6
‘Ze zijn over het algemeen niet superenthousiast als ik hier kom,’ zei Raco met enige spijt in zijn stem terwijl hij twee bier op het tafeltje in Het Vlies zette. Het kwam scheef te staan onder het gewicht waardoor er een centimeter vocht over het bekraste blad vloeide. Hij was thuis geweest om zijn uniform voor iets anders te verwisselen en was teruggekomen met een dik dossier onder zijn arm, waar hadler op stond. ‘Ik doe de zaken geen goed. Iedereen stopt altijd ostentatief zijn autosleutels weg als ze mij zien.’
Ze wierpen een blik op de barman. Het was dezelfde grote, bebaarde kerel als de vorige avond. Hij hield hen in de gaten over de rand van zijn krant heen.
‘Het lot van de politieman. Proost.’ Falk hief zijn glas en nam een lange teug. Hij had de drank altijd goed kunnen laten staan, maar nu was hij er blij mee. Het was vroeg op de avond en rustig in de pub, en ze zaten met z’n tweeën verscholen in een hoek. Aan de overkant staarden drie mannen zo sullig als koeien naar windhondenrennen op de tv. Falk herkende hen niet, en zij negeerden hem op hun beurt. In de achterkamer blonken en floten de gokautomaten. De airconditioning blies een ijzige poolwind de ruimte in.
Raco nam een slokje. ‘Wat nu?’
‘Nu vertel je Clyde over je bedenkingen,’ zei Falk.
‘Als ik nu naar de politie van Clyde ga, schieten ze daar meteen in de straatje-schoonvegen-modus.’ Raco fronste. ‘Je weet wat er door hun hoofd gaat als ze denken dat ze hebben geblunderd. Ze vormen een turnploegje en wringen zich in bochten om te bewijzen dat hun onderzoek deugdelijk was. Dat zou ik ook doen.’
‘Ik weet niet of je een keus hebt. Zoiets als dit. Je kunt het niet in je eentje.’
‘We hebben Barnes.’
‘Wie?’
‘Mijn agent op het bureau. Dus we zijn met z’n drieën.’
‘Jullie zijn met z’n tweeën, makker,’ zei Falk. ‘Ik kan niet blijven.’
‘Ik dacht dat je de Hadlers iets anders had verteld.’
Falk wreef over zijn neusbrug. De gokkasten achter hem rinkelden nu harder. Hij had het gevoel alsof het geluid in zijn hoofd zat.
‘Voor een paar dagen. Dat betekent een of twee. Niet voor de duur van een onderzoek. Een onofficieel onderzoek, bovendien. Ik heb een baan, die roept.’
‘Prima.’ Raco sprak alsof het vanzelfsprekend was. ‘Blijf dan een paar dagen. We hoeven het niet officieel te maken. Doe wat je van plan was wat het geld betreft. Zodra we hard bewijs hebben, ga ik naar Clyde.’
Falk zei niets. Hij dacht aan de twee dozen met bankafschriften en documenten die hij van de Hadlers had meegenomen en die boven op zijn bed stonden.
Luke loog. Jij loog.
Hij pakte hun lege glazen op en liep ermee naar de bar.
‘Hetzelfde?’ De barman hees zich van een kruk en legde de krant neer. Hij was de enige die Falk sinds gisteren in de pub had zien werken.
‘Luister,’ zei Falk en hij zag hoe er een schoon glas onder de tap werd gehouden. ‘Die kamer waarin ik slaap. Kan ik die misschien nog wat langer krijgen?’
‘Hangt ervan af.’ De barman zette een glas bier op de toog. ‘Ik heb een paar geruchten over je gehoord, vriend.’
‘Is dat zo?’
‘Ja. En hoewel ik blij ben met de inkomsten, ben ik niet blij met problemen, snap je? Het is al riskant genoeg om deze pub te runnen.’
‘De problemen zullen niet van mij komen.’
‘Ze komen gewoon met je mee?’
‘Daar kan ik weinig aan doen. Maar je weet dat ik van de politie ben?’
‘Dat heb ik inderdaad gehoord. Maar hier in de rimboe om middernacht met een paar dronken kerels die ruzie zoeken, betekenen die politiepenningen minder dan zou moeten, begrijp je wel?’
‘Prima. Jij mag het zeggen.’ Hij ging er niet om smeken.
De barman zette het tweede glas op de toog met een half glimlachje.
‘Het is goed, makker. Je kunt gerust zijn. Jouw geld is even goed als dat van een ander en dat is goed genoeg voor mij.’
Hij gaf Falk zijn wisselgeld en pakte de krant weer op. Hij leek bezig te zijn met het cryptogram. ‘Maar soms is het echt een stelletje mafkezen, en beschouw dat maar als een goedbedoelde waarschuwing. Als je in de nesten zit, is er niet altijd hulp in de buurt.’ Hij keek Falk indringend aan. ‘Maar dat hoef ik je niet vertellen, afgaande op wat ik hoor.’
Falk liep met de twee glazen terug naar het tafeltje. Raco zat mistroostig naar een doordrenkt bierviltje te staren.
‘Kijk niet zo somber,’ zei Falk. ‘Je kunt me beter bijpraten over de rest.’
Raco schoof de map over de tafel.
‘Ik heb dit samengesteld uit al het materiaal waar ik toegang tot heb,’ zei hij.
Falk keek de pub rond. Die was nog steeds halfleeg. Niemand in de buurt. Hij sloeg de map open. Op de eerste bladzijde stond een foto van Lukes pick-uptruck, genomen vanaf een afstandje. Bij de achterwielen had zich een plas bloed gevormd. Hij sloeg het dossier weer dicht.
‘Geef me voorlopig alleen de hoogtepunten. Wat weten we over de koerier die hen vond?’
‘Hij lijkt zo onschuldig als je zelf zou willen zijn. Werkt voor een gerenommeerde pakketdienst. Al twee jaar. Hij kwam boeken bezorgen die Karen online had besteld – dat blijkt te kloppen. Hij was aan de late kant, de laatste bezorging van die dag. De eerste keer dat hij een pakket in Kiewarra moest bezorgen. Zegt dat hij kwam aanlopen, Karen in de hal zag liggen, zijn lunch in het bloemperk kotste en weer in zijn bestelbus sprong. Belde het alarmnummer vanaf de hoofdweg.’
‘Liet hij Charlotte in het huis liggen?’
‘Hij zegt dat hij haar niet heeft gehoord.’ Raco haalde zijn schouders op. ‘Misschien is dat echt zo. Ze was toen al een tijdje alleen. Misschien had ze zichzelf in slaap gehuild.’
Falk sloeg de eerste pagina van het dossier weer op. Liet hem nu openliggen. Hij had steeds aangenomen dat ze Luke achter het stuur van zijn pick-up hadden aangetroffen, maar op de beelden lag zijn lichaam plat achterover in de laadbak. De achterklep van de bak was omlaag geklapt en Lukes benen bungelden over de rand alsof hij daar had gezeten. Een geweer naast hem wees naar de bloederige massa waar zijn hoofd had moeten zitten. Zijn gezicht was geheel verdwenen.
‘Gaat het?’ Raco sloeg hem nauwlettend gade.
‘Ja.’ Falk nam een flinke slok van zijn bier. Het bloed had zich over de bodem van de laadbak verspreid en was in de metalen richels gekropen.
‘Heeft de forensische recherche iets nuttigs in de laadbak gevonden?’ vroeg Falk.
Raco bekeek zijn aantekeningen.
‘Afgezien van heel veel bloed – allemaal van Luke – niets noemenswaardigs,’ zei hij. ‘Maar ik weet niet zeker hoe grondig ze alles hebben bekeken. Ze hadden het wapen. Het was een werkvoertuig. Hij had allerlei spullen achterin.’
Falk keek nog eens naar de foto, concentreerde zich op het gebied rond het lijk. Aan de linkerbinnenzijde van de laadbak zaten, nauwelijks zichtbaar, vier vage horizontale strepen. Ze zagen er vers uit. De langste was misschien dertig centimeter, de kortste ongeveer half zo lang, lichtbruin op de smoezelig witte lak van de laadbak. Ze zaten in paren van twee, elk paar ongeveer een meter uit elkaar. De plaatsing was niet bepaald regelmatig. De strepen aan de rechterkant waren horizontaal; die aan de linker liepen enigszins scheef.
‘Wat zijn dit?’ Falk wees erop en Raco boog zich erover.
‘Ik weet het niet. Nogmaals, zo’n pick-up vervoert van alles.’
‘Is die wagen nog hier?’
Raco schudde zijn hoofd. ‘Hij is naar Melbourne gestuurd. Hij zal inmiddels wel zijn schoongemaakt, voor de verkoop of de schroothoop.’
Falk nam de foto’s door, hopend op een betere afbeelding, maar werd teleurgesteld. Hij las de rest van de aantekeningen. Alles leek normaal voor zo’n situatie. Afgezien van het gat in de voorkant van zijn hoofd, was Luke Hadler een gezonde man. Een paar kilootjes overgewicht, een ietwat hoog cholesterolgehalte. Geen drugs of alcohol in zijn bloed.
Falk vroeg: ‘Hoe zit het met het geweer?’
‘Bij alle drie is zeer zeker Lukes geweer gebruikt. Geregistreerd, vergunning. De vingerafdrukken die erop zitten zijn allemaal van hem.’
‘Waar bewaarde hij het altijd?’
‘Achter slot en grendel in een kist in de schuur,’ zei Raco. ‘De munitie – dat wil zeggen, de Winchester-kogels die ik heb gevonden – zat apart in een afgesloten kastje. Het ziet eruit alsof veiligheid bij hem voorop stond.’
Falk knikte, maar luisterde slechts met een half oor. Hij keek naar het verslag over de vingerafdrukken op het geweer. Zes duidelijke ovalen met strakke spiralen en lijntjes. Twee minder duidelijk, enigszins uitgeveegd, maar nog altijd geïdentificeerd als de linkerduim en rechterpink van Luke Hadler.
‘De vingerafdrukken zijn goed,’ zei Falk.
Raco ving zijn toon op. Keek op van zijn aantekeningen.
‘Ja, heel duidelijk. Nadat je die hebt gezien, hoef je nauwelijks meer overtuigd te worden.’
‘Heel duidelijk,’ zei Falk terwijl hij het verslag over de tafel naar Raco schoof. ‘Misschien te duidelijk? Deze man zou zojuist zijn gezin hebben uitgemoord. Hij had moeten zweten en trillen als een verslaafde. Ik heb slechtere dan deze gezien die als bewijs golden.’
‘Shit.’ Raco keek fronsend naar de afdrukken. ‘Ja, dat kan.’
Falk sloeg de bladzijde om.
‘Wat heeft de forensische recherche in het huis aangetroffen?’
‘Alles, zo ongeveer. Het lijkt alsof het halve dorp op enig moment door dat huis is gebanjerd. Zo’n twintig verschillende vingerafdrukken, de gedeeltelijke niet meegerekend, overal vezels. Ik wil niet zeggen dat Karen de boel niet schoonhield, maar er liepen nu eenmaal kinderen rond.’
‘Getuigen?’
‘De laatste die Luke in leven heeft gezien, is zijn vriend Jamie Sullivan. Hij heeft een boerderij aan de oostkant van de stad. Luke had hem geholpen konijnen af te schieten. Hij kwam rond drie uur ’s middags aan en ging om halfvijf weer weg, denkt Sullivan. Afgezien daarvan is er in de buurt van Hadlers huis maar één buurman die iets kan hebben gezien. Die was toen thuis.’
Raco pakte het verslag. Falk voelde een zware steen in zijn maag.
‘Maar die buurman is een rare snuiter,’ vervolgde Raco. ‘Agressieve ouwe zak. Die zal Luke niet missen, voor wat dat waard is. Stond bepaald niet te trappelen om de politie te helpen bij het onderzoek.’
‘Mal Deacon,’ zei Falk. Hij deed zijn best om zijn stem vlak te houden.
Raco keek verrast op. ‘Inderdaad. Ken je hem?’
‘Ja.’
Raco wachtte, maar Falk zei verder niets. De stilte rekte zich.
‘Maar goed,’ zei Raco. ‘Hij woont daar met zijn neef – Grant Dow heet die jongen – die niet thuis was toen het gebeurde. Deacon zegt dat hij niets heeft gezien. Hij heeft misschien schoten gehoord, maar heeft daar verder niet bij stilgestaan. Dacht dat het iets met het boeren te maken had.’
Falk trok slechts zijn wenkbrauwen op.
‘Maar het maakt misschien niet meer uit wat hij wel of niet heeft gezien,’ zei Raco, die zijn tablet tevoorschijn haalde en op het scherm tikte. Er verscheen een gekleurd beeld in een lage resolutie. Alles stond zo stil dat het even duurde voor Falk besefte dat het een video en geen foto was.
Raco gaf hem de tablet.
‘Beveiligingsbeelden van Hadlers boerderij.’
‘Je meent het.’ Falk keek met grote ogen naar het scherm.
‘Niks geavanceerds. Nauwelijks beter dan de camera van een babyfoon,’ zei Raco. ‘Luke heeft hem geïnstalleerd toen er hier ongeveer een jaar geleden ineens overal apparatuur werd gestolen. Verschillende boeren hebben er een. Ze nemen 24 uur op en sturen de beelden naar de gezinscomputer, die ze na een week wist als niemand ze actief bewaart.’
De camera leek boven de grootste schuur te hangen. Hij was op het erf gericht om al het komen en gaan te filmen. Eén kant van het huis was in beeld, in de bovenhoek van het scherm was een klein reepje van de oprit zichtbaar. Raco spoelde de opname door tot hij het beeld had gevonden dat hij zocht, en drukte toen op de pauzeknop.
‘Oké, dit is de middag van de schietpartij. Als je wilt, kun je later de hele dag bekijken, maar het komt erop neer dat het gezin ’s ochtends gescheiden van huis gaat. Luke rijdt even na vijven weg in zijn pick-uptruck; hij gaat naar zijn eigen weiden, voor zover ik weet. Daarna, even na achten, vertrekken Karen, Billy en Charlotte naar school. Zij werkte daar parttime op het secretariaat en Charlotte was op de crèche bij de school.’
Raco tikte op het scherm en het beeld begon te lopen. Hij gaf Falk een koptelefoon en plugde die in de tablet. Het geluid was slecht en gedempt doordat de wind de microfoon teisterde.
‘Overdag gebeurt er niets,’ zei Raco. ‘Geloof me, ik heb hem helemaal in real time gekeken. Er komt of gaat niemand tot 16.04 uur, als Karen en de kinderen thuiskomen.’
In de hoek van het scherm rolde een blauwe hatchback langs en verdween weer. Hij was gefilmd vanuit een hoek en slechts zichtbaar van de motorkap tot en met de wielen. Falk kon net de voorste nummerplaat onderscheiden.
‘Als je het beeld stopzet en vergroot, kun je die lezen,’ zei Raco. ‘Het is beslist Karens auto.’
Boven het elektronische gekraak uit hoorde Falk de klap van een dichtslaand autoportier, een moment later gevolgd door een tweede. Raco tikte weer op het scherm. Het beeld versprong.
‘Daarna is het weer bijna een uur rustig – ik heb het weer bekeken – tot… hier. 17.01 uur.’
Raco drukte op ‘play’ en liet Falk kijken. Een paar trage seconden lang was alles stil. Toen bewoog er een gedaante in een hoek. De zilverkleurige pick-uptruck was hoger dan de hatchback en slechts zichtbaar vanaf de koplampen tot de grond. Het nummerbord was zichtbaar. Ook nu weer was het voertuig binnen een seconde in en uit beeld.
‘Lukes pick-up,’ zei Raco.
Het beeld op het scherm was volkomen statisch, hoewel het nog steeds liep. Toen klonk er opnieuw de klap van een onzichtbaar portier, en toen gebeurde er een martelende twintig seconden niets. Plotseling dreunde er een doffe knal in Falks oren en hij kromp ineen. Karen. Hij voelde zijn hart bonken in zijn borst.
Het beeld was weer roerloos terwijl de timer door bleef tikken. Zestig seconden verstreken, toen negentig. Falk besefte dat hij z’n adem inhield, wilde dat hij een ander einde kon afdwingen. Hij was op dat moment zowel gefrustreerd als dankbaar voor de slechte geluidskwaliteit. Het gegil van Billy Hadler zou hem voorgoed zijn blijven achtervolgen. Toen de tweede knal klonk, was dat bijna een opluchting. Falk knipperde een keer met zijn ogen.
Er was geen beweging. Toen, 3 minuten en 47 seconden nadat de pick-uptruck voor het eerst was verschenen, rammelde hij weg in de hoek van het scherm. De achterwielen, de onderkant van de laadbak en het nummerbord van Luke Hadlers voertuig waren allemaal perfect zichtbaar.
‘Er komt of gaat verder niemand tot 35 minuten later de koerier verschijnt,’ zei Raco. Falk gaf hem de tablet terug. Hij hoorde nog steeds de gedempte knallen nagalmen in zijn oren.
‘Denk je echt dat er ruimte is voor twijfel nadat je dit hebt gezien?’ vroeg Falk.
‘Het is Lukes pick-up, maar je kunt niet zien wie er achter het stuur zit,’ zei Raco. ‘Plus die andere dingen. De munitie. Karen doodschieten op de drempel. Het doorzoeken van Billy’s kamer.’
Falk keek hem strak aan.
‘Ik snap het niet. Waarom weet je zo zeker dat het Luke niet was? Je kende hem niet eens.’
Raco haalde zijn schouders op. ‘Ik heb de kinderen gevonden,’ zei hij. ‘Ik heb moeten zien hoe Billy Hadler eruitzag nadat een monster hem had vermoord, en ik kan dat beeld nooit meer uitwissen. Ik wil zeker weten dat er gerechtigheid komt voor hem. Ik weet dat het krankzinnig lijkt en luister, de kans dat Luke het heeft gedaan, is groot. Dat geef ik toe. Maar er is ook een heel kleine kans dat iemand anders dit heeft gedaan, die anders onbestraft blijft…’
Raco schudde zijn hoofd en nam een flinke teug van zijn bier.
‘Weet je, als ik naar Luke Hadler kijk had hij het oppervlakkig gezien perfect voor elkaar: fantastische vrouw, twee kinderen, een goede boerderij, respect in zijn gemeenschap. Waarom zou zo’n man op een goede dag omslaan als een blad aan een boom en zijn gezin vermoorden? Dat klopt niet. Ik kan maar niet begrijpen hoe iemand als hij zoiets kan doen.’
Falk wreef met een hand over zijn mond en kin. Die voelde stoppelig aan. Hij moest zich scheren.
Luke loog. Jij loog.
‘Raco,’ zei hij. ‘Je moet nog iets weten over Luke.’