37

Ik parkeerde op mijn gebruikelijke plek, onder het licht van de lantaarnpalen achter het forensisch centrum, en liet mezelf binnen via de elektronische toegangsdeur. Het liep inmiddels tegen middernacht. Na drie uur lang voorovergebogen in de helikoptercabine te hebben geleund, had ik flink wat kramp in mijn rug en nek. Het mortuarium leek verlaten, maar er was altijd iemand aanwezig. Had ik op de bel bij de afgifteplaats gedrukt, dan zou een videocamera na een paar seconden mijn kant op zijn gedraaid, waarna een slaperige assistent me binnen zou hebben gelaten. Maar omdat die waarschijnlijk op de afdeling pathologie coschap liep – en dus aan een chronisch slaapgebrek leed – had ik mezelf maar binnengelaten en liep ik zo stilletjes mogelijk door de gangen om maar niemands broodnodige rust te verstoren.

Eenmaal in het souterrain van het ziekenhuis pakte ik de lift naar de zesde verdieping, waar de afdeling cardiologie was ondergebracht. De dienstdoende nachtzuster glimlachte breed toen ze me zag. ‘Hallo doctor Brockton, leuk u te zien,’ straalde ze. ‘Wat brengt u hier op dit bijna middernachtelijke uur? U bent vast op zoek naar geschikte donoren.’ We lachten wat om haar grap die ik tijdens mijn vele wandelingen vanuit de catacomben van de doden naar de afdelingen van de zieken al in talloze versies had gehoord.

‘Vanavond even niet,’ antwoordde ik. ‘Maar mocht u een goeie tip hebben, laat het me dan weten. Ik ben eigenlijk gekomen om te vragen hoe het met een van uw nieuwe patiënten gesteld is, sheriff Tom Kitchings. Hij is een paar uur geleden met de traumahelikopter binnengebracht.’

‘Een populaire vent,’ merkte ze op.

‘O?’

‘Nou, er was hier vanavond al eerder een meneer voor hem, vlak voor mijn dienst. En een van zijn hulpsheriffs is net weggegaan. Gek dat u hem niet in de lift bent tegengekomen.’

Williams? Het moest Williams wel zijn geweest aangezien Orbin zich door Miranda in het beenderlab liet gaar sudderen en schoon boenen. Scenario’s flitsten door mijn hoofd. Was de hulpsheriff langs geweest uit bezorgdheid? Had hij gehoord dat we het zendertje op mijn pick-up hadden gevonden – wist hij soms dat dat ding daar zat? Was hij gekomen om die hulzen op te eisen, en zo ja, waarom?

‘Als ik hem was tegengekomen, had hij verdwaald moeten zijn,’ zei ik. ‘Ik heb namelijk de dienstlift genomen. Maar toch vind ik het vreemd dat hij hier was. Voor mij ligt het ziekenhuis op de route naar mijn huis, maar voor iemand uit Cooke County is het een flinke rit.’

‘En vergeefs bovendien,’ voegde ze eraan toe. ‘De sheriff slaapt. Ik gaf hem een stevige dosis Ativan toen ik om elf uur zijn infuus ververste. De hulpsheriff wilde alleen maar weten hoe het nu met hem was, zei hij, en dus bekeken we zijn kaart. Daarna vroeg hij of hij even bij de sheriff aan het bed mocht zitten. Ik zei dat het mocht, zolang hij hem maar niet wakker maakte.’

Ik was zo moe als een hond en geprikkeld bovendien. Misschien verbeeldde ik me dingen, maar iets baarde me zorgen. ‘Bent u na het vertrek van de hulpsheriff nog de kamer in geweest?’

‘Nee, hij is pas vijf minuten geleden weggegaan. Hoezo?’

‘Ik weet het niet. Ik ben gewoon gespannen. Vindt u het erg als we nog even kijken?’

Ze keek geërgerd, maar stapte achter haar balie vandaan, schreed door de gang en glipte een van de kamers binnen. Kitchings lag half rechtop in zijn bed en was flink aan het houtzagen. In zijn arm zat een infuus en een bundeltje cardiogramsnoertjes kronkelde uit de hals van zijn ziekenhuispyjama naar buiten. Een lampje op de hartmonitor knipperde een stabiele 72 slagen per minuut en zijn borstkas rees met ongeveer een kwart van dat tempo op en neer. De nachtzuster stak een bemoedigende duim omhoog. ‘Hij maakt het prima,’ fluisterde ze. ‘Het was een piepklein propje – waarschijnlijk was stress de grote boosdoener – en bovendien hebben ze hem heel snel naar de hartafdeling weten te brengen. Even de leidingen doorspoelen en dan is hij weer helemaal boven Jan. ‘Waarschijnlijk kan hij morgen alweer naar huis.’ De opgewekte prognose verbaasde me. Op het moment dat hij onderuitging, had ik hem bijna overleden verklaard. De nachtzuster draaide zich om naar de deur en hield hem voor me open, maar er schoot me iets te binnen. Ik tikte even op mijn horloge, stak vijf vingers omhoog en hield mijn hoofd vragend een beetje schuin. Ze haalde haar schouders op, bracht haar wijsvinger naar haar lippen en liet me alleen met de snurkende sheriff.

Meteen nadat de deur in het slot was gevallen, trippelde ik naar de klerenkast waar, naar ik aannam, zijn kleren waren opgeborgen. En inderdaad, zijn uniform – gekreukt en smerig – hing aan wat hangers. Zijn pistoolriem plus ongeladen pistool hingen achterin aan een haakje. Ik betastte de linkerzak van het overhemd, daarna de rechter. Allebei leeg. Daarna de broekzakken. Ook leeg. Mijn oog viel op een kleine plastic tas op de bodem van de kast. Hij was zwaar en er klonk gekletter doorheen terwijl ik hem oppakte en op het rolwagentje naast het raam zette. Zoekend in de tas, in het halfdonker, slechts bijgelicht door de monitor van de hartbewaking en de buitenverlichting, kon ik de inhoud zien: politiepenning, sleutels, portefeuille, wat kleingeld, een pakje suikervrije kauwgom en de kogels uit zijn dienstpistool. Maar niet – niet bij de eerste, niet bij de tweede en ook niet bij de derde keer dat ik de inhoud doorzocht – de met zweetvlekken besmeurde, dichtgeknoopte bandana waarin Waylon de patroonhulzen had opgeborgen die ons misschien naar de moordenaar van Orbin Kitchings konden leiden.

Het lijkenhuis / druk 1
titlepage.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_0.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_1.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_2.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_3.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_4.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_5.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_6.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_7.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_8.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_9.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_10.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_11.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_12.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_13.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_14.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_15.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_16.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_17.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_18.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_19.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_20.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_21.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_22.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_23.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_24.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_25.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_26.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_27.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_28.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_29.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_30.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_31.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_32.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_33.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_34.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_35.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_36.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_37.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_38.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_39.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_40.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_41.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_42.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_43.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_44.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_45.xhtml