29

De beveiligingsbeambte van het John J. Duncan Federal Building bleek dezelfde pokerface te zijn die bij mijn laatste bezoek als schildwacht had gefungeerd. Ditmaal was ik vastberaden hem een glimlach te ontlokken. Ik wierp een blik op zijn naamplaatje. ‘Goeiemorgen, agent Shipley,’ groette ik opgewekt. ‘Ik ben Bill Brockton, universiteit van Tennessee. Ik ga weer eens langs op de fbi -burelen.’ Een minuscuul knikje. ‘Wil het nog een beetje lukken, vandaag?’ Hij keek me verbijsterd aan.

‘Uitstekend, meneer.’ Het kwam er wat stijfjes uit, maar het was in elk geval een begin.

‘Fijn om te horen. O, hebt u vanochtend toevallig de krant nog gelezen?’ Hij knikte achterdochtig. ‘Ook dat verhaal over die geheime cia -zaak die nu openbaar is gemaakt?’

‘Eh, nee meneer. Ik geloof niet dat ik dat gelezen heb.’

‘Nou, u werkt bij de federale justitie, dus u zult het vast interessant vinden,’ zei ik. ‘Weet u nog dat president Jimmy Carter ooit door een wild konijn werd aangevallen?’ Verbluft keek hij me aan, en dus besloot ik zijn geheugen wat op te frissen. ‘Carter zat te vissen aan een meertje in Georgia en opeens kwam dat konijn in een bootje op hem afgevaren, op een nogal dreigende manier, met veel gesis en tandengeknars. Weet u dat nog?’ Hij knikte, en ik zag dat hij zich afvroeg waar dit in ’s hemelsnaam heen ging. ‘Nou, volgens dit nieuwe rapport stuurde de cia daarop een paar contraspionnen het veld in, undercovereekhoorns, die het bos moesten doorzoeken op elk miniem stukje informatie over deze mislukte konijnenaanslag. Na de boel maandenlang te hebben geanalyseerd, en miljarden dollars te hebben gespendeerd, was het moordkonijn nog steeds niet gevonden. Wat bleek? De cia was geïnfiltreerd door... een mol.’ Uitdrukkingsloos keek hij me aan. ‘Vat u ’m? Een mól!’ Ik grijnsde en knikte bemoedigend.

Uit zijn blik sprak mededogen. ‘Ja, meneer. Ik vrees dat ik hem snap.’ Somber schudde hij zijn hoofd. ‘Dat,’ zo vervolgde hij, ‘moet wel de sléchtste grap zijn die ik ooit heb gehoord.’ Hij liet de flauwheid van de mop nog even wat dieper tot zich doordringen, waarna er eindelijk een glimlach op zijn gezicht verscheen.

‘Kijk!’ riep ik triomfantelijk. ‘U bent een kritisch publiek, maar ik wist dat ik u kon laten glimlachen!’

‘Ik zou mijn baan nog even niet opzeggen,’ raadde hij me aan terwijl hij me naar de liften wees.

Aangekomen op de vijfde verdieping probeerde ik de cia -grap uit op Angela Price en de rest. Hij viel ongeveer net zo goed als zo-even bij Shipley, en dus besloot ik de fbi -grap die ik als toegift had bedoeld, maar voor me te houden. ‘Oké, sinds ons laatste gesprek is er heel wat gebeurd,’ zei ik. Om te beginnen vertelde ik over wat ik nog geen 24 uur geleden op de hennepplantage had gezien, daarna over het avontuur in de grot en ik sloot af met het benevelde telefoontje van de sheriff. ‘Ik snap het niet,’ zei ik. ‘Misschien kwam het gewoon door de drank, maar hij klonk als iemand die het juiste wil doen.’

Price leek wantrouwig. ‘Nou, ik zou het graag willen geloven, maar daar is meer voor nodig dan een huilebalkende zatlap die me aan de telefoon wil overtuigen. De diefstal van die botten en de ontploffingen in de grot zijn wat mij betreft een stuk overtuigender.’

‘Ja, dat telefoontje achteraf kwam op mij ook wat magertjes over,’ moest ik bekennen. ‘Hoewel we dus niet weten of de sheriff bij die twee zaken betrokken is geweest, of bij die afpersingspraktijken van zijn broer.’

De agent van de narcoticabrigade – zijn naam ontschoot me steeds – kwam tussenbeide en begon voortvarend allerlei vragen te stellen over de hennepplantage: wie was de eigenaar, waar was het, hoe groot was de plantage, enzovoorts. Een paar vragen kon ik beantwoorden, maar andere – de plek, Verns volledige naam, het aantal hennepplanten – ook weer niet. ‘Sorry, wat de details aangaat moet ik het laten afweten,’ zei ik. ‘Ik zat in the middle of nowhere , was zo ziek als een hond, en deed het in mijn broek van angst. Echt bij de pinken was ik dus niet.’ Ik aarzelde even. ‘Ik weet niet of ik dit wel mag zeggen, maar toch heb ik met neef Vernon te doen. Hij heeft het duidelijk moeilijk, zit met een zoontje dat zwaar ziek is, en Orbin schoot uit pure kwaadaardigheid zomaar zijn hond neer. Verns hart brak bijna, zo leek het. Ik weet niet hoe groot voor u de marge bij dit soort zaken is, maar als er een mogelijkheid bestaat om die man op de een of andere manier een herkansing te gunnen, dan lijkt me dat wel zo humaan.’

Er viel een ongemakkelijke stilte. Ten slotte nam Price het woord. ‘Tja, doctor Brockton, het is maar goed dat u wetenschapper bent geworden, en geen wetshandhaver of aanklager. Als we iedereen die met een zielig verhaal komt maar laten lopen, zouden we niet echt opschieten. Maar, misschien kan ik u geruststellen als ik u vertel dat dit informele onderzoek zich richt op corrupte wetsdienaren, niet op kleine wiettelers. En kleine visjes kunnen op enige discretie rekenen als ze ons helpen om grotere vissen binnen te halen. Verder kunnen we niets beloven.’

Ik knikte. ‘Duidelijk. Ik waardeer het. En ik zal zeker iedereen aanraden zo veel mogelijk mee te werken. Bovendien ben ik nog niets tegengekomen wat erop wijst dat Tom Kitchings betrokken is bij afpersing. Maar, hoe misselijk en bang ik ook was op die wietplantage, ik heb genoeg gezien om nu te kunnen getuigen dat Toms broer – die bovendien zijn hulpsheriff is – zo fout als een en een drie is.’

‘Neemt hij geld aan, of perst hij af?’ De vraag was afkomstig van een man die, net toen ik aan mijn verhaal was begonnen, stilletjes was binnengekomen. Price stelde hem voor: David Welton, de plaatselijke fbi -raadsman voor het district East Tennessee.

‘Nou, hij plaatste een pistool tegen het hoofd van de man en dreigde hem te doden als hij over twee weken niet met duizend dollar over de brug komt. Ik zou dat toch zeker afpersing willen noemen.’

Welton maakte aantekeningen. ‘En was hij in uniform, toen hij dit deed?’

‘Man, zelfs zijn helikopter droeg een uniform!’

De advocaat keek Price aan. ‘Het lijkt erop dat we hem zowel op Hobbs als op de colorful law kunnen pakken.’

Niet-begrijpend keek ik de anderen een voor een aan. Welton legde het uit. ‘De Hobbs-wet stelt elke vorm van diefstal of afpersing strafbaar die indruist tegen de gewone handel. De wet werd in 1946 aangenomen om te voorkomen dat de Teamsters-vakbond al het wegtransport in zijn greep kreeg.’ Best interessant, zo’n geschiedenislesje, maar ik kon niet zeggen dat het erg verhelderend was, misschien eerder het tegenovergestelde. ‘Het telen van hennep is geen legale handel,’ ging hij verder. ‘Maar ik denk dat we voor Cooke County kunnen zeggen dat het wel een vorm van gevestigde handel is, een van de pilaren van de ondergrondse economie, zelfs.’ Zijn redenering werd duidelijker, maar kon het werkelijk zo zijn dat Orbin de wet overtrad door de drugshandel tegen te werken? ‘En over hennepplantages gesproken,’ voegde hij eraan toe, ‘als uw vriend Vern de zijne heeft geboobytrapt, zoals zoveel van die eigenheimers doen,’ – paniekerig dacht ik aan Waylon, maar deed mijn best het niet te tonen – ‘dan kan hij alleen al daarvoor rekenen op tien jaar in een federale gevangenis.’ Ik knoopte het in mijn oren hem meteen te waarschuwen zodra ik hem weer zag.

‘En de colorful law , wat is dat?’

‘Pardon? O, u bedoelt color of law . Het color of law -statuut is voor ons nuttig gebleken bij de vervolging van corrupte wetshandhavers. Waar het grofweg op neerkomt, is dat er sprake is van een federaal misdrijf als een functionaris onder de color of law – dat wil zeggen, door zijn functie te misbruiken – een burger van diens rechten berooft. Door met die helikopter binnen te vallen en vervolgens over te gaan op afpersing, toebrengen van lichamelijk letsel, ja zelfs het doodschieten van de hond – wat waarschijnlijk nog onder “eigen rechter spelen” valt, heeft deze hulpsheriff de color of law met voeten getreden.’

Price knikte. ‘Dus stel dat we onze luchtridder oppakken, hem een straf van tien jaar boven zijn hoofd hangen en hem laten getuigen tegen zijn grote broer?’

‘Zou kunnen,’ waarschuwde de advocaat, ‘maar doe het dan in vredesnaam goed. Als wetshandhaver is de hulpsheriff een gevoelige bron. Je moet het hoofdbureau in stelling brengen voordat je tot actie over gaat. Wat er waarschijnlijk op neerkomt dat je een formele taskforce moet opzetten.’ Price fronste haar wenkbrauwen en ik herinnerde me haar eerdere beschrijving over de immense papierwinkel die dat met zich mee zou brengen.

‘Pardon,’ kwam ik tussenbeide, ‘maar vindt u het erg als ik nog wat dingen vraag?’ Price keek bedenkelijk maar gaf toestemming. Ik keek Morgan aan. ‘Steve, hebben die tbi -jongens nog iets gevonden in mijn kantoor? Vingerafdrukken? Andere dingetjes die mogelijk in de richting van de sheriff wijzen, of hem vrijpleiten?’

Morgan schudde zijn hoofd. ‘Voornamelijk de uwe, zoals we al vermoedden. Sommige afdrukken hebben we nog niet geïdentificeerd, waarschijnlijk van studenten, maar duidelijk niet van de sheriff of de twee hulpsheriffs. De uwe op de deurknop waren bezoedeld, wat betekent dat de inbreker handschoenen droeg.’

‘Kun je geen huiszoekingsbevel regelen om dat skeletmateriaal boven water te krijgen?’

‘Waar moet ik zoeken dan? In het kantoor van de sheriff? Bij hem thuis? Bij zijn broer? Bij die andere hulpsheriff? Die schuurtjes achter die loods van de hanengevechten?’ Hij schudde zijn hoofd: de oud-student die zijn professor nu de les las. ‘We kunnen echt niet heel Cooke County gaan uitkammen, ook al zouden we het willen. Iedere rechter in Tennessee zou me afschepen als ik om een meervoudig, open huiszoekingsbevel verzocht.’

Ik aarzelde. Het liep allemaal een stuk stroever dan ik had gehoopt. Maar er restte me nog één vraag. ‘Er is nog iets anders wat ik me afvraag, wat me zorgen baart.’ Ik had Morgan beloofd ons gesprekje op de trap onder ons te houden, maar dat gold niet voor wat ik na mijn eerste bezoek aan deze burelen buiten vanuit de struiken had waargenomen. Ik keek Price aan. ‘Na mijn vorige bezoek zag ik toen ik weer buiten was, opeens een hulpsheriff van Cooke County arriveren.’ Price wierp een woeste blik naar Morgan, die rood aanliep en verbeten op zijn blocnote staarde. ‘Ik neem aan dat hulpsheriff Williams ook een van jullie bronnen bij dit onderzoek is? Betekent dit dat ik hem als een van de goeden kan beschouwen? Het zou wel fijn zijn om dat soort zaken te weten.’

De stem van Price klonk messcherp. ‘Doctor Brockton,’ sprak ze, ‘dit onderzoek is strikt vertrouwelijk – althans dat zou het moeten zijn.’ Ze keek Morgan nog eens woest aan. ‘Het is u verboden om, in welke situatie dan ook, met wie dan ook te praten over wat hier wordt besproken. Ik dacht dat ik dat bij onze eerste vergadering duidelijk had gemaakt.’

‘Inderdaad. Ik ging er alleen maar van uit dat...’

‘Vooral niet doen!’ sprak ze fel. ‘Ga vooral nergens van uit, over niets en niemand. Want anders brengt u dit hele onderzoek in gevaar, en ook de levens van anderen. Is dat nu volkomen duidelijk, doctor Brockton?’

‘Ja, mevrouw,’ was het enige wat ik kon uitbrengen. Met een ruk draaide ze zich om, en daarmee leek de vergadering ten einde te zijn. Terwijl ik de kamer uitliep, vielen een paar opgelaten blikken me ten deel, maar daar bleef het bij. Zwijgend vergezelde Morgan me langs de receptioniste achter glas tot helemaal aan de lift. Daar draaide hij zich om en liep weg zonder een woord te hebben gezegd.

Beneden in de lobby glimlachte agent Shipley even naar me en stak een hand op nu ik uit de lift stapte. ‘Hé doc, kent u die mop over de cia die kandidaten zoekt om iemand uit de weg te ruimen?’ Ik kapte hem af met een handgebaar, en liep met gebogen hoofd zo snel mogelijk naar buiten.

Het lijkenhuis / druk 1
titlepage.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_0.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_1.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_2.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_3.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_4.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_5.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_6.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_7.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_8.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_9.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_10.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_11.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_12.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_13.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_14.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_15.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_16.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_17.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_18.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_19.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_20.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_21.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_22.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_23.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_24.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_25.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_26.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_27.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_28.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_29.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_30.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_31.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_32.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_33.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_34.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_35.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_36.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_37.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_38.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_39.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_40.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_41.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_42.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_43.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_44.xhtml
awb_-_het_lijkenhuis_split_45.xhtml