10

‘Ik zou tegen de muren op vliegen, zeg ik je.’ Raco huiverde achter het stuur. Buiten flitste een hek van ijzerdraad voorbij dat gele struiken beschermde. Daarachter waren de velden beige en bruin. ‘Opgehokt in the middle of nowhere, alleen met die oude vrouw. Dat huis was een soort raar museum.’

‘Geen liefhebber van porseleinen engeltjes?’ vroeg Falk.

‘Mijn oma is roomser dan de paus, makker. Knappe jongen die aan mij kan tippen als het op semireligieuze versieringen aankomt,’ zei Raco. ‘Het lijkt me alleen geen leven voor een man van zijn leeftijd.’

Ze passeerden een brandwaarschuwingsbord dat langs de kant van de weg stond. Het niveau van het brandgevaar stond al sinds Falks komst onveranderlijk op ‘ernstig’. De pijl wees hardnekkig naar het oranje gedeelte van de halve cirkel. Wees voorbereid. Handel. Overleef.

‘Denk je dat hij eerlijk tegen ons was?’ Falk legde uit hoe Sullivans grootmoeder had gereageerd op diens bewering dat hij die avond thuis was geweest.

‘Dat is interessant. Maar ze is nogal kierewiet, niet? En ze heeft ook iets gemeens. Er stond in het rapport niets wat erop wees dat Sullivan niet thuis was, maar dat zegt in feite niets. Zijn gangen zijn waarschijnlijk niet grondig nagegaan, als dat al is gebeurd.’

‘Het punt is,’ zei Falk en hij leunde voorover om aan de airconditioning te prutsen. ‘Als Sullivan Luke had willen vermoorden, zou dat gemakkelijk zijn geweest. Ze stonden ruim een uur met geweren in the middle of nowhere. Dat is een open uitnodiging om een ongeluk te ensceneren. Dat zou zelfs zijn oma nog zijn gelukt.’

Falk liet de airconditioning voor wat hij was en draaide zijn raampje op een kier, waardoor een stroom kokende lucht binnenkwam. Hij draaide het haastig weer dicht.

Raco lachte. ‘En ik dacht dat het warm was in Adelaide.’

‘Werkte je eerst daar? Waarom ben je helemaal hiernaartoe gekomen?’

‘Mijn eerste kans op een baan als brigadier. Het leek mij een mooie mogelijkheid om mijn eigen bureau te runnen, en ik kom toch al van het platteland. Heb jij altijd in Melbourne gewerkt?’

‘Grotendeels wel. Ik ben daar altijd gestationeerd geweest.’

‘Vind je het leuk, dat financiële werk?’

Falk glimlachte bij zichzelf om Raco’s toon. Beleefd maar met volslagen ongeloof dat iemand dat pad had gekozen. Het was een bekende reactie. Mensen waren altijd verrast als ze hoorden hoe vaak er bloed kleefde aan de bankbiljetten waarmee hij te maken had.

‘Het bevalt me wel,’ zei hij. ‘Trouwens, ik ben gisteravond begonnen met het doornemen van de boekhouding van de Hadlers.’

‘Heeft dat iets interessants opgeleverd?’

‘Nog niet.’ Falk onderdrukte een gaap. Het was laat geworden toen hij onder het zwakke wattage van de grootste lamp in de kamer naar de cijfers had zitten turen. ‘Wat op zich veelzeggend is. De boerderij had het moeilijk, zoveel is duidelijk, maar ik vraag me af of ze het zoveel slechter deed dan de andere hier in de buurt. Ze hadden er in elk geval een beetje rekening mee gehouden. Ze hadden in betere tijden wat geld opzijgezet. Hun levensverzekering was niets bijzonders. Gewoon de basis, gekoppeld aan hun pensioen.’

‘Wie krijgt dat?’

‘Charlotte, via Lukes ouders. Maar het stelt weinig voor. Ze kan er waarschijnlijk de hypotheek mee afbetalen, en niet veel meer. En ik denk dat ze de boerderij krijgt, of ze het nou leuk vindt of niet. Tot nu toe geen rode vlaggen: verschillende rekeningen, grote kasopnames, schuld aan derden, dat soort dingen. Ik ga ermee door.’

Het belangrijkste wat Falk van die onderneming had geleerd was dat Karen Hadler een bekwame en degelijke boekhouder was. Hij voelde een steek van genegenheid voor haar toen hij haar keurige getallenrijtjes en zorgvuldige potloodaantekeningen doornam.

Toen Raco een verlaten kruispunt naderde, minderde hij vaart en keek op zijn horloge.

‘Dat was zeven minuten.’

Ze volgden Lukes route naar huis vanaf Sullivans boerderij. Raco sloeg links af de weg op die naar Hadlers boerderij leidde. Die was verhard, maar niet goed. Er zaten diepe scheuren op de plaatsen waar het asfalt was uitgezet en gekrompen, zoals een gewas de seizoenen volgt.

Het was in feite een tweebaansweg, maar hij was nauwelijks zo breed dat twee auto’s elkaar konden passeren. Bij een frontale nadering zou een ervan gedwongen zijn een behulpzame duik in het struikgewas te nemen, stelde Falk zich voor. Hij kreeg de kans niet om het te testen. Ze kwamen de hele weg geen enkele auto tegen.

‘Bijna veertien minuten van deur tot deur,’ zei Falk toen Raco stopte op de oprit van de Hadlers. ‘Oké. En nu gaan we kijken waar Lukes lijk is gevonden.’

 

Het was zelfs nauwelijks een open plek.

Raco schoot er voorbij, vloekte zachtjes en kwam met gierende remmen tot stilstand. Hij reed een paar meter achteruit en stopte toen aan de kant van de weg. Ze stapten uit, vonden het niet nodig de portieren op slot te doen. Er was verder niemand. Raco ging voorop naar een gat in het rijtje bomen.

‘Hier is het.’

Er viel even een griezelige stilte toen onzichtbare vogels kortstondig zwegen bij het horen van zijn stemgeluid. Het gat mondde uit in een kleine open plek, groot genoeg voor een voertuig om in te rijden, maar niet om te keren. Falk stond in het midden. Het was hier een fractie koeler dankzij de schaduw van een rij ghost gums die als schildwachten rond de plek stonden. De weg was geheel aan het zicht onttrokken door de dikke begroeiing. In het struikgewas ritselde iets en schoot toen weg. De gele aarde was hard gebakken. Geen bandensporen.

Pal onder Falks voeten, in het midden van de open plek, lag een laag los zand. Hij besefte wat die daar moest bedekken en stapte er snel van af. Het gebied was recentelijk platgetrapt door tientallen schoenen, maar verder zag het er ongerept uit.

‘Naargeestige plek om je laatste momenten door te brengen,’ zei Falk. ‘Had deze plek betekenis voor Luke?’

Raco haalde zijn schouders op. ‘Ik hoopte dat jij daar een idee over had.’

Falk speurde zijn geheugen af naar kampeervakanties van vroeger, jongensavonturen. Er schoot hem niets te binnen.

‘Is hij zeker hier gestorven? In de laadbak van zijn pick-uptruck?’ vroeg Falk. ‘Is het uitgesloten dat hij elders is doodgeschoten en daarna is verplaatst?’

‘Ja. Het bloedpatroon was ondubbelzinnig.’

Falk probeerde in gedachten de tijdlijn te reconstrueren. Luke was rond 16.30 uur bij Jamie Sullivan weggegaan. Ongeveer dertig minuten later verscheen Lukes pick-up op de beveiligingscamera van de boerderij van de Hadlers. Falk en Raco hadden er minder lang over gedaan om die afstand af te leggen. Twee schoten, vier minuten, en de pick-up reed weer weg.

‘Het is allemaal duidelijk als Luke zijn gezin heeft doodgeschoten,’ zei Falk. ‘Hij reed naar het huis, nam om wat voor reden dan ook de toeristische route, vermoordde hen en reed toen hierheen.’

‘Ja. Maar het wordt een stuk ingewikkelder als het iemand anders was,’ zei Raco. ‘De moordenaar moet kort nadat Luke bij Sullivan was weggegaan in de auto zijn gekomen, want Luke had het moordwapen bij zich. Dus wie reed er mee naar de boerderij?’

‘En als Luke niet achter het stuur zat, waar hing hij dan in vredesnaam uit toen zijn gezin werd vermoord? Zat hij op de passagiersstoel toe te kijken?’ vroeg Falk.

Raco haalde zijn schouders op. ‘Misschien was dat wel zo. Het is een mogelijk scenario. Afhankelijk van wie die ander was, hoeveel macht die over hem had.’ Ze keken elkaar aan en Falk wist dat Raco ook aan Sullivan dacht.

‘Of de moordenaar heeft hem fysiek overmeesterd,’ zei Raco. ‘Dat zal wel wat moeite hebben gekost, maar sommige mensen zouden het kunnen. Je hebt Sullivans armen gezien. Als walnoten in een sok.’

Falk knikte en dacht aan het rapport over Lukes lichaam. Hij was een forse vent. Een gezonde man, op die schotwond na. Op zijn handen geen sporen van verweer. Geen sporen van vastbinden of andere vormen van boeien. Hij stelde zich Lukes lijk voor, plat op zijn rug in de laadbak van de pick-uptruck. Zijn bloed in een plas om hem heen en vier onverklaarde strepen aan de binnenkant van de laadbak.

‘“Die verdomde vrouwen”,’ zei Falk hardop. ‘Wat zou hij daarmee hebben bedoeld, denk je?’

‘Geen idee,’ zei Raco en hij keek op zijn horloge. ‘Maar we hebben vanmiddag een afspraak met iemand die het misschien wel weet. Het leek me wel nuttig om te zien wat Karen Hadler in haar bureaula bewaarde.’