18
De boerderij van de Hadlers zag er anders uit toen Falk ervoor stopte. Het rafelige gele politielint was van de voordeur verwijderd. De gordijnen en luiken aan weerskanten ervan waren opzij getrokken en elk raam stond halfopen.
De ochtendzon was al fel en Falk greep naar zijn hoed toen hij uit de auto stapte. Hij nam de doos met Karens en Billy’s spulletjes onder zijn arm en liep het pad op. De voordeur was open. Binnen was de geur van bleekmiddel wat afgenomen.
Falk trof Barb huilend aan in de ouderslaapkamer. Ze zat op de rand van Luke en Karens tweepersoonsbed en had de inhoud van een la op het bleekgroene dekbed gekieperd. Tussen opgerolde sokken en gekreukelde boxershorts lagen losse muntjes en pennendoppen. Barbs tranen drupten over haar wangen op een gekleurd papiertje in haar schoot.
Ze schrok van Falks zachte klop en toen hij naar haar toe liep zag hij dat ze een zelfgemaakte vaderdagkaart vasthield. Ze veegde haar gezicht af aan haar mouw en wapperde met de kaart in Falks richting.
‘Geen geheim is bestand tegen een grondige opruimbeurt. Billy blijkt net zo slecht in spellen te zijn geweest als zijn vader.’
Ze probeerde te lachen maar haar stem brak. Falk voelde haar schouders schokken toen hij naast haar ging zitten en een arm om haar heen sloeg. Door de open ramen stroomde smoorhete lucht naar binnen en het was verstikkend warm in de kamer. Hij zei niets. Wat die ramen nu het huis uit lieten gaan, was belangijker dan alles wat erdoor binnen kon komen.
‘Gerry vroeg of ik langs wilde komen,’ zei Falk toen Barbs gesnik enigszins afnam. Ze snufte.
‘Ja, schat. Dat vertelde hij. Ik denk dat hij de grote schuur aan het uitruimen is.’
‘Zei hij waar het over ging?’ vroeg Falk, zich afvragend of Gerry het nodig had gevonden zijn vrouw in vertrouwen te nemen, als hij dat al ooit deed. Barb schudde haar hoofd.
‘Nee. Misschien wil hij je iets van Luke geven. Ik weet het niet. Deze opruimactie was toch al zijn idee. Hij zegt dat we het onder ogen moeten zien.’
Het zinnetje ging bijna verloren toen ze een paar sokken van Luke oppakte en opnieuw in tranen uitbarstte.
‘Ik heb geprobeerd iets te bedenken wat Charlotte leuk kan vinden. Ze is zo verdrietig.’ Barbs stem klonk gesmoord achter een papieren zakdoekje. ‘We kunnen niets doen wat haar helpt. Er is nu een oppas bij haar, maar Gerry had voorgesteld om haar mee te nemen, om te zien of haar vertrouwde omgeving haar zou kalmeren. Dat sta ik absoluut niet toe, heb ik tegen hem gezegd. Ik zet met haar geen stap in dit huis na wat er hier is gebeurd.’
Falk wreef over Barbs rug. Hij keek de kamer rond terwijl zij huilde. Afgezien van een stoflaag was het er netjes en schoon. Karen had de rommel onder controle proberen te houden, maar er waren genoeg persoonlijke spulletjes om de kamer uitnodigend te maken. Ingelijste babyfoto’s stonden boven op een ladekast die er gedegen uitzag maar vermoedelijk tweede- of zelfs derdehands was. Al het geld voor decoratie was duidelijk naar de kinderkamers gegaan. Falk zag door een kier in de hangkast rijen kleren aan plastic knaapjes hangen. Links hingen de dameshemdjes naast de blouses, werkbroeken en een enkel zomerjurkje. Rechts lagen Lukes spijkerbroeken en T-shirts achteloos weggepropt.
Beide zijden van het bed leken regelmatig beslapen. Op Karens nachtkastje stonden een speelgoedrobot, een potje nachtcrème en een stapeltje boeken met een leesbril erbovenop. Aan Lukes kant zat een telefoonoplader in het stopcontact, naast een vieze koffiekop waar met de hand papa op geschilderd was in hanenpoten. Op de hoofdkussens lagen nog steeds de schaduwen van deuken. Wat Luke Hadler ook mocht hebben gedaan in de dagen voor hij en zijn gezin de dood vonden, hij had in elk geval niet op de bank geslapen, dacht Falk. Dit was beslist een kamer van twee mensen.
Er sprong Falk een beeld van zijn eigen slaapkamer voor ogen. Hij sliep tegenwoordig meestal midden in het bed. Zijn sprei was donkerblauw, net zoals de sprei die hij als tiener had gehad. Niemand die het ding de afgelopen jaren had gezien, was vertrouwd genoeg geworden om een geslachtsneutralere kleur voor te stellen. De schoonmaakdienst die twee keer per maand naar zijn appartement kwam had vaak moeite om genoeg werkjes te vinden, wist hij. Hij verzamelde niets, hij bewaarde weinig dierbare dingen en hij behielp zich met het meubilair dat hij drie jaar geleden had mogen houden toen zijn tweepersoons- een eenpersoonsappartement was geworden.
‘Je bent een gesloten boek,’ had ze nog een laatste keer tegen hem gezegd voordat ze wegging. Ze had het in de twee jaar die ze samen waren geweest vaak gezegd. Eerst geïntrigeerd, toen bezorgd en uiteindelijk beschuldigend. Waarom kon hij haar niet toelaten? Waarom wílde hij haar niet toelaten? Vertrouwde hij haar niet? Of hield hij niet genoeg van haar? Zijn antwoord op die vraag was niet snel genoeg gekomen, had hij zich te laat gerealiseerd. Die fractie van een seconde stilte was voor hen beiden lang genoeg geweest om de doodsklok te horen luiden. Sindsdien stonden er op Falks nachtkastje uit gewoonte niet meer dan boeken, een wekker en soms een oude doos condooms.
Barb snufte luidruchtig en bracht hem weer terug in de kamer. Falk pakte de vaderdagkaart van haar schoot en zocht vergeefs naar een goed plaatsje om hem neer te zetten.
‘Kijk, dat is nu precies het probleem,’ zei Barb en ze keek hem met rode ogen aan. ‘Wat moet ik in godsnaam doen met al die spullen van hen? Er is zoveel en er is nergens plaats om iets neer te zetten. Ik kan het niet allemaal in ons huis neerzetten, maar ik kan het ook niet allemaal zomaar weggeven, alsof ik er niet…’
Haar stem klonk hoog en ze begon driftig spulletjes op te pakken die binnen handbereik lagen en drukte die tegen haar borst. Onderbroeken van het bed, de speelgoedrobot, Karens bril. Ze nam de boeken van het nachtkastje en vloekte hartgrondig. ‘Godsamme, dit zijn bibliotheekboeken. Hoe lang geleden hadden ze al teruggebracht moeten worden?’ Ze wendde zich met een rood en boos gezicht tot Falk.
‘Niemand vertelt je hoe het zal zijn, of wel soms? O ja, ze leven allemaal zo vreselijk met je mee, zorgen allemaal dat ze erbij zijn en de roddels horen als het gebeurt, maar niemand vertelt je dat je de laden van je zoon moet uitzoeken en hun boeken moet terugbrengen naar de bibliotheek, toch? Niemand vertelt je hoe je daarmee moet omgaan.’
Falk dacht met enig schuldgevoel aan de doos met nog meer spullen van Karen en Billy die hij voor de slaapkamerdeur had laten staan. Hij pakte de boeken uit Barbs handen, stopte ze onder zijn arm en loodste haar resoluut de slaapkamer uit.
‘Ik kan daarvoor zorgen. Laten we gewoon…’ Hij leidde haar langs Billy’s kamer en bereikte met enige opluchting de lichte keuken. Hij zette Barb op een kruk. ‘Ik maak een kop thee voor je,’ besloot hij en hij trok het dichtstbijzijnde keukenkastje open. Hij had geen flauw idee wat hij erin zou aantreffen, maar zelfs de keukens van een plaats delict hadden meestal theekoppen.
Barb keek een tijdje naar hem, snoot toen haar neus en kwam van haar kruk af. Ze klopte op zijn arm.
‘Laat mij maar, ik weet waar alles staat.’
Ze moesten uiteindelijk genoegen nemen met zwarte oploskoffie. De koelkast was al twee weken niet geleegd.
‘Ik heb je nooit bedankt, Aaron,’ zei Barb toen ze zaten te wachten tot het water zou koken. ‘Voor het feit dat je ons helpt. Een onderzoek opent naar wat er is gebeurd.’
‘Dat doe ik helemaal niet, Barb,’ zei Falk. ‘Je begrijpt toch wel dat brigadier Raco en ik dit niet officieel doen? We stellen gewoon wat vragen. Niets serieus.’
‘O ja. Natuurlijk, dat begrijp ik volkomen,’ zei ze op zo’n manier dat hij wist dat ze het niet deed. ‘Maar je hebt mensen aan het denken gezet. Dat maakt alle verschil. Het heeft de zaak opgeschud.’
Er schoot een beeld van Ellie door Falks gedachten en hij hoopte dat Barb er geen spijt van zou krijgen.
‘Luke was altijd zo blij met jou als vriend,’ zei ze terwijl ze water in drie mokken schonk.
‘Dank je,’ zei hij alleen maar, maar Barb keek op door iets in zijn toon.
‘Dat was hij echt,’ hield ze vol. ‘Het kostte hem moeite zulke dingen te zeggen, maar hij had iemand zoals jij nodig in zijn leven. Iemand die rustig was, die niet in zeven sloten tegelijk liep. Ik dacht altijd dat Luke mede daarom op Karen viel. Hij zag dezelfde soort eigenschappen in haar.’ Ze trok automatisch de rechterla open en viste er een lepeltje uit. ‘Heb je Karen ooit ontmoet?’
Falk schudde zijn hoofd.
‘Wat jammer, ik weet zeker dat je haar aardig zou hebben gevonden. Ze doet me – deed me – in veel opzichten aan jou denken. Ik denk dat ze soms bang was dat ze een beetje… ik weet het niet, saai was, misschien. Dat ze Luke in de weg stond bij zijn grote ideeën. Maar dat was niet zo. Ze was stabiel, en ook een heel slimme meid. En ze was precies wat hij nodig had. Ze hield mijn zoon met beide benen op de grond. Net zoals jij.’ Barb keek Falk lang aan, met haar hoofd scheef en een beetje verdrietig. ‘Je had moeten terugkomen voor hun huwelijk. Of wanneer dan ook. We hebben je gemist.’
‘Ik…’ Hij begon te zeggen dat hij had moeten werken, maar de woorden bevroren op zijn lippen door iets in haar blik. ‘Ik had eerlijk gezegd het idee dat ik niet welkom zou zijn.’
Barb Hadler zette twee grote stappen door de keuken die ooit van haar was geweest, stak haar handen uit en trok Falk in haar armen. Ze hield hem stevig vast tot hij voelde hoe een spanning diep binnen in hem begon te wijken.
‘Jij, Aaron, bent altijd welkom in mijn gezin,’ zei Barb. ‘En waag het niet iets anders te denken.’ Ze trok zich terug en heel even was ze weer de Barb van vroeger. Ze duwde twee dampende mokken koffie in zijn handen, stopte de bibliotheekboeken onder zijn arm en knikte naar de achterdeur met een matriarchale twinkeling in haar ogen.
‘We brengen deze naar mijn man, dan kan ik hem zelf vertellen dat hij zich niet langer in de schuur kan verstoppen en het zelf mag doen als hij dit huis leeg wil hebben.’
Falk volgde Barb door de achterdeur naar buiten, het verblindende zonlicht in. Hij wist maar net te voorkomen dat er koffie over zijn pols klotste toen hij opzij stapte om een achtergelaten speelgoedcricketbat te vermijden.
Zou zijn eigen leven er zo kunnen hebben uitgezien, vroeg Falk zich opeens af. Kindercricketbats en koffie in boerenkeukens? Hij probeerde het zich voor te stellen. Zij aan zij met zijn vader werken op het veld, wachtend op het moment dat zijn vader hem een hand zou geven en het roer aan hem zou overdragen. Zaterdagavonden in Het Vlies met Luke, het grotendeels vaste plaatselijk talent keurend tot zijn oog op een dag ophield met dwalen. Een snel maar mooi plattelandshuwelijk, negen maanden later de eerste baby. De tweede een jaar daarna. Hij wist dat de vaderrol hem niet zou komen aanwaaien, maar hij zou zijn best doen. Ze zeggen dat het bij je eigen kinderen anders is.
Zijn kinderen zouden vanzelfsprekend bevriend zijn met Lukes zoon. Ze zouden zich allemaal door dat wanordelijke plattelandsschooltje moeten zien te worstelen, ja, maar ze zouden ook vele hectaren land hebben om uit te razen.
De werkdagen op het land zouden natuurlijk lang zijn, maar de avonden thuis zouden gezellig zijn en vol lawaai en chaos en gelach. Liefde. Er zou altijd iemand op hem wachten met het licht aan. Wie kon dat zijn geweest, dacht hij. Ellie?
Het beeld begon op slag te vervagen en weg te trekken. Als ze was blijven leven. Als hij niet was weggegaan. Als alles anders was geweest. Het idee was een en al fantasie. Er waren te veel gemiste kansen geweest om het werkelijkheid te kunnen laten worden.
Falk had voor een leven in Melbourne gekozen. En hij was er blij mee, dacht hij. Hij vond het prettig om omringd door mensen over straat te lopen zonder dat er iemand was die hem herkende. Hij vond het leuk om werk te doen dat zijn brein en niet zijn rug belastte.
Leven was geven en nemen. Zijn appartement was misschien leeg en stil als hij aan het eind van de dag thuiskwam, maar er waren geen nieuwsgierige ogen die hem gadesloegen en werkelijk alles van hem wisten. Zijn buren namen hem niet de maat, vielen hem niet lastig en verspreidden ook geen praatjes over zijn familie. Ze legden geen kadavers op zijn stoep. Ze lieten hem met rust.
Hij wist dat hij er een handje van had mensen op afstand te houden en dat hij meer kennissen dan vrienden om zich heen verzamelde. Maar des te beter, mocht er een van hen opgeblazen en gehavend naar het oppervlak van een rivier komen drijven, op een steenworp afstand van zijn ouderlijk huis. En ja, hij hobbelde dagelijks op en neer naar zijn werk en bracht zijn dagen grotendeels onder het tl-licht van het kantoor door, maar zijn inkomen hing tenminste niet af van de grillen van een weerpatroon. De wolkeloze luchten maakten hem tenminste niet zo bang en wanhopig dat het verkeerde uiteinde van een geweer ook maar heel even het juiste antwoord kon lijken.
Luke Hadler werd ’s avonds bij thuiskomst weliswaar opgewacht door een lichtje, maar door die voordeur was iets anders uit deze ellendige, wanhopige gemeenschap zijn huis binnengedrongen. En het was verrot en dik en zwart genoeg geweest om dat lichtje voorgoed te doven.
Falks stemming was bedrukt toen ze aankwamen bij Gerry, die voor een van de schuren op een bezem geleund stond. Hij keek verrast op toen ze op hem kwamen aflopen en wierp een nerveuze blik naar zijn vrouw.
‘Ik wist niet dat je er was,’ zei hij toen Falk hem een mok met koffie aanreikte.
‘Hij heeft me binnen geholpen,’ zei Barb.
‘Juist. Bedankt.’ Gerry klonk onzeker.
‘Er is nog genoeg te doen, als je klaar bent met je gerommel hier.’ Barb glimlachte dunnetjes naar haar man. ‘Het lijkt erop dat jij nog minder bent opgeschoten dan ik.’
‘Ik weet het. Het spijt me. Het is moeilijker dan ik had verwacht.’ Gerry keerde zich naar Falk. ‘Ik vond het tijd worden om de dingen onder ogen te zien. Om de confrontatie aan te gaan.’ Hij keek naar het huis. ‘Luister, is er misschien iets wat je wilt hebben? Foto’s of zo? Het is je van harte gegund.’
Falk kon zich niet voorstellen dat hij ook maar één souvenir uit dat vreselijke huis in zijn eigen leven zou willen opnemen. Hij schudde zijn hoofd.
‘Laat maar, dank je, Gerry.’
Hij nam een grote slok koffie en slikte die zo snel door dat hij zich bijna verslikte. Hij voelde een enorme aandrang om daar weg te gaan. Hij hoopte dat Barb zich uit de voeten zou maken zodat hij met Gerry alleen kon praten.
In plaats daarvan dronken ze zwijgend hun koffie, starend naar de horizon. In de verte zag Falk Mal Deacons boerderij, die plomp en lelijk tegen een heuvel aan lag. Hij herinnerde zich de opmerking van de barman over Deacons neef die de boerderij zou erven.
‘Wat ga je met dit huis doen?’ vroeg Falk. Gerry en Barb keken elkaar aan.
‘Dat hebben we eigenlijk nog niet besloten,’ zei Gerry. ‘We zullen het moeten verkopen, lijkt me. Als dat lukt. We stoppen het geld dan in een trust voor Charlotte. Maar misschien moeten we het huis slopen om alleen het land te verkopen.’ Barb liet een zacht ‘ts ts’ horen en Gerry keek haar aan.
‘Ja, ik weet het, schat.’ Hij klonk verslagen. ‘Maar ik kan me niet voorstellen dat er in Kiewarra iemand is die hier nu nog zou willen wonen, denk je ook niet? En mensen van buiten staan bepaald niet in de rij om zich hier te vestigen.’
‘Heeft Deacon of Dow het over een bundeling van krachten gehad?’ vroeg Falk. ‘De twee percelen samenvoegen voor Aziatische investeerders?’
Barb keek hem aan, haar gezicht een toonbeeld van walging. ‘We zouden nog geen cent van die twee aannemen, laat staan dat we met hen de handen ineen zouden slaan, nietwaar, Gerry?’
Haar man schudde zijn hoofd, maar Falk vermoedde dat hij een wat realistischere kijk op de toestand van de onroerendgoedmarkt van Kiewarra had.
‘Er is in dertig jaar tijd alleen maar ellende van die kant van het hek gekomen,’ vervolgde Barb, nu met iets luidere stem. ‘We gaan hem nu ook niet helpen. Mal glipte vroeger ’s nachts naar buiten om de afrastering te verzetten, wist je dat? Alsof wij te stom waren om dat op te merken. Hij pikte alles in wat niet vastgespijkerd was. En ik weet zeker dat hij destijds Lukes hond heeft overreden, hoe hard hij het ook ontkende. Herinner je je dat nog?’
Falk knikte. Luke was dol op die hond geweest. Hij was veertien en had ontroostbaar langs de kant van de weg zitten huilen terwijl hij het dier in zijn armen wiegde.
‘En hij had toen hij jonger was altijd een huis vol kerels van hier die tot in de kleine uurtjes bleven hangen. Ze dronken en scheurden over de wegen in hun pick-uptrucks. Speelden keiharde muziek terwijl hij wist dat wij voor dag en dauw op moesten om de boerderij draaiende te houden.’
‘Dat is alweer een tijdje geleden, schat,’ zei Gerry en Barb draaide zich naar hem toe.
‘Wil je hem soms verdedigen?’
‘Nee. God, nee, zeg. Ik stel alleen iets vast. Hij is nu al een tijd niet meer tot zulke dingen in staat. Dat weet jij ook wel.’
Falk dacht na over zijn vreemde treffen met Deacon in de pub.
‘Het lijkt wel alsof hij min of meer dement is.’
Barb snoof. ‘Noemen ze het zo? Volgens mij krijgt die dronken schoft de rekening gepresenteerd van een ellendig leven vol slechte daden.’
Ze nam een slokje koffie en keek uit over Deacons land. Toen ze weer sprak, hoorde Falk de spijt in haar stem.
‘Ik had het meest te doen met Ellie. Wij konden hem tenminste negeren, maar dat arme meisje moest ermee leren leven. Ik denk dat hij op zijn manier wel om haar gaf, maar hij was zo afwerend. Herinner je je nog de bovenste akker, Gerry?’
‘We konden niet bewijzen dat hij dat was.’
‘Nee, maar het was wel zo. Wie anders had het kunnen zijn?’ Barb wendde zich tot Falk. ‘Het was toen jullie jongens een jaar of elf waren, niet lang nadat Ellies moeder de benen had genomen – wat ik haar niet kwalijk kan nemen. Dat kleine meisje voelde zich verlaten. Ze was zo mager, ze at niet goed. En ze had die blik in haar ogen. Alsof alles was verloren. Uiteindelijk ging ik ernaartoe om Mal te zeggen dat het niet goed met haar ging en dat hij iets moest doen, anders zou ze ziek worden van al dat gepieker.’
‘Wat zei hij toen?’
‘Nou, hij stuurde me al weg voor ik drie woorden had gezegd, zoals je kon verwachten. Maar toen ging een week later onze bovenste akker dood. Geen waarschuwing, niets. We voerden een paar tests uit en de zuurgraad van de bodem was helemaal verkeerd.’
Gerry zuchtte. ‘Ja. Het kan gebeuren, maar…’
‘Maar het gebeurt een stuk gemakkelijker als je buurman er een sloot chemicaliën op gooit,’ zei Barb. ‘We hadden dat jaar een strop van duizenden dollars. We moesten sappelen om overeind te blijven. En het is nooit helemaal hersteld.’
Falk herinnerde zich die akker, en ook de gespannen gesprekken aan de keukentafel van de Hadlers in dat jaar.
‘Hoe kan het dat hij er altijd mee wegkomt?’ vroeg hij.
‘Er was geen bewijs dat hij het was,’ zei Gerry weer. ‘Maar…’ Hij stak zijn hand op toen Barb hem weer wilde onderbreken. ‘Maar je weet hoe het hier gaat, makker. Er is heel wat nodig voordat de mensen bereid zijn in actie te komen. Dat was toen niet anders dan nu. We hadden elkaar allemaal nodig om het te kunnen rooien. Mal Deacon deed zaken met bijna heel het dorp en wij deden allemaal zaken met hem. En hij verleende mensen gunsten, liet weleens een betaling schieten, zodat hij ze in zijn greep had. Als je ruzie had met Deacon, had je niet alleen ruzie met hem. Zakendoen en rustig een biertje drinken in je eigen dorp worden dan opeens een stuk moeilijker. En het leven was al moeilijk genoeg.’
Barb staarde hem aan.
‘Het meisje was zo ongelukkig dat ze zich verdronk, Gerry.’ Ze raapte onder het gekletter van aardewerk hun lege mokken bij elkaar. ‘Bekijk het met de zaken en het bier. We hadden allemaal meer moeten doen. Ik zie je straks binnen. Er wachten duizend klusjes als je klaar bent.’
Ze draaide zich om en liep waardig terug naar het huis, en veegde onderweg haar gezicht af met haar mouw.
‘Ze heeft gelijk,’ zei Gerry, die haar nakeek. ‘Wat er ook gebeurd mag zijn, Ellie verdiende veel beter.’ Hij draaide zich om naar Falk en alle emotie was uit zijn ogen weggevloeid. Alsof hij de voorraad voor een heel leven in de afgelopen weken had opgebrand. ‘Bedankt dat je bent gebleven. We hoorden dat je navraag doet naar Luke.’
‘Ik ben net begonnen.’
‘Mag ik vragen wat je ervan denkt? Heeft Luke Karen en Billy vermoord?’
‘Ik denk dat er een mogelijkheid is dat hij het niet heeft gedaan,’ formuleerde Falk zorgvuldig.
‘Jezus, weet je dat zeker?’
‘Nee. Een mogelijkheid, zei ik.’
‘Maar je denkt dat er een ander bij is betrokken?’
‘Misschien, ja.’
‘Is er een verband met wat er met Ellie is gebeurd?’
‘Ik weet het echt niet, Gerry.’
‘Maar misschien wel?’
‘Misschien.’
Stilte. ‘Allemachtig. Luister, er is iets wat ik je meteen had moeten vertellen.’
Gerry Hadler had het warm maar vond dat niet erg. Hij tikte een licht ritme op het stuur en floot erbij. De avondzon scheen door het open raampje op zijn onderarm terwijl hij over de lege landweg reed. Ze hadden dat jaar volop regen gehad en wat hij tegenwoordig op de boerderij zag beviel hem goed.
Gerry wierp een blik op de fles schuimwijn die op de stoel naast hem lag. Hij was naar het dorp gereden om wat boodschappen te doen en was spontaan bij de drankhandel binnengewipt. Hij nam de fles mee naar huis als verrassing voor Barb, die nu haar vrijdagse lamsschotel stond te bereiden, hoopte hij. Gerry zette de radio aan. Het was een liedje dat hij niet kende, maar het had een zware jazzbeat die hij leuk vond. Hij knikte ritmisch mee met zijn hoofd en trapte op de rem toen hij een kruising naderde.
‘Ik wist dat Luke en jij logen over jullie alibi voor de dag dat Ellie Deacon stierf.’ Gerry sprak nu zo zachtjes dat Falk moeite moest doen om hem te verstaan. ‘Maar iemand anders wist dat ook, denk ik.’
Gerry was nog twintig meter van de kruising verwijderd toen er in een flits een vertrouwde gestalte op een fiets overstak. Zijn zoon had zijn hoofd omlaag en hij trapte als een bezetene. Lukes haar zag er van die afstand glad naar achteren gekamd en glimmend uit in het licht van de lage zon. Het was weer eens iets anders dan zijn normale sluike coupe, merkte Gerry vagelijk op. Het paste niet echt bij hem.
Luke stoof over de kruising zonder op of om te kijken. Gerry liet een zacht ‘ts ts’ horen. Hij zou een hartig woordje met die jongen moeten spreken. Oké, de wegen waren doorgaans leeg, maar dat betekende niet vanzelf dat het ook veilig was. Zulk gedrag zou Luke z’n dood kunnen worden.
‘Hij kwam uit het zuiden, uit de richting van de rivier. Ver van de velden waar jullie beweerden te zijn geweest. Jij was niet bij hem. Hij had zijn geweer niet bij zich.’
‘In het zuiden ligt niet alleen de rivier,’ zei Falk. ‘Er zijn bijvoorbeeld ook boerderijen. En fietspaden.’
Gerry schudde zijn hoofd. ‘Luke had niet op een fietspad gereden. Hij droeg dat groene overhemd waar hij toen zo dol op was. Je weet wel, dat oerlelijke, glimmende buttondownhemd dat hij altijd voor bijzondere gelegenheden bewaarde. Ik had de indruk dat hij er die middag piekfijn uitzag. Alsof hij zich had aangekleed voor een afspraakje, of zoiets. Zijn haar zat glad naar achteren gekamd. Ik hield mezelf destijds voor dat hij een nieuwe stijl uitprobeerde.’ Gerry legde een hand over zijn ogen en bleef even zo staan. ‘Maar ik heb altijd geweten dat zijn haar nat was.’
Luke was de kruising allang gepasseerd toen Gerry daar aankwam. Gerry bracht de auto geheel tot stilstand, alsof hij iets wilde bewijzen, en keek naar links en naar rechts. Rechts zag hij de schaduwachtige gestalte van zijn zoon kleiner worden. Links kon hij niet verder zien dan de bocht in de weg. Het was veilig. Toen hij de kruising was overgestoken en verder reed, keek hij in zijn achteruitkijkspiegel.
Het beeld in de spiegel flitste in minder dan een seconde voorbij. Het was al bijna verdwenen op het moment dat hij het zag: een witte pick-uptruck die over de kruising stoof. Vanaf links. In het spoor van zijn zoon.
Falk bleef lang stil.
‘Zag je wie er achter het stuur zat?’ Falk keek hem aandachtig aan.
‘Nee. Dat kon ik niet zien. Ik lette er niet op en hij schoot zo snel voorbij dat ik het niet kon zien. Maar wie het ook geweest mag zijn, ik durf te wedden dat hij Luke ook heeft gezien.’ Gerry meed Falks blik. ‘Drie dagen later visten ze het lijk van dat meisje uit de rivier, en dat was de ergste dag van mijn leven.’ Hij liet een vreemd lachje horen. ‘Nou ja, tot voor kort. Haar foto hing overal, weet je nog?’
Falk knikte. Het voelde alsof Ellies foto hem dagenlang in pixels verdeeld en met starre ogen vanaf krantenpagina’s had aangestaard. Sommige winkels hadden zelfs een poster gemaakt om geld in te zamelen voor de begrafeniskosten.
‘Ik heb twintig jaar in de angst geleefd dat die chauffeur ineens zou opduiken. Dat hij op de deur van het politiebureau zou kloppen om te zeggen dat hij Luke die dag had gezien,’ zei Gerry.
‘Misschien heeft hij hem niet gezien.’
‘Misschien.’ Gerry keek naar de boerderij van zijn zoon. ‘Misschien besloot hij uiteindelijk aan te kloppen, maar niet op de deur van het politiebureau.’