Lachend, hijgend, zegt ze: 'Shit hee!'
'Wat een stormachtig weerzien! Meneer Hammer, professor, goh! Dat ik u hier tegen het lijf moet lopen, letterlijk nog wel! Dat moet zo in de sterren hebben gestaan. Sorry voor deze aanvaring. Kent u mij nog?'
Hij heeft zijn vrije hand weer in zijn nek, duim aan de ene, vingers aan de andere kant, en verstevigt zijn greep, - zo probeert hij de hoofdpijn, alsof hij een tube is, uit zichzelf weg te knijpen. Zet zijn hoed recht, tast naar zijn bril. Hij knikt: Natuurlijk weet hij ogenblikkelijk, de bliksem slaat in, wie zij is. Omdat zij nooit uit zijn stiltes is verdwenen. Omdat zij altijd tegen hem op is blijven botsen. Even ogenblikkelijk vloeit de genegenheid weer in hem binnen en wakkert de smeuling aan, nooit gedoofd, van zijn verlegen liefde. Gelijktijdig, met deze schokemotie vermengd en er deel van uitmakend, zoals bederf deel uitmaakt van alles, is er het besef van de vergeefsheid en de wanhoop die zich over zijn tedere gevoelens heen werpt, er de glans en de warmte aan onttrekt en verandert in een sintelklomp als een uitgedoofd hemellichaam in de hopeloze onbegrensdheid van het heelal. Alles in dezelfde reflex, korter dan het duurt om zijn ademstroming, die is gestokt alsof er een bijl in is geslagen, weer op gang te brengen.
'Pearlene, weet u nog?' Zo meent ze zich opnieuw, bijna zingend, aan hem te moeten voorstellen, om zijn geheugen te activeren, wat niet nodig is. Ze heeft hem een ogenblik met haar armen omsloten om te voorkomen dat hij valt en laat hem nu los. 'Van de schrijfcursus! Van Arcana, het winkeltje!'
'Jazeker, natuurlijk, jazeker', zegt hij. Tien jaar terug, twaalf, vijftien. Maar hij herinnert zich haar van veel recenter: 'Ik verbeeldde me je al eerder aan boord te hebben gezien.'
Gisteren of zo? Voor hem is alles gisteren of zo. Op het dek met het park. Hij hoort zichzelf praten. Op deze toeristensloep is een park, zoals hij verbijsterd had ontdekt, met echte bomen, struiken, bloemen. Stoeltjes, banken. In deze hallucinante entourage, nog niet als door een bezettingsmacht onder de voet gelopen door schreeuwend plebs, en waar het waarachtig stil was als op de dag dat de zee werd geschapen, - hij ratelt maar door, - zat hij om zich heen te kijken, een franse krant in zijn hand, waarmee hij koelte in zijn gezicht wapperde, - toen hij haar een deur uit zag komen. Het is een park met deuren. Ze kwam tevoorschijn, draaide zich om en verdween weer door dezelfde deur achter bloeiende oleanders. Daarbij wist hij de jeugdige vrouw die hem was verschenen te kennen, te herkennen, maar het ging zo flitserig, zegt hij, dat hij zich niet kon realiseren dat zij het was. 'Zo snel, het leek of ik je droomde. Had ik je nu echt gezien of niet? Leentje! Wat ontroerend, jij bent het! Ik moet ervan slikken.'
'Zo heet ik niet', reageert ze prompt, vinnig, pinnig, zoals ook toen altijd, maar ze lacht erbij. Nog steeds met die kuiltjes.
Pearlene, wat een nuffige, aanstellerige naam. Iets voor een zijige muziekfilm of voor een soort gebak met yoghurt.
'Men moet altijd luisteren naar zijn dromen,' orakelt Pearlene, rank vingertje omhoog, 'ook naar wat men denkt te dromen.'
Zij is het! Uit de ateliers van Lucas Cranach.
'Ik was op weg naar mijn kamer, hut bedoel ik', zeg hij.
Ze pakt hem kordaat bij zijn arm beet. 'Ik help u even.'
'Dank je, kind.'
Zo dalen ze af naar het roze schijnsel, hij leunt zwaar op haar en is een beetje gelukkig. Net of we getrouwd zijn.
Wat haalt hij zich in zijn beverige hoofd? Alsof hij aan getrouwdzijn zulke zonnige gedachten koestert.
Het ergste is je op een moment als dit je jeugd te herinneren. Toen het leven nog als hartstochtelijk vergezicht naar alle kanten lag opengespreid, alles vanzelfsprekend was en vanzelfsprekend gebeurde, toen er nog niets definitief was en alles nog voorbij kon gaan. Jeugd bestaat uit gouden beloften aan jezelf en onschokbaar zelfvertrouwen, alle illusies zullen zeker worden ingelost, het leven is een nooit eindigend, vrolijk, geil tuinfeest met voortdurend nieuwe verrassingen.
Mooier kon het bestaan niet worden en werd dat dan ook niet.
Omstreeks zijn vijfentwintigste stolde alles opeens en ging er niets meer voorbij, hij trouwde, zat binnen de kortste keren met een dochter opgescheept, besefte dat hij in een val was vastgelopen, kon niet meer denken, alsof zijn brein in een zak kiezelstenen was veranderd. In plaats daarvan begon hij zijn bezienswaardige snor te cultiveren. Echtscheiding. Helga stierf kort na haar veertigste verjaardag aan een of andere kanker waar ze ongeweten haar hele leven aan bleek te hebben geleden. Dat ze altijd op schreeuwtoon sprak. Dat ze altijd zo'n lucht om zich heen had hangen.
Heimwee naar zijn jeugd?
Voor geen geld zou hij weer achttien willen
zijn, maar hij herinnert zich heel even dat hij die leeftijd had en
verbindt het beeld dat erbij oprijst met de situatie van dit
moment. Zou hij nu achttien zijn, en gearmd lopen met een bloem als
Pearlene, op weg naar het vertrek waar zijn bed staat: - er hoeft
niet te worden gegist naar wat er vanzelfsprekend zou worden
gecelebreerd. In die zin is het ergje je jeugd te herinneren
wanneer je de dood al hoort gonzen als een horzel in je oor en je
van onderhavig bedgebeuren niets meer terechtbrengt: - hoe lang is
dat al geleden? De eerste keer blijft je altijd bij, maar de
laatste keer?