Het brengt hem op de laatste keer dat hij, na weer maanden onrust
en smachten, opnieuw de moed vond Leentje in haar winkeltje te
bezoeken, dat opeens Leentjes winkeltje niet meer was.
Een lentedag, 's morgens, geen zon, maar het geurde naar knoppen, het grachtwater stroomde en er gleden zwanen overheen. Daar liep hij te veren van vreugde, verwachting en gloed in zijn hart met een liefderijk samengecomponeerd assortiment orchideeën uit eigen huis en nog een ander, groot cadeau. De aanbedene was jarig of jarig geweest of werd het binnenkort. Zou ze met hem naar de opera willen, nee natuurlijk. Misschien suggereerde ze zelf iets waar hij haar een plezier mee zou doen. Ik doe alles, alles wat jij wil, zie mij hier voor je staan.
Van de overkant van de gracht merkte hij dat de spalklatten tegen de etalageruit waren verdwenen, er zat geen barst meer in het glas, dat glansde van zeepsop en was omlijst met verse verf in een optimistische kleur. De tarotkaartenbaas voor wie Leentje de occulte rimram mocht beheren heeft de aanblik van zijn nering opgefrist, meende hij, toch verbaasd, zonder een blik in de etalage, de nooit veranderende uitstalling kende hij inmiddels voldoende. De zegewagen. De gestreepte man aan de galg. Jonkvrouw met spiegel. Pastoor, dokter, matroos. De ark, de slang. De koning der bokalen. Een zilveren asteroïdenverschijnsel. De wereld. De zonnewijzer. De zeis. Zou hij voor het binnengaan wel hebben gekeken: de in golven neergelegde magische kaarten lagen er niet meer, de naam Arcana was van het winkelraam verdwenen.
Hetzelfde bordje open, hetzelfde klingelbelletje, maar het diffuse schemerlampjesschijnsel was vervangen door kraakhard ziekenhuislicht, waarin hij verbijsterd op- en om zich heen keek, ook omdat hem trof het vertrouwde new-age-gejengel niet te horen, er was geen enkel geluid. Het interieur rook niet meer naar Leentje en haar wierook en exotische theeën, het bestond nu uit glazen vitrines tegen alle wanden, van vloer tot plafond, intern verlicht, zonder geur dan die van dagelijks gepoetste glaspanelen. Daarachter voorwerpjes van sier-smeed- en kristalkunst, prijskaartjes erbij, wat allemaal tot Hammer doordrong in dezelfde secondesprong dat het floers van verdriet over hem heen viel terwijl hij nog op de drempel stond. Ze is er niet meer, mijn liefste, je bent er niet meer.
In een donker pak, decente stropdas, stond een jeugdige man over de van binnenuit verlichte toonbank gebogen als over een ijsspiegel, verdiept in een met juwelen geïllustreerd drukwerk op glanspapier, luisterdozen tegen zijn oren, zodat hij de bezoeker niet onmiddellijk opmerkte.
Daar stond haar schrijftafeltje met de computer, hier legde ze de kaarten met de drudenvoeten, de hexa-grammen, de kelken, de zwaarden, de lotussen, de ouro-borossen en de tralies voor me, iets met overstromend water. Er stond een plankenrek tegen die muur, waar ik met mijn schouder tegen leunde toen ze me haar gedichten, geschreven met de vulpen, zwarte meisjeslet-ters, liet lezen. Heur haar had ze veranderd in krolse krullen en dat was ook niks, maar hij hield van haar vanuit het diepst. Alles, alles wil ik je geven, zal ik proberen je wat benul van literatuur bij te brengen?
Meneer. Goedemorgen. U komt een kleinood uitzoeken voor uw echtgenote of iemand anders dochter secretaresse. Wat mag ik u tonen.
De verkoper had de walkman afgezet en de sieradencatalogus opzijgeschoven. Uitspraak tikje volks, verder ben ik allerminst gediend van jouw vrijpostigheden, oordeelde Hammer, die bewegingloos sprakeloos bleef, gestold in poolkou die zijn lichaam had doortrokken tot in zijn gedachten. Zo staarde hij de jongeman aan, die met stipte glimlach terugkeek en naar de orchideeën wees en naar de platte doos in emailwit papier die zijn cliënt onder de arm droeg. U hebt iets heugelijks te vieren, vandaar bloemen, vandaar die luxedoos pralines. Kijkt u gerust even rond.
Hier waar ik sta nam ze mijn hand en draaide hem met de binnenkant voor haar ogen. Haar ogen. Mijn linkerhandpalm, waar ze met haar vingertop de naar goden en hemellichamen vernoemde heuvels en vlaktes streelde, hoofdlijn, hartlijn, levenslijn, ze bracht er de kabbala bij te pas en nog andere geheimheden, haar adempje gleed over mijn vingers.
In de stilte klonken als uit een diepe verte de klanken uit de walkman, die de winkelier op de bladzijden met de juwelen had gelegd. Verkoolde diamanten, gesmolten kristal op papier waarvan de glans was verdoft. Een bekende deun aan de grens van het gehoor, een zangeres, die in ieder geval niet Wagner vertolkte, Senta die zich van de rotsen stort omdat haar scheepskapitein niet meer uit de einder opdoemt. Het toonbankschijnsel smeerde een groenig waas over het gezicht van de verkoper, - dat zal nu ook op mijn gezicht te zien zijn, dacht Hammer, veranderd in lood, ik zie er grauwgroen uit, als een lijk. Waar ben ik aan gestorven. Aan gemis. Waar ben je, waarheen, geliefdste.
Al stond hij op het blinkende marmer, dat de afgetrapte houten vloer uit het voormalige winkeltje had vervangen, het leek alsof hij niets onder zijn voeten voelde en daarin wegzakte. Diepte zonder bodem, duizelend neerstorten in een krater, wijd als het firmament, vol nacht. Weg. Gewoon weg is ze. Als een luchtspiegeling. Tuin met deuren die ze achter zich dichtslaat. Middelvingertje fuckyou! omhoog. Bye!
Groene tanden, bovendien had de juwelier een wratje op zijn tong. Wat denkt meneer van een gouden zilveren beertje egeltje grappig hondje met ondeugende glinsteroogjes een collier een broche een armband. Ken ik meneer trouwens niet ergens van?
Zijne beroemdheid greep zich aan de toonbank vast, groen tegen zijn brillenglazen, zijn hersens vol wratten. Hij kuchte alsof hij als een Tranentroddel zijn emotie niet meester zou zijn, maar meteen was zijn stemgeluid terug, waarmee hij de rechtszaal-, college- en parlementstribunes zo karakteristiek kon toespreken.
Waar is ze, waar is ze heen.
Toch iets wanhopigs in zijn dictie.
De tong met het tepeltje, enigszins lispelend als wij erop letten, reageerde met een weinig spuug in de mondhoeken:
Meneer bedoelt dat meisje, hoe heette ze. Lette
zo'n beetje op het winkeltje dat hier vroeger was. Speelkaarten,
gezelligheidsartikelen, jojo's, vliegers en zo. Ik heb haar drie
minuten gesproken, samen met de makelaar, toen ze me de sleutels
overhandigde. Waar ze heen is, ik ben er niet bij blijven
stilstaan, meneer. De vs, zou dat kunnen?