31
Officier van justitie Bob Roper zag eruit alsof hij drie dagen niet had geslapen, Burt DeVriess alsof hij zojuist de loterij had gewonnen. We zaten bijeen in de raadkamer van rechter Barr om de resultaten van de opgraving te bespreken. ‘Heren, laten we beginnen,’ sprak de rechter. ‘Dit is zeer ongebruikelijk, maar gegeven het feit dat de heer Roper om deze bijeenkomst heeft verzocht en dat de heer DeVriess heeft ingestemd, ben ik bereid tot een informele discussie over deze zaak. Ik heb over tien minuten een hoorzitting, dus ik stel voor dat we direct ter zake komen.’
DeVriess was daar maar wat toe bereid. ‘Edelachtbare, volgens mij spreken de resultaten van de opgraving voor zich,’ sprak hij triomfantelijk.
‘Waarom neemt u dan het woord, meneer DeVriess? Ik verzoek u om stil te zijn.’ Halfslachtig probeerde ik een grijns te onderdrukken. ‘Doctor Brockton, ik heb uw rapport gelezen, en dat van doctor Carter. Ik wil u bedanken voor uw snelle en grondige onderzoek.’ Ik knikte, ervan uitgaande dat ik mijn mond moest houden, tenzij er om mijn commentaar werd gevraagd. ‘Meneer Roper, hebt u het rapport gelezen?’ Roper knikte mistroostig. ‘En wat is uw reactie? Bestrijdt uw forensisch antropoloog de bevindingen van doctor Brockton?’
Roper hield een slag om de arm. ‘Edelachtbare, ondanks onze hoge waardering voor doctor Brockton en doctor Carter zijn er in deze zaak nog andere bewijzen die de vermoedens van de aanklager onderbouwen.’
De rechter zette hem voor het blok. ‘Zoals?’ Roper haalde eens diep adem, als iemand die op het punt stond een recordpoging onderwaterzwemmen te ondernemen, maar de rechter kapte hem af. ‘In ’s hemelsnaam, Bob, kies toch eieren voor je geld. De lijkschouwer heeft er een potje van gemaakt, en dat weet je. Tenzij doctor Hamilton iets over je weet wat jou je carrière of je huwelijk kan kosten, zou ik zeggen: bijt door de zure appel heen en trek de aanklacht in. Het is vervelend, maar lang niet zo erg als het onderspit te moeten delven in de rechtszaal. En ik kan je bijna garanderen dat je deze zaak niet zou winnen. Bovendien loop je nog eens het risico op een aanklacht wegens tenlastelegging op onrechtmatige gronden. Maar laat je de aanklacht varen en verontschuldig je je tegenover de beklaagde, dan maak je daarmee een prima indruk. Je kunt een mooi verhaal ophouden over hoe de waarheid en de rechtspraak hebben gezegevierd, en je mag vieren dat een onschuldig man recht is gedaan. Het is verdomme de beste deal waarmee je kunt wegkomen.’
Roper slikte. Het was een bittere pil. ‘Edelachtbare, in het licht van de nieuwe bevindingen zien we af van vervolging, bieden we de rechtbank en de beklaagde onze verontschuldigingen aan en bedanken we doctor Brockton en doctor Carter voor het naar boven halen van belangrijk ontlastend bewijsmateriaal in deze zaak.’
De rechter glimlachte. ‘Nou, dat viel best mee, toch? Jij regelt de formulieren, en ik zal de beklaagde op vrije voeten stellen. Bovendien zal ik zijn dossier laten schrappen. Tenzij de verdediging daar natuurlijk enige bedenkingen tegen heeft?’
DeVriess glimlachte eens zelfgenoegzaam. ‘Nou, edelachtbare, de verdediging had echt zijn zinnen gezet op een juryproces...’
‘Zo is het wel genoeg, Da Grease,’ snoerde de rechter hem de mond terwijl hij opstond en naar zijn rechtszaal schreed, ‘voordat ik van gedachten verander.’ DeVriess kreeg een rood hoofd, Roper fleurde op en ik glimlachte inwendig.
Daarna stonden ook wij op om via het personeelskantoor de rechtbank te verlaten. Met een spijtige glimlach schudde Roper me de hand. ‘Bill, het was juist wat je hebt gedaan, helaas voor mij...’
Met mijn linkerhand gaf ik hem een klapje tegen zijn bovenarm. ‘Neem het niet te zwaar op, Bob. Jij baseerde je zaak op het autopsierapport. Jij kunt het niet helpen dat dat rapport niet deugde. Degene die het een en ander heeft uit te leggen, is de lijkschouwer. Het zou me niet verbazen als de staat zal proberen Garlands vergunning in te trekken. Het is niet de eerste keer, weet je.’
‘Ik weet het. Maar voor mij zal hij geen zaak meer verzieken. Ik heb al geregeld dat mijn autopsies in het vervolg door doctor Carter en haar staf in Chattanooga worden uitgevoerd.’ Iets dergelijks had ik al van Jess vernomen, maar ik deed net alsof de officier me op goed nieuws trakteerde. ‘Bill, stel dat de staat inderdaad doctor Hamiltons vergunning ter discussie stelt, dan hoop ik dat jij in Nashville net zo oprecht zult getuigen als dat je hier deed.’
Ik knikte. ‘Leuk is anders, maar ik zal het doen.’
‘Dank je. Het wordt tijd dat hij met pensioen gaat. Als deze zaak daarbij kan helpen, is het de vernedering wel waard, denk ik.’ Ik was blij dat hij alweer vooruitkeek. ‘Bedankt voor wat je hebt gedaan, Bill. Het was voor mij geen pretje, maar ik waardeer het.’
DeVriess boog zich naar ons toe. ‘Zeg, kunnen we de liefde even delen? Ik ben anders wel degene die aan de bel heeft getrokken.’
‘Donder op, Burt,’ sprak Roper. ‘Bill, ik verheug me erop weer met je te kunnen samenwerken. Mét je, oké?’
‘Oké,’ glimlachte ik. ‘Tot ziens.’ Hij knikte en verdween door de marmeren gang. ‘O, en Bob?’ riep ik hem na. ‘Nog bedankt voor wat je onlangs zei over Kathleen. Het is een zware tijd geweest en ik praat er niet graag over, maar het is heilzaam om te horen van mensen die begaan zijn met je.’ Hij glimlachte en liep weg.
‘Klootzak,’ bromde DeVriess. ‘Doctor Brockton, ik wil u voorstellen aan iemand die u graag wil ontmoeten.’ Ik had een college te geven en dus moest ik de boot afhouden, maar hij bleef aandringen. ‘Het duurt maar een minuutje, en ik weet zeker dat u naderhand blij zult zijn.’ Ik gaf me gewonnen waarna hij me voorging naar een deel van het gerechtsgebouw waar ik nog nooit eerder was geweest. Een geüniformeerde bewaker opende de elektronisch beveiligde deur en liet ons binnen. Daar opende DeVriess op zijn beurt een deur met daarop een bordje beklaagdenbank . Hij leidde me een kaal, wit vertrek binnen. Een schriel mannetje in een verbleekte spijkerbroek en een wit overhemd stond op van zijn plastic stoel. ‘Eddie, ik wil je voorstellen aan doctor Brockton. Doctor Brockton, dit is Eddie Meacham, de man wiens naam u zojuist hebt gezuiverd. De man die nu zijn leven weer terug heeft.’
Meacham staarde me aan alsof ik een buitenaards wezen was, stormde op me af en omhelsde me met zijn knokige lijf. Ik gaf hem een paar klopjes op de rug en trok mezelf voorzichtig los zodat ik weer adem kreeg. Meacham probeerde een paar maal verwoed iets te zeggen. Ten slotte fluisterde hij: ‘Dank u. Dank u.’ Meer kreeg hij er niet uit. Maar het was genoeg. Zelf ook geëmotioneerd, knikte ik en verdween.
DeVriess had gelijk, ik was blij. Blij dat ik zijn cliënt had ontmoet, blij dat ik de zaak had aangenomen, dat de klootzak van een Da Grease – beschermengel der geperverteerden – me op die dag tijdens de lunch had laten toehappen. Miranda had gelijk: ‘Inderdaad, een bizar clubje,’ mompelde ik terwijl ik de deur van de rechtbank opentrok en de vroege oktoberzon tegemoet stapte.