'Mijn bagage en zo moet dat scheepsbedrijf mij maar nasturen. Als
dat niet gebeurt is het ook goed. Wat heb ik tenslotte nog helemaal
nodig.'
'In ieder geval een andere broek.' Leentje heeft beleefd geprobeerd het proesten te onderdrukken, maar het spettert uit haar weg zoals het gas uit haar scootertje. Dat omkringelt haar benen en klautert er als nevelgeesten tegenop. Al ziet hij haar verwazigen als een godinnen-gestalte bij Ovidius, Hammer begint mee te lachen.
Dat hij dat nog kan! Hij dacht dat lachen hem ook was ontnomen, zoals een na een al zijn vroegere lichaamsmogelijkheden. Kijk eens aan, wij zien zijn tanden, dat wil zeggen de implantaten van duizenden euro's, zijn eigen tanden zijn dat natuurlijk niet meer, zoals hij ook zijn eigen heup niet meer heeft en links zijn scheenbeen is vervangen door een ijzeren stang. Het licht weerkaatst in zijn dure gebit en het verleent hem waarachtig iets jeugdigers, van uit de tijd dat hij al zijn haar nog had, zwart, met een dartele glans erover en hij iets weg had van Rudolph Valentino met de hypnose-ogen. Als je hem toen zou hebben gekend, Pearlene.
'Er zal hier wel een kledingwinkel zijn te vinden', veronderstelt hij. 'Ik kan niet langer beslag op je leggen, jij hebt haast en moet je vriend achterna.'
'Vriend?' Ze schudt haar korte haar. 'Heb ik een vriend? Dacht het niet.'
'Sorry, waar bemoei ik me mee', stamelt hij.
Zijn kleren aftastend zoekt hij zijn portefeuille, heeft hij wel de middelen bij zich om een Corsicaanse broek te kunnen betalen.
'Links in uw jasje', zegt Leentje, die tevoorschijn treedt uit de haar omwalmende gassen. 'En ja, u heeft meer dan voldoende bij u, veel te veel als verstandig is om zomaar mee rond te lopen in een kapersnest als dit.'
Zijn witte wenkbrauwen, zulke verbazing drukken ze uit, lijken van zijn hoofd te zullen wegwaaien.
Ze informeert: 'Heeft u na uw siësta nog geld uitgegeven, aan boord, hier aan de wal?'
Dat heeft hij niet. Hoezo.
De clairvoyante openbaart in trance: 'In de zwarte marokijnleren portefeuille met verstevigingsstrip van zilverkleurig metaal, welke u aan de zijde draagt waar zich uw hart bevindt, zie ik zeven flappen van vijftig euro, drie van twintig, een flapperdeflap van tien en drie van vijf. Controleert u waar iedereen bij is de juistheid van mijn waarneming, taraboems. U bezit ook nog een laddertje bankpassen.'
Geen engelendons aan haar schouders en armen, die ze uitgespreid heeft opgeheven, - toch is ze in het knallende licht, omwolkt door witte damp, naar Hammers besef als een wonderverschijning uit nooit beschreven werelden. Louter belazerij, maar hoe flikt ze het. Door alle waters gewassen en nog zo argeloos naïef? Wij vinden dat aandoenlijk. Welke kleur hebben haar irissen nu, waarin goudstofjes wervelen.
'En het tweede compartiment van uw papierenbundel bevat ter linkerzijde uw paspoort, tussen de voorste bladzijden daarvan een papiertje met twee lange telefoonnummers, voor het ene staat Eva, voor het andere Pa. Ter rechterzijde uw rijbewijs. Dat is al langer dan tien jaar verlopen.' Na een berekende stilte, haar toneelstem triomfantelijk: 'Heb ik dit alles correct en tevens juist, uwe hoogedelheid?' Buiging. 'Dank voor uw bedwelmende applaus, waarmee u mijn bescheiden prestatie al te gul beloont holadijee tjing tetteret!' Daar zegt ze nog achteraan: 'Het is een gave.'
Hammer grabbelt naar zijn hart. 'Merkwaardig,' zegt hij, 'dat ik mijn portefeuille anders in mijn binnenzak aantref dan ik hem er altijd in steek.' 'Mijn rechterhand', demonstreert hij, 'pakt de portefeuille bij de rug, die naar het borstbeen is gekeerd, zo pleeg ik hem op te bergen, en nu zit hij andersom en grijp ik de zilveren strip. Raar. Bovendien stop ik het ding nooit ondersteboven in mijn jasje, zodat de bankpassen niet eigener beweging uit de vakjes glibberen, zoals nu gebeurt, mevrouw, ziet u wel. Maar het valt me mee dat je hem in ieder geval links hebt teruggestopt en niet in de rechterbinnenzak, zoals mijn werkster deed, die ik zo betrapte dat ze er geld uit had ontvreemd.'
Nu hij opnieuw heeft ontdekt hoe hij moet lachen, lacht hij nog maar eens. 'Ik sta paf van je doorborende blik. Door mijn kleren heen, door een lederen portefeuille heen zie je misschien ook door mijn ribben heen mijn hart. Hoe het voor je klopt. Van bewondering.'
'En het nummer van uw deurkaart is A eenentachtig', giebelt ze.
'Die heb ik dus niet meer nodig', reageert hij, maar controleert toch of die kaart nog op zijn plaats zit, hij kan met de pochet uit het bovenzakje zijn getrokken. De heer Hammer is een neuroot.
Dat met die werkster, niet Mittra, zal nu zo'n jaar of veertig geleden zijn geweest. Ze heette Trudie of zoiets en betoonde zich aangenaam enthousiast in bed tijdens het woensdagse verzetje tussen de middag als hij even thuis was van rechtbank of parlement. Ze jatte ook overhemden, voor haar man, en dingen uit de ijskast.
Pearlene staat nog steeds met haar armen zijwaarts omhoog, of ze zich uitrekt, zijn ogen zuigen zich vast aan het glinstertje in haar navel. In dezelfde houding stond hij een aantal dagen geleden in Parijs, vlieghaven De Gaulle, voor de bodyscanner en zag hij zijn lichaam weergegeven als op een glazen lijkwade. Elektronisch licht dat hem van voor en achter doorschouwde tot onder zijn huid, of hij geen wapens bij zich droeg of drugs in zijn ingewanden, zoals Leentje met haar ogen dwars door portemonnees en portefeuilles heen zebra's ziet en geldbiljetten tot op de euro nauwkeurig.
'Daarom vroeg ik u of u ondertussen misschien iets had betaald, dan zou ik de aantallen flappen en hun waarden niet precies meer hebben kunnen opnoemen.'
Zoals de controlescan hem doorlichtte tot in zijn geweten, zo staan beiden elkaar in de ogen te kijken, glimlachend tot in de ernst van eikaars gedachten, seconden-lang, wat lang is voor dergelijke blik.
Zij kijkt het eerst weg, laat haar armen zakken
en beweegt haar handen over haar frêle lijfje, heel even omkaderen
ze het sieraadje midden op haar buik, - natuurlijk ziet zij dat
zijn blik daar niet van loskomt.