef je een lift naar huis, Jamie,’ zei Raco. ‘Kom, we zetten je overeind.’
Sullivan liet zich de bar uit helpen. Hij keek niemand aan. Ten slotte richtte Falk zich tot Whitlam, die er achter zijn doek in de hoek beschaamd uitzag.
‘Het bloeden is gestelpt, geloof ik,’ zei Whitlam, en hij testte behoedzaam zijn neus.
‘Laat eens zien.’ Falk tuurde ernaar en probeerde zich zijn ehbo-cursus te herinneren. ‘Tja, als er niet binnenkort schoolfoto’s worden gemaakt, overleef je het wel.’
‘Bedankt.’
‘We hoeven jou niet ook morgen naar het bureau te laten komen, of wel?’
‘Ikke niet.’ Whitlam stak zijn handen in de lucht. ‘Ik ben slechts een onschuldige omstander. Ik kwam van het toilet en werd door die twee geramd. Ik zag ze niet eens aankomen. Ik verloor mijn evenwicht en sloeg met mijn gezicht tegen een stoel.’
‘Oké,’ zei Falk terwijl hij Whitlam overeind hielp. De man stond enigszins wankel op zijn benen. ‘Maar je kunt beter niet rijden, lijkt me.’
‘Ik ben op de fiets.’
‘Motor?’
‘Jezus, ik ben een onderwijzer. Met trappers.’
‘Juist. Kom mee.’
Het was krap, maar ze stopten de fiets in de kofferbak van Falks auto na het stuur wat te hebben gedraaid. Ze reden grotendeels zwijgend door de verlaten straten.
‘Hebben de beveiligingscamera’s nog wat opgeleverd?’ vroeg Whitlam ten slotte, kuchend toen hij door zijn neus probeerde te ademen.
‘We zijn er nog mee bezig,’ zei Falk. ‘Bedankt voor je hulp daarbij.’
‘Graag gedaan.’ Zijn gezwollen gezicht gaf een vervormd spiegelbeeld toen hij door het raampje naar de leegte staarde. ‘Ik hoop dat dit allemaal snel voorbij is. Het lijkt hier wel een nachtmerrie.’
‘Het wordt wel beter,’ loog Falk automatisch.
‘Denk je?’ zei Whitlam. Hij zat ineengezakt op zijn stoel en betastte voorzichtig zijn neus. ‘Ik weet het niet. Ik weet nog dat ik me druk maakte om gewone dingen. Voetbaluitslagen en reality-tv. Dat lijkt nu onvoorstelbaar. Nu zijn het de school en de gaten in de begroting, altijd op zoek naar geld. Kindjes die goddomme dood worden aangetroffen.’
Whitlam staarde uit het raampje tot ze stopten voor zijn huis. Op de veranda scheen een gastvrij licht. Er gleed opluchting over zijn gehavende trekken. Hij was thuis.
Falk voelde zich afgepeigerd en niet prettig in zijn plakkerige kleren en werd opeens getroffen door een hevig verlangen naar zijn eigen appartement.
‘Bedankt. Kom je even binnen om iets te drinken?’ vroeg Whitlam bij het uitstappen, maar Falk schudde zijn hoofd.
‘Een andere keer, graag. Het is mooi geweest voor vandaag.’
Falk maakte de kofferbak open, trok aan de fiets en draaide aan het stuur tot hij vrijkwam.
‘Sorry als het een bende is geworden,’ zei Whitlam en hij tuurde naar de bekleding in het donker.
‘Maak je geen zorgen. Red je het? Met je neus. En de rest.’
Whitlam zette zijn fiets goed. Deed een poging tot glimlachen. ‘Ja, ik overleef het wel. Sorry dat ik zo somber deed. Dat moet de werking van de paracetamol zijn.’
‘Het zal zo niet blijven. Je hebt gewoon pech dat je erbij betrokken bent geraakt.’
‘Dat is het. Beroerd, hè? Iedereen wordt meegezogen door zoiets als dit.’ Whitlams stem klonk zwaar. Falk wist niet zeker of het alleen door de neus kwam. ‘Het is bijna grappig. Ik sta hier medelijden met mezelf te hebben, maar dan denk ik aan die arme Billy. Over meegezogen worden gesproken. Wat er ook gebeurd mag zijn in dat huis – met Luke, de droogte, de boerderij – dat jongetje had er nooit in meegesleurd mogen worden.’
Aan het eind van de oprit ging de voordeur open en Sandra stond omlijst in de gloed. Ze zwaaide. Whitlam nam afscheid en Falk keek hoe hij met zijn fiets het pad op liep. Toen Falk weer in zijn auto stapte, piepte zijn telefoon één keer. Het was een sms van Raco. Falk las de woorden en gaf van vreugde een klap op het stuur.
Wil je weten wat Sullivan in het achterafstraatje deed? Bel me snel.