35

Al een paar minuten na het telefoontje verscheen hulpsheriff Williams met flitsende zwaailichten boven op zijn zwartwitte Cherokee. Hij stopte hard voor de veranda, zag de smeulende resten van de helikopter in het dal en scheurde de heuvel af naar de plek waar Waylon en ik stonden. Daar sprong hij de auto uit, staarde naar het wrak en draaide zich met een ruk naar ons om. ‘Wat is hier gebeurd?’ vroeg hij op hoge toon, trok zijn revolver en hield hem op Waylon gericht. ‘Handen omhoog en mee naar de auto,’ beval hij. Verbaasd knipperde Waylon even met zijn ogen, maar hij stak toch langzaam zijn armen omhoog.

‘Hij heeft er niets mee te maken,’ zei ik. ‘Hij kwam net aanrijden in zijn pick-up toen het schieten begon. En hij rende net over de heuvelkam naar de schutter, toen de heli neerstortte.’

Vervolgens was ik aan de beurt. ‘En wat hebt u hier verdomme te zoeken?’ vroeg hij. ‘En met wat voor clandestiene zaken houdt O’Conner zich bezig? En waar hangt hij verdomme uit?’

‘Ik vertel je graag alles wat je wilt weten,’ antwoordde ik. ‘Maar kan die revolver misschien weg? Zo kan ik me niet echt concentreren. Zo meteen schiet je nog een onschuldige omstander neer die ook nog eens een getuige is.’

Woest keek Williams me aan. ‘Nou, ik vraag me af of hij wel een gewone getuige is; ik betwijfel het dat hij een gewone omstander is en ik weet verdomd zeker dat hij al helemaal niet zo onschuldig is.’ Maar toch borg hij zijn wapen op en stond toe dat Waylon zijn armen weer liet zakken en hem vertelde wat hij had gezien op het moment dat hij de heuveltop bereikte. Toen hij vertelde dat hij de patronen had gevonden, stak Williams een hand uit. ‘Hier, geef maar aan mij.’

‘Ik heb ze niet meer. Heb ze aan doc gegeven.’

Met een nog altijd uitgestrekte hand keek Williams me aan. ‘Tuurlijk,’ antwoordde ik. ‘Maar waarom praat u niet eerst even met Waylon, dan praten wij straks onder vier ogen verder.’

Na nog wat vragen liet de hulpsheriff Waylon gaan. ‘Je blijft in de buurt, hoor je?’ Waylon knikte. Even later reed hij weg, en opgelucht slaakte ik een zucht.

Ik vertelde Williams mijn verhaal, beginnend met de rondleiding over O’Conners gecamoufleerde ginsengkwekerij en eindigend met de helikoptercrash. ‘Waylon deed echt zijn best om die schutter in zijn kraag te vatten,’ zei ik. ‘Die patroonhulzen zouden wel eens belangrijk kunnen zijn. En een paar foto’s of een gipsafdruk van dat spoor daar kan ook geen kwaad.’ Williams keek peinzend. ‘Hier heb je de patroonhulzen.’ Ik trok de geknoopte bandana uit mijn overhemdszak. Hij wilde hem pakken, maar ik trok hem terug. ‘Hulpsheriff, zou je dit ontvangstbewijsje even willen tekenen?’ Ik viste mijn handgeschreven reçuutje tevoorschijn: ‘Ontvangen van doctor Bill Brockton: vijf messing patroonhulzen in rode bandana, gevonden op heuveltop boven plaats delict inzake Orbin Kitchings.’

Williams reageerde alsof ik hem zojuist in zijn gezicht had gespuugd. ‘U denkt toch zeker niet dat ik vergéét dat ik kogels in mijn bezit heb die uit het geweer komen waarmee Orbin Kitchings werd vermoord?’

‘O nee, verre van,’ antwoordde ik. ‘Maar een dode agent zorgt altijd voor een hectische toestand, en we hebben het hier wel over de broer van de sheriff. Een goeie strafpleiter zou het belang van deze bewijslast compleet teniet kunnen doen als we niet elke schakel in de bewijslast documenteren. Ik moet er niet aan denken dat de moordenaar van Orbin vrijuit gaat omdat wij niet alles zorgvuldig hebben genoteerd.’

Williams knikte nors, trok een pen tevoorschijn en zette een krabbel. Ik gaf hem het bundeltje. ‘Misschien dat het forensisch lab van de tbi er nog wat vingerafdrukken van af kan plukken,’ zei ik. ‘Misschien is de schutter vergeten ze schoon te vegen voordat hij ze laadde.’

Hij keek verrast. ‘Eh, bedankt, doc. Daar heb ik eigenlijk helemaal niet aan gedacht. Dank u zeer.’ Hij stopte het pakje in de borstzak van zijn uniform en drukte het flapje dicht. Terwijl hij weer opkeek, zag ik dat zijn ogen zich vastpinden op de rand van de vallei. Een zwarte Ford Expedition kwam in volle vaart over het gruizige pad aangesneld, schoot het veld op, en stopte naast ons. Tom Kitchings sprong uit de auto.

Nog voordat ik hem kon tegenhouden, rende de sheriff naar de geblakerde helikoptercabine, waar hij oog in oog kwam te staan met de verkoolde resten van zijn jongere broer. Tom Kitchings slaakte een luid, kermend geluid. En nog een keer. Opeens sloeg hij een hand voor zijn borst, zakte door zijn knieën en viel bewusteloos voorover.

Ik ben geen medisch expert – ik ben immers een dokter met enkel dode patiënten – maar ik was er tamelijk van overtuigd dat de sheriff zojuist een hartstilstand had gekregen. Dat betekende dat er letterlijk geen seconde te verliezen viel. We hadden slechts zestig minuten, het zogenaamde gouden uur om ernstig hartletsel te voorkomen. Want anders, zo wist ik, zou het van bloed verstoken hartweefsel gaan afsterven. ‘Hij moet meteen naar een ziekenhuis,’ maande ik.

‘Ik regel een ambulance,’ zei Williams en reikte naar zijn mobilofoon.

‘Geen tijd,’ zei ik. ‘We zitten een halfuur van de stad. Zodra ze hem hebben opgehaald en weer terug zijn, zal hij blijvend hartletsel hebben opgelopen. We moeten hem binnen een uur bij een cardioloog hebben.’

‘Goddomme, doc, we hebben hier helemaal geen cardioloog!’ riep Williams.

‘Nee, maar van hieruit krijgen we hem daar wel sneller dan naar de stad. Neem contact op met de meldkamer en laat je doorprikken naar LifeStar.’

LifeStar, de ambulancedienst van het universitair medisch centrum, beschikte over twee helikopters die achter het ziekenhuis gestationeerd waren, op reukafstand van de Bodyfarm. De meldkamer zou nog geen minuut nodig hebben om Williams door te verbinden met de LifeStar-vluchtcoördinator. De hulpsheriff beschreef de symptomen van sheriff Kitchings en vroeg om een helikopter. ‘Waar bevindt u zich?’

‘We zitten in een kleine vallei, zo’n elf kilometer ten zuiden van Jonesport,’ meldde Williams. ‘Brush Creek Mountain ligt pal aan onze westkant en...’

‘Wacht, wacht,’ onderbrak de coördinator hem. ‘Heeft iemand een gps ?’

‘O. Ja, heb ik,’ antwoordde Williams en trok een kleine gps -ontvanger uit een vakje aan zijn riem en zette hem aan. Het schermpje vertoonde signalen van vier satellieten rondom de aarde. ‘Let op, hier komen wat coördinaten,’ waarschuwde hij. Terwijl hij de getallen opsomde, keek ik over zijn schouders mee. ‘Drie-vijf-punt-negen-vijf-drie-vijf graden noorderbreedte; acht-twee-punt-zeven-negen-zes-acht graden westerlengte.’

Terwijl de vluchtcoördinator ter controle de cijfers herhaalde, merkte ik dat er iets niet klopte. Ik tikte op Williams’ schouder, maar geërgerd trok hij die weg. Ik tikte nogmaals, harder nu. ‘LifeStar, een ogenblik graag,’ klonk het kortaf, waarna hij zich met een ruk naar me omdraaide. ‘Wát nou, verdomme!’

‘Je hebt twee getallen in westerlengte omgedraaid,’ zei ik snel en wees op het schermpje. ‘Je zei: punt-zeven-negen, maar op het schermpje staat punt-negen-zeven.’ Ik maakte snel een hoofdrekensommetje. ‘Dat verschilt bijna twee tiende van een graad. Ze zullen zo’n achttien kilometer hier vandaan landen, ergens in North Carolina.’

Williams leek op het punt van ontploffen te staan en richtte zich weer tot de vluchtcoördinator om de fout recht te zetten, waarna de coördinator ter controle de getallen herhaalde. ‘Oké, zo klopt het,’ sloot Williams af. Ik reikte naar zijn mobilofoon, die hij met een uiterst getergde blik aan me gaf.

‘Hoe snel kunnen ze in de lucht zijn?’ vroeg ik de coördinator.

‘Een halve minuut geleden,’ was zijn antwoord. ‘Over ongeveer twaalf minuten landen ze bij u.’

‘Wauw, dat is mooi. Kunnen wij in de tussentijd nog iets voor de patiënt doen?’

‘Gewoon een oogje in het zeil houden.’ Er viel een stilte die bijna een minuut duurde voordat de vluchtcoördinator zich weer meldde. ‘De verpleegassistente zegt dat u hem rustig moet houden, met de voeten omhoog. Als hij bij bewustzijn is en u hebt toevallig ergens een aspirinetablet bij de hand, laat hem er dan op kauwen. Dat verdunt zijn bloed een beetje, en misschien helpt het om de hartslagader weer van wat bloed te voorzien.’

‘Doen we,’ sprak ik. ‘Ik hang nu op. Bedankt voor de hulp.’

‘Daar zijn we voor.’

Ik gaf de mobilofoon terug aan Williams en liep op een drafje naar de achterkant van mijn pick-up waar ik een eerstehulpkistje had staan. Ik wist dat er ergens tussen al het verband en vochtige doekjes, zalfjes en chirurgische handschoenen een doosje aspirines verborgen lag. Maar de veelheid aan kleine doosjes was om gek van te worden. Ten slotte vond ik het: één stripje met daarin twee aspirines. Met trillende vingers trok ik het stripje open. Beide pilletjes vlogen door de lucht, stuiterden over de vloer van de laadbak en rolden naar de kier van de achterklep. Terwijl het ene pilletje al met een tikje in het binnenste van de achterbumper viel, schoot mijn hand snel naar voren en wist ik wanhopig het tweede pilletje nog net te pakken voordat ook dat de kier had bereikt. Mijn eigen hart ging nu behoorlijk tekeer.

Kitchings was inmiddels bij bewustzijn, en dus legden Williams en ik hem met zijn hoofd tegen een wiel van de jeep. Terwijl hij grimassend van de pijn in zijn borstkas of vanwege het zuurgehalte van de pil op de aspirine kauwde, vertelde ik hem over de schietpartij, de crash en dat Waylon had geprobeerd de schutter te grijpen. Hij vroeg me nadrukkelijk naar de patronen: ‘Hoeveel?’ ‘Vijf,’ antwoordde ik. ‘Welk kaliber?’ ‘Volgens Waylon .30-30. Lang, net als bij een jachtpatroon. Uw hulpsheriff heeft ze in zijn borstzak.’ Kitchings keek Williams aan en stak zijn hand uit.

Williams trok de bandana tevoorschijn, knoopte hem open en drukte het setje patroonhulzen in Kitchings’ uitgestoken hand. ‘Voorzichtig,’ waarschuwde ik, ‘er kunnen vingerafdrukken op zitten.’ Met een puntje van de bandana lichtte de sheriff voorzichtig een van de hulzen op en bekeek de platte onderkant. De blik op zijn gezicht, op zich al een masker van pijn en vrees, veranderde geen moment. ‘Ja. Winchester .30-30,’ bromde hij. ‘Leon, zegt jou dat iets?’

‘Jezus, sheriff, in Cooke County alleen al moeten er honderd .30-30-jachtgeweren zijn die deze kogels kunnen hebben afgevuurd, en hier in de omtrek nog eens een paar honderd extra.’ Kitchings knikte somber, knoopte de bandana weer dicht en frunnikte aan de knoop van zijn overhemdszak. ‘Sheriff, ik wilde ze eigenlijk meenemen naar het bureau en ze daar aan de technische jongens van de tbi overdragen. Zoals de doc zegt, wie weet zitten er vingerafdrukken op. Schotsporen, slagpinbutsjes die overeenkomen met wat er in de tbi -database zit...’ De sheriff propte de bandana in het borstzakje van zijn overhemd. ‘Sheriff, met u richting het ziekenhuis en zo, lijkt het me geen goed idee als u bewijsmateriaal meeneemt. Het verstoort de bewijsoverdracht. Misschien raakt het wel weg.’ Hij reikte naar het borstzakje, maar sheriff Kitchings sloeg Williams’ hand weg.

‘Goddomme, Leon, ik ben nog niet dood, zeg,’ snauwde hij met een kracht die me verraste. ‘Ik ben verdomme nog altijd de sheriff van Cooke County, en ik neem deze klotehulzen bij dezen in beslag.’ Williams opende zijn mond om er tegenin te gaan, maar op dat moment scheerde een oranje met witte helikopter over de heuveltop en landde in de vallei. De wielen hadden de grond nog niet geraakt of de verpleegkundige en zijn assistente sprongen al naar buiten met een brancard. Mij en de hulpsheriff volledig negerend plaatsten ze de brancard op de grond, en tilden de sheriff erop. Met een riem om zijn heupen en een tweede losjes om zijn borstkas werd hij vastgebonden. Daarna riepen ze ons te hulp. Gevieren tilden we de uit de kluiten gewassen sheriff omhoog, droegen hem naar de helikopter en duwden de brancard door de schuifdeuren de cabine in. Al voordat de deuren dichtgleden, kwamen de twee turbinemotoren weer op toeren.

Door de raampjes zag ik de verpleegster bezig met een infuus, maar het was slechts een glimp. De helikopter steeg op en vloog als een jachtvliegtuig zo snel in een schuine bocht in westelijke richting weg. Het toestel verdween achter de heuveltop en ik keek op mijn horloge. Ongeveer 23 minuten waren er verstreken sinds de sheriff op de grond ineenzakte. Als de eerste zestig minuten het ‘gouden uur’ vormden, dan hoopte ik maar dat de eerste dertig minuten tenminste van platina zouden zijn. Hoe dan ook, als een snelle diagnose en behandeling inderdaad zo cruciaal waren als cardiologen beweerden, dan zou Kitchings over een paar dagen weer terug zijn op het bureau.

Maar ik wist niet zeker of ik daar wel of niet blij om moest zijn. Bovendien vroeg ik me af of ik die patroonhulzen ooit nog terug zou zien. Ik keek Williams aan. ‘Hulpsheriff, zodra de storm is gaan liggen en de sheriff weer op de been is – misschien moet je hem toch even een ontvangstbewijsje voor die hulzen laten tekenen.’

‘Reken maar, doc,’ was het enige wat hij zei. Maar de blik op zijn gezicht – een vluchtige mix van woede, frustratie en angst – sprak boekdelen. Het probleem was alleen dat ik de betekenis ervan even niet helemaal kon doorgronden.

Het lijkenhuis / druk 1
titlepage.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_0.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_1.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_2.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_3.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_4.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_5.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_6.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_7.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_8.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_9.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_10.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_11.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_12.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_13.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_14.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_15.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_16.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_17.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_18.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_19.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_20.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_21.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_22.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_23.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_24.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_25.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_26.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_27.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_28.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_29.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_30.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_31.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_32.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_33.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_34.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_35.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_36.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_37.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_38.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_39.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_40.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_41.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_42.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_43.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_44.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_45.xhtml