18 - Nogmaals de Voorzitter

75 * De Voorzitter was kort, verbazend kort van stuk. Amadiro stak bijna dertig centimeter boven hem uit. Aangezien die kortheid vooral in zijn bovenbenen zat was de Voorzitter, toen ze allemaal zaten, niet zoveel kleiner dan de anderen. Maar wel was hij de dikste, met zware borst en schouders, en in deze houding zag hij er bijna overweldigend uit.

Ook zijn hoofd was groot, maar zijn gezicht was gerimpeld, en getekend door ouderdom. En die rimpels waren niet van de aardige soort, door lachen zo gevormd. Ze waren in zijn wangen en voorhoofd gegrift door machtsuitoefening, dat kon je zien. Zijn haar was wit en dun en hij was kaal op de plek waar zijn haar in een kolk bij elkaar zou zijn gekomen.

Zijn stem paste bij hem: diep en resoluut. Zijn leeftijd had iets aan de klank afgedaan en hem misschien iets hards gegeven, maar bij een Voorzitter, dacht Baley, was dat eerder een voor- dan een nadeel.

Fastolfe doorliep het hele begroetingsritueel, wisselde strelende opmerkingen uit zonder betekenis en bood drank en voedsel aan. Zolang dat duurde werd er aan de buitenstaander geen woord besteed, ze schonken geen aandacht aan hem. Pas toen de opening voorbij was en iedereen zat werd Baley - een beetje verder uit het middelpunt dan de anderen - voorgesteld.

'Dag meneer de Voorzitter,' zei hij, zonder zijn hand uit te steken, en met een kort knikje zei hij: 'En dr. Amadiro heb ik dus al ontmoet.'

Amadiro's glimlach bleef onaangedaan bij het zweempje onbeschaamdheid in Baley's stem.

De Voorzitter, die Baley's groet had beantwoord, zette zijn handen op zijn knieën, de vingers gespreid, en zei: 'Laten we beginnen en eens zien of we dit niet zo kort en vruchtbaar mogelijk kunnen maken. Ik wil er eerst de nadruk op leggen dat ik die kwestie van het wangedrag - of mogelijk wangedrag - van een Aardling links wil laten liggen en meteen de kern van de zaak aan wil pakken. En als we de kern van de zaak behandelen, praten we ook niet over die opgeklopte kwestie van die robot. De werking van een robot verstoren is een zaak voor de rechtbank; die kan uitdraaien op een oordeel van schending van eigendomsrechten en vergoeding van de schade kan worden opgelegd, maar meer niet. Bovendien, als aangetoond zou worden dat dr. Fastolfe de robot, Jander Panell, buiten werking heeft gesteld: het is een robot die hij ten slotte zelf mee heeft ontworpen, waarvan hij zelf de bouw heeft geleid en die op het moment dat hij buiten werking trad zijn eigendom was. Daar past geen straf voor, want een persoon mag met het zijne doen wat hij wenst.

Waar het in wezen om gaat is de kwestie van het onderzoek en de kolonisatie van de Melkweg: of wij, Auroriërs, het alleen gaan doen, of we het doen in samenwerking met andere Ruimtewerelden, of dat we het aan Aarde overlaten. Dr. Amadiro en de Globalisten zijn ervoor dat Aurora die last alleen draagt; dr. Fastolfe wil het aan Aarde overlaten.

Wanneer we deze kwestie kunnen regelen kan de zaak van de robot aan de rechtbank overgelaten worden en de zaak van het gedrag van de Aardling zal vermoedelijk irrelevant worden, en kunnen we hem eenvoudig wegsturen.

Laat ik daarom eerst vragen of dr. Amadiro bereid is dr. Fastolfe's standpunt over te nemen om tot een eensluidend besluit te komen, of dr. Fastolfe dat van dr. Amadiro, met hetzelfde doel voor ogen.'

Hij zweeg en wachtte.

'Het spijt me, meneer de Voorzitter,' zei Amadiro, 'maar ik blijf bij mijn standpunt dat de Aardlingen op hun planeet moeten blijven en dat de Melkweg alleen door Auroriërs gekoloniseerd mag worden. Maar ik wil mij wel schikken, in zoverre ik de andere Ruimtewerelden mee wil laten doen aan de kolonisatie, als dat nodeloze onderlinge strijd zou voorkomen.'

'Juist,' zei de Voorzitter. 'Dr. Fastolfe, wilt u naar aanleiding van deze uitspraak uw standpunt veranderen?'

'Het tussenvoorstel van dr. Amadiro heeft weinig om het lijf, meneer de Voorzitter. Ik wil een verder gaand tussenvoorstel doen. Waarom zouden de werelden van de Melkweg niet opengesteld worden voor Ruimtelingen zowel als Aardlingen. De Melkweg is groot en er is ruimte genoeg voor beide. Zo'n regeling zou ik kunnen aanvaarden.'

'Zonder twijfel,' zei Amadiro snel, 'want het is geen tussenvoorstel. De bevolking van Aarde, meer dan acht miljard, is meer dan anderhalf keer de bevolking van alle Ruimtewerelden samen. De Aardse bevolking leeft kort en is gewend de verliezen snel aan te vullen. Aardlingen missen onze eerbied voor het individuele mensenleven. Ze zullen ten koste van alles uitzwermen over de nieuwe werelden, zich voortplantend als insecten, en beslag leggen op de hele Melkweg voor wij nog maar een begin gemaakt hebben. Aarde een zogenaamd gelijke kans geven op de Melkweg, betekent ze de Melkweg geven - en dat is geen gelijkheid. De Aardlingen moeten op Aarde blijven.'

'En wat hebt u daarop te zeggen, dr. Fastolfe?' vroeg de Voorzitter.

Fastolfe zuchtte. 'Mijn ideeën zijn bekend. Ik neem aan dat ik ze niet hoef te herhalen. Dr. Amadiro wil mensachtige robots gebruiken om de koloniewerelden op te bouwen, zodat ze klaar zijn voor gebruik als de Auroriërs zelf komen - maar hij heeft niet eens mensachtige robots. Hij kan ze niet bouwen en het project zou niet slagen, ook al had hij ze. Er is geen compromis mogelijk tenzij dr. Amadiro instemt met het beginsel dat Aardlingen tenminste mee mogen doen aan de taak, nieuwe werelden te koloniseren.'

De Voorzitter keek verongenoegd. 'Ik vrees dat een van u beiden toe zal moeten geven. Ik wil niet dat Aurora verscheurd wordt in een uitbarsting van emoties over zo'n belangrijke zaak.' Hij keek Amadiro uitdrukkingloos aan, zijn blik zorgvuldig ontdaan van goed- of afkeuring. 'U hebt de bedoeling de buiten-werking-treding van Jander te gebruiken als een argument tegen Fastolfe's standpunt, nietwaar?'

'Inderdaad,' zei Amadiro.

'Een zuiver emotioneel argument. U wilt stellen dat Fastolfe uw standpunt wil ondergraven door mensachtige robots ten onrechte minder bruikbaar te laten schijnen dan ze in werkelijkheid zijn.'

'Dat probeert hij nu precies te-'

'Laster!' kwam Fastolfe er zachtjes tussen.

'Niet als ik het kan bewijzen, en dat kan ik,' zei Amadiro. 'Het mag dan een emotioneel argument zijn, maar het is overtuigend. Dat ziet u toch ook in, meneer de Voorzitter? Mijn standpunt zal zeker de overhand krijgen, maar voor het zover is wordt het een grote warboel. Ik zou willen voorstellen dat u dr. Fastolfe overhaalt zijn onontkoombaar verlies te aanvaarden en Aurora een vreselijk treurig schouwspel te besparen dat onze positie onder de Ruimtewerelden zal aantasten en ons geloof in onszelf zal schokken.'

'Hoe kunt u bewijzen dat dr. Fastolfe de robot buiten werking gesteld heeft?'

'Hij geeft zelf toe dat hij de enige mens is die dat gedaan kan hebben. Dat weet u.'

'Ik weet het, maar ik wilde het u horen zeggen, niet tegen uw aanhang, niet tegen de media, maar tegen mij - persoonlijk. En dat hebt u gedaan.' Hij richtte zich tot Fastolfe. 'En wat hebt u te zeggen, dr. Fastolfe? Bent u de enige mens die de robot kon vernietigen?'

'Zonder hem fysiek te beschadigen wel, voor zover ik weet. Ik geloof niet dat dr. Amadiro zo'n kundig roboticus is dat hij dat kan en ik sta steeds weer verstomd dat hij, na zijn Robotisch Instituut opgericht te hebben, zo luidkeels zijn eigen onkunde verkondigt, zelfs met al zijn medewerkers achter zich - en nog wel in het openbaar.' Hij glimlachte tegen Amadiro, niet zonder een vleugje kwaadaardigheid.

De Voorzitter zuchtte. 'Nee, dr. Fastolfe. Nu geen retorische grapjes. Laten we sarcasme en steken onder water achterwege laten. Wat hebt u ertegen aan te voeren?'

'Nou, alleen dat ik Jander geen schade heb toegebracht. Ik zeg niet dat iemand anders het gedaan heeft. Het was toeval: het toevalsbeginsel aan het werk in de positronische circuits. Dat kan elk moment gebeuren. Laat dr. Amadiro toegeven dat het toeval was, dat niemand zonder bewijs beschuldigd mag worden, dan kunnen we de tegenstrijdige voorstellen over de kolonisatie op zichzelf bespreken.'

'Nee,' zei Amadiro. 'De kans op toevallige buiten-werking-treding is te klein om erin te geloven, veel kleiner dan de mogelijkheid dat dr. Fastolfe verantwoordelijk is... zoveel kleiner dat het onverantwoord is aan de schuld van dr. Fastolfe voorbij te gaan. Ik geef niet toe - ik zal het winnen. Meneer de Voorzitter, u weet dat ik het zal winnen en het lijkt mij dat de enige stap die redelijkerwijs genomen kan worden, is, dr. Fastolfe te dwingen het verlies te aanvaarden in het belang van de planetaire eenheid.'

'En dat,' zei Fastolfe vlug, 'brengt mij op de kwestie van het onderzoek dat ik meneer Baley van Aarde gevraagd heb in te stellen.'

En even vlug zei Amadiro: 'Daar was ik al tegen toen het aanvankelijk werd voorgesteld. De Aardling mag een slimme onderzoeker zijn, maar hij is niet bekend met Aurora en kan hier niets uitrichten. Niets, behalve dan praatjes rondstrooien en Aurora tegenover de andere Ruimtewerelden in een onwaardig en belachelijk daglichtstellen. In een zestal intergolf-nieuwsuitzendingen van even zo vele Ruimtewerelden zijn er satirische stukjes over die affaire geweest. Daar zijn opnames van naar uw bureau gestuurd.'

'En ze zijn onder mijn aandacht gebracht,' zei de Voorzitter.

'En hier op Aurora wordt gemompeld,' ging Amadiro verder. 'Het zou mijn eigen belangen dienen als het onderzoek voort mocht gaan. Het kost Fastolfe steun onder de bevolking en stemmen van wetgevers. Hoe langer het doorgaat, hoe zekerder ik ben van een overwinning, maar Aurora lijdt schade en ik wens mijn zekerheid niet te vergroten ten koste van mijn wereld. Met alle respect stel ik voor, meneer de Voorzitter, dat u een eind maakt aan het onderzoek en dr. Fastolfe ertoe brengt zich nu in ere te onderwerpen aan datgene wat hij uiteindelijk toch zal moeten aanvaarden - tegen hogere kosten.'

'Ik ben het ermee eens,' zei de Voorzitter, 'dat het misschien niet verstandig geweest is dr. Fastolfe toe te staan dit onderzoek in te laten stellen. "Misschien", zeg ik. Ik moet bekennen dat ik geneigd ben er een eind aan te maken. Maar de Aardling' - hij liet aan niets merken dat hij wist dat Baley in de kamer was - 'is hier al een tijdje...'

Hij zweeg, als om Fastolfe gelegenheid te geven dit te bevestigen, en Fastolfe greep die aan: 'Dit is de derde dag van zijn onderzoek, meneer de Voorzitter.'

'In dat geval zou het, meen ik, juist zijn,' zei de Voorzitter, 'om te vragen of er tot op heden feiten van betekenis aan het licht zijn gekomen.'

Weer zweeg hij. Fastolfe wierp Baley een snelle blik toe en gaf hem een bijna onzichtbaar knikje.

Zachtjes zei Baley: 'Meneer de Voorzitter, ik wil niet ongevraagd mijn bevindingen aan u opdringen. Is dat een vraag aan mij?'

De Voorzitter fronste zijn wenkbrauwen. Zonder Baley aan te zien zei hij: 'Ik vraag meneer Baley van Aarde ons te zeggen of hij feiten van betekenis aan het licht heeft gebracht.'

Baley haalde diep adem. Nu was het dus zo ver.

 

76 * 'Meneer de Voorzitter,' begon hij. 'Gistermiddag heb ik dr. Amadiro ondervraagd, die heel welwillend en nuttig was voor mij. Toen ik met mijn personeel vertrok-'

'Uw personeel?' vroeg de Voorzitter.

'Ik ben in alle stappen van mijn onderzoek vergezeld door twee robots,' zei Baley.

'Robots van dr. Fastolfe?' vroeg Amadiro. 'Ik vraag dat ter staving.'

'Ter staving - ja,' zei Baley. 'De ene is Daneel Olivaw, een mensachtige robot, en de andere is Giskard Reventlov, een oudere, niet mensachtige robot.'

'Dank u,' zei de Voorzitter. 'Ga verder.'

'Toen we het terrein van het Instituut af gingen merkten we dat er met onze zwever was geknoeid.'

'Geknoeid?' vroeg de Voorzitter verschrikt. 'Door wie?'

'Dat weten we niet, maar het is gebeurd op het terrein van het Instituut. Wij waren daar uitgenodigd, dus op het Instituut wist men dat wij zouden komen. Daar zal verder wel niemand anders komen zonder uitnodiging en voorkennis van de staf van het Instituut. Als dat al denkbaar was, zou men toch tot de slotsom moeten komen dat het gebeurd moest zijn door iemand van de staf en dat zou natuurlijk nooit kunnen - behalve dan in opdracht van dr. Amadiro, en ook dat is ondenkbaar.'

'Het schijnt,' zei Amadiro, 'dat u vaak over het ondenkbare denkt. Is de zwever door een deskundig monteur onderzocht om te zien of er inderdaad mee geknoeid is? Kan er niet vanzelf een defect zijn opgetreden?' vroeg Amadiro.

'Nee, dr. Amadiro,' zei Baley, 'maar Giskard, die bekwaam is een zwever te besturen en die die zwever al vaak bestuurd had, beweert stellig dat ermee geknoeid is.'

'En hij is een van dr. Fastolfe's personeelsleden, door hem geprogrammeerd, en van hem krijgt hij zijn dagelijkse opdrachten,' zei Amadiro.

'Wilt u beweren-' begon Fastolfe.

'Ik beweer niets.' Amadiro stak zijn hand op in een vriendelijk gebaar. 'Ik stel alleen maar iets vast - ter staving.'

De Voorzitter verschoof op zijn stoel. 'Wil meneer Baley van Aarde alstublieft doorgaan?'

'Toen de zwever het opgaf, werden wij door anderen gevolgd,' zei Baley.

'Anderen?' vroeg de Voorzitter.

'Andere robots. Toen ze aankwamen waren mijn robots intussen verdwenen.'

'Een ogenblik,' zei Amadiro. 'Hoe was u er op dat moment aan toe, meneer Baley?'

'Ik voelde mij niet helemaal in orde.'

'Niet helemaal in orde? U bent een Aardling en niet gewend ergens anders te verblijven dan in de kunstmatige omgeving van uw Steden. In de open lucht voelt u zich niet lekker. Is dat niet zo, meneer Baley?'

'Inderdaad.'

'En gisteren was er een zwaar onweer, zoals de Voorzitter zich vast wel herinnert. Zou het niet juister zijn om te zeggen dat u goed beroerd was? Half buiten westen, zo niet erger?'

'Ik was goed beroerd,' zei Baley schoorvoetend.

'Hoe kwam het dan dat uw robots weg waren?' vroeg de Voorzitter scherp. 'Hadden ze niet bij u moeten blijven als u ziek was?'

'Ik gaf ze de opdracht te gaan, meneer de Voorzitter.'

'Waarom?'

'Dat leek mij het beste,' zei Baley, 'en ik wil dat uitleggen - als u mij toestaat door te gaan.'

'Gaat u door.'

'We werden inderdaad gevolgd, want de robots die ons volgden kwamen kort nadat mijn robots weg waren. De vervolgers vroegen mij waar mijn robots waren, en ik zei hun dat ik ze weg had gestuurd. Pas daarna vroegen ze of ik ziek was. Ik zei dat ik niet ziek was en ze gingen weg om verder naar mijn robots te zoeken.'

'Naar Daneel en Giskard?' vroeg de Voorzitter.

'Ja, meneer de Voorzitter. Het was mij duidelijk dat ze een dringende opdracht hadden om mijn robots te vinden.'

'Hoe was dat u duidelijk?'

'Ofschoon ik heel duidelijk ziek was, vroegen ze naar de robots vóór naar mij te vragen. Even later lieten ze mij, zo ziek als ik was, alleen om naar mijn robots te zoeken. Ze moeten een uiterst dringende opdracht gekregen hebben om die robots te vinden, anders hadden ze onmogelijk een mens die onmiskenbaar ziek was aan zijn lot over kunnen laten. Ik had in feite al verwacht dat er naar mijn robots gezocht zou worden; daarom had ik ze juist al weggestuurd. Ik meende dat het van het grootste belang was dat ze uit handen van buitenstaanders zouden blijven.'

'Meneer de Voorzitter,' zei Amadiro, 'mag ik hier meneer Baley enkele vragen over stellen, om aan te tonen hoe weinig zijn bewering waard is?'

'Goed.'

'Meneer Baley,' zei Amadiro, 'toen uw robots weg waren was u alleen, niet?'

'Ja.'

'Die gebeurtenissen zijn dus niet vastgelegd. U bent er zelf niet voor uitgerust om ze op te nemen? U hebt geen opnameapparatuur?'

'Drie keer nee, doctor.'

'En u was ziek?'

'Ja.'

'Van de kaart? Misschien te ziek om het u goed te herinneren?'

'Nee, doctor. Ik herinner het mij zonneklaar.'

'Dat kunt u nu wel denken, maar u kunt best geijld hebben, gehallucineerd. Onder dergelijke omstandigheden lijkt het me duidelijk dat het uiterst dubieus is wat de robots zeiden, en of er wel robots geweest zijn.'

Bedachtzaam zei de Voorzitter: 'Daar ben ik het mee eens. Meneer Baley van Aarde, aangenomen dat wat u zich herinnert - of beweert zich te herinneren - juist is, hoe luidt dan uw verklaring van de gebeurtenissen die u hebt beschreven?'

'Ik aarzel u mijn gedachten daarover kenbaar te maken, meneer de Voorzitter,' zei Baley, 'uit vrees de achtenswaardige dr. Amadiro te belasteren.'

'Omdat u spreekt op mijn verzoek en uw uitlatingen tot deze kamer beperkt blijven' - de Voorzitter keek in het rond; er stonden geen robots in de muurnissen - 'is er van laster geen sprake, zolang het mij niet lijkt dat u boosaardig spreekt.'

'In dat geval, meneer de Voorzitter,' zei Baley, 'ik had gedacht dat het kon zijn dat dr. Amadiro mij in zijn kantoor had opgehouden door de zaken met mij breedvoeriger te bespreken dan misschien nodig geweest was, zodat er tijd zou zijn om mijn motor te beschadigen; toen hield hij me nog langer op zodat ik pas kon vertrekken nadat het onweer was losgebarsten, om te zorgen dat ik tijdens het vervoer ziek zou zijn. Hij had de maatschappelijke toestanden op Aarde bestudeerd, dat heeft hij me herhaaldelijk verteld; hij kon dus weten hoe ik op het onweer zou reageren. Het scheen mij toe dat hij van plan was zijn robots achter ons aan te sturen, en als ze bij onze gestrande zwever kwamen moesten ze ons alle drie mee terug nemen naar het terrein van het Instituut, zogenaamd om mij te verplegen, maar in werkelijkheid om hem dr. Fastolfe's robots in handen te spelen.'

Amadiro lachte minzaam. 'Wat voor een motief zou ik daar allemaal voor moeten hebben. U ziet, meneer de Voorzitter, hij stapelt de ene veronderstelling op de andere en zou in elke rechtszaal op Aurora veroordeeld worden wegens laster.'

Streng zei de Voorzitter: 'Heeft meneer Baley van Aarde iets om zijn hypotheses te steunen?'

'Een redenering, meneer de Voorzitter.'

De Voorzitter stond op en meteen raakte hij iets van zijn waardigheid kwijt, want staande was hij nauwelijks groter dan zittend. 'Ik zal mij even vertreden, zodat ik kan overdenken wat ik tot nu toe gehoord heb. Ik ben weldra terug.' Hij vertrok naar de privé.

Fastolfe leunde in Baley's richting en Baley boog zich naar hem toe. Amadiro zag dat met lauwe onverschilligheid aan, alsof het hem geen bliksem kon schelen wat zij tegen elkaar te zeggen hadden. 'Hebt u niets beters te vertellen?' fluisterde Fastolfe.

'Ik denk van wel,' zei Baley, 'als ik redelijk de kans krijg het te zeggen, maar de Voorzitter lijkt mij niet zo te mogen.'

'Dat is zo. Tot nu toe hebt u de dingen alleen maar erger gemaakt en het zou mij niet verbazen als hij zometeen terugkomt en er een punt achter zet.'

Baley schudde zijn hoofd en staarde naar zijn schoenen.

 

77 * Hij staarde nog steeds naar zijn schoenen toen de Voorzitter terugkwam, weer ging zitten en een harde, nogal onheilspellende blik op de Aardling wierp. 'Meneer Baley van Aarde?' zei hij.

'Ja, meneer de Voorzitter.'

'Ik vind dat u mijn tijd verbeuzelt, maar ik wil niet dat er gezegd wordt dat ik beide kanten niet volledig gehoord heb, ook al lijkt mijn tijd verbeuzeld te worden. Kunt u mij een motief noemen waarom dr. Amadiro zo vreemd gehandeld zou hebben als waar u hem van beschuldigt?'

'Meneer de Voorzitter,' zei Baley op een toon die de wanhoop nabij was, 'zeer zeker is er een motief... een heel goed motief. Het berust op het feit dat er van dr. Amadiro's plan om de Melkweg te koloniseren niets terecht zal komen als hij en zijn Instituut geen mensachtige robots kunnen maken. Tot nog toe heeft hij er geen gemaakt en kan er geen maken. Vraagt u hem of hij bereid is een Wetsraad-commissie te laten onderzoeken of er enige aanwijzing is dat zijn Instituut geslaagde mensachtige robots maakt of ontwerpt. Als hij wil volhouden dat er goede mensachtigen geproduceerd zijn of zelfs ontworpen - of alleen maar theoretisch juist zijn geformuleerd - en als hij dat feit aan een deskundige commissie kan aantonen, dan zeg ik niets meer en dan geef ik toe dat mijn onderzoek tot niets geleid heeft.'

De Voorzitter keek naar dr. Amadiro, wiens glimlach vervaagd was.

'Ik geef toe dat we op het ogenblik geen mensachtige robots in het vooruitzicht hebben.'

'Dan ga ik door,' zei Baley die zijn ingehouden adem liet gaan met een soort zucht. 'Dr. Amadiro kan natuurlijk alle gegevens die hij nodig heeft voor zijn project krijgen bij dr. Fastolfe, die die gegevens in zijn hoofd heeft, maar dr. Fastolfe wil in deze zaak niet meewerken.'

'Nee, dat wil ik niet,' mompelde Fastolfe, 'onder geen voorwaarde.'

'Maar, meneer de Voorzitter, dr. Fastolfe is niet de enige die het geheim van het ontwerp en de bouw van mensachtige robots kent.'

'Nee?' vroeg de Voorzitter. 'Wie zou het verder nog kennen? Het schijnt dat uw uitspraak zelfs dr. Fastolfe verbaast, meneer Baley.' Voor de eerste keer zei hij er niet bij: 'van Aarde'.

'Ik sta inderdaad versteld,' zei Fastolfe. 'Voor zover ik weet ben ik beslist de enige. Ik weet niet wat meneer Baley bedoelt.'

Met lichtelijk gekrulde lippen zei Amadiro: 'Ik denk dat meneer Baley dat zelf ook niet weet.'

Baley voelde zich klem gezet. Hij keek van de een naar de ander en voelde dat geen van hen, niet een, aan zijn kant stond. 'Is het niet zo dat elke mensachtige robot het weet? Niet bewust misschien, niet op zo'n manier dat hij inlichtingen erover kan geven, maar de gegevens zouden toch zeker in hem aanwezig zijn, niet? Als een mensachtige robot op de juiste manier werd ondervraagd zouden zijn antwoorden en zijn reacties zijn ontwerp en bouw verraden. Tenslotte zou een mensachtige robot, als er genoeg tijd was en de vragen op de juiste manier waren ingekleed, gegevens verstrekken die het mogelijk maakten de bouw van andere mensachtige robots voor te bereiden... In het kort: een apparaat kan geen geheim ontwerp hebben als het apparaat zelf beschikbaar is voor bestudering die diepgaand genoeg is.'

Fastolfe leek verbluft. 'Ik begrijp wat u bedoelt, meneer Baley, en u hebt gelijk. Daar had ik nooit aan gedacht.'

'Met alle respect, dr. Fastolfe,' zei Baley, 'moet ik u zeggen dat u, net als alle Auroriërs, een merkwaardig soort eigendunk hebt. U bent zo vreselijk overtuigd dat u de beste roboticus bent, de enige roboticus die mensachtigen kan maken... en daardoor wordt u blind voor het klaarblijkelijke.'

De Voorzitter werd ontspannen en glimlachte. 'Daar heeft hij u, dr. Fastolfe. Ik vroeg me al af waarom u zo beslist volhield dat u de enige was met genoeg kennis om Jander te ver

nietigen, terwijl dat uw politieke zaak zo verzwakte. Ik zie nu duidelijk dat u liever uw politieke zaak zou verspelen dan uw uniekheid.'

Fastolfe kreeg het zichtbaar te kwaad.

Amadiro fronste zijn wenkbrauwen en zei: 'Heeft dit iets te maken met het probleem dat wij bespreken?'

'Ja, dat heeft het,' zei Baley die weer zelfvertrouwen kreeg. 'Dr. Fastolfe zelf kunt u geen gegevens afdwingen. U kunt uw robots geen opdracht geven hem kwaad te doen, bijvoorbeeld hem te pijnigen tot hij zijn geheimen verraadt. Zelf kunt u hem ook rechtstreeks geen kwaad doen doordat dr. Fastolfe door zijn personeel beschermd wordt. Maar een robot kunt u afzonderen en laten grijpen door andere robots, als de aanwezige mens te ziek is om het nodige te doen om het u te verhinderen. Alle gebeurtenissen van gistermiddag maakten deel uit van een snel in elkaar gezet plan om Daneel in handen te krijgen. U zag uw kans meteen, toen ik u beslist op het Instituut wilde spreken. Als ik mijn robots weggestuurd had, als ik niet gezond genoeg was geweest om vol te houden dat ik in orde was en om uw robots de verkeerde kant op te sturen, dan had u hem gehad. En tenslotte had u het geheim van de mensachtige robots uitgewerkt na een langdurige analyse van Daneels gedrag en reacties.'

'Ik maak bezwaar, meneer de Voorzitter,' zei Amadiro. 'Ik heb nog nooit zo'n schandelijke laster gehoord. Het is allemaal gebaseerd op fantasieën van een zieke. Wij weten niet, en misschien komen we er nooit achter, of er wel aan die zwever geknoeid was; en zo ja, door wie; en of er werkelijk robots waren die de zwever volgden en tegen meneer Baley spraken of niet. Hij plakt alleen maar de ene gevolgtrekking aan de andere, allemaal gebaseerd op een bedenkelijk getuigenis over gebeurtenissen waar alleen hij bij was... op een moment dat hij half gek was van angst en best kan hebben gehallucineerd. In een rechtszaal blijft hiervan geen spriet overeind.'

'Dit is geen rechtszaal, dr. Amadiro,' zei de Voorzitter, 'en het is mijn plicht om naar alles te luisteren wat in verband kan staan met de te bespreken kwestie.'

'Dit staat er niet mee in verband, meneer de Voorzitter. Dit is een spinnenweb.'

'Toch hangt het op een of andere manier samen. Ik geloof niet dat ik meneer Baley betrapt heb op aperte onlogica. Als men uitgaat van wat hij naar zijn bewering meegemaakt heeft, dan zit er iets in zijn gevolgtrekkingen. Ontkent u dat dan allemaal, dr. Amadiro? Het beschadigen van de zwever, het achtervolgen, de bedoeling om de mensachtige robot in bezit te krijgen?'

'Ja ja! Beslist! Er is geen woord van waar!' zei Amadiro. Hij had al een tijdje niet meer geglimlacht. 'De Aardling kan een opname van ons hele gesprek laten horen en ongetwijfeld zal hij erop wijzen dat ik hem ophield door breedsprakigheid, door hem uit te nodigen voor een rondgang door het Instituut, voor het diner... maar dat kan evengoed allemaal verklaard worden als dat ik iets overdreef in mijn hoffelijkheid en gastvrijheid. Ik werd misleid door een bepaalde sympathie die ik voor Aardlingen heb, misschien, en meer zit er niet achter. Zijn conclusies ontken ik en van alles wat hij zegt kan niets op tegen mijn ontkenning. Mijn reputatie is niet van die aard dat pure verzinsels iemand kunnen overtuigen dat ik zo'n boze intrigant ben als de Aardling zegt.'

Bedachtzaam krabde de Voorzitter aan zijn kin en zei: 'Zeker, het komt niet bij me op u te beschuldigen op basis van wat de Aardling tot nog toe gezegd heeft... Meneer Baley, als u niet meer hebt, is het interessant, maar onvoldoende. Hebt u verder nog iets van belang te zeggen? Ik waarschuw u - als dat niet zo is, heb ik hieraan nu alle tijd besteed die ik me kan veroorloven.'

 

78 * 'Er is nog maar één onderwerp dat ik naar voren wil brengen, meneer de Voorzitter. Misschien hebt u gehoord van Gladia Delmarre... Of Gladia Solaria. Zij noemt zichzelf eenvoudig Gladia.'

'Ja, meneer Baley,' zei de Voorzitter met iets gemelijks in zijn stem. 'Ik heb van haar gehoord. Ik heb de intergolfuitvoering gezien waarin u en zij zulke opmerkelijke rollen spelen.'

'De robot Jander was maandenlang haar metgezel. Tegen het eind was hij zelfs haar echtgenoot.'

De ongunstige blik waarmee de Voorzitter naar Baley keek werd een boze. 'Haar wat?'

'Haar echtgenoot, meneer de Voorzitter.'

Fastolfe, die half overeind gekomen was, ging weer zitten, en keek ontdaan.

'Dat is onwettig,' zei de Voorzitter ruw. 'Erger nog, belachelijk. Een robot kan haar niet zwanger maken. Er kunnen geen kinderen komen. De status van echtgenoot of echtgenote wordt nooit verleend zonder een wilsuitdrukking dat men kinderen wil als men een vergunning krijgt. Zelfs een Aardling zou dat weten, dunkt me.'

'Ik ben me daarvan bewust, meneer de Voorzitter,' zei Baley. 'En Gladia was dat ook, daar ben ik zeker van. Ze gebruikte het woord "echtgenoot" niet in de wettelijke betekenis, maar in de emotionele. Ze beschouwde Jander als hetzelfde als een echtgenoot. Haar gevoel voor hem was als voor een echtgenoot.'

De Voorzitter keerde zich naar Fastolfe. 'Wist u daarvan, dr. Fastolfe? Hij hoorde tot uw personeel.'

Fastolfe zei, kennelijk gegeneerd: 'Ik wist dat ze dol op hem was. Ik dacht wel dat ze seksueel gebruik van hem maakte. Maar van dat illegaal gedoe wist ik niets, tot meneer Baley er mij van vertelde.'

'Ze was een Solarische,' zei Baley. 'Haar idee van een echtgenoot was niet Aurorisch.'

'Klaarblijkelijk niet,' zei de Voorzitter.

'Maar ze had genoeg werkelijkheidszin om het voor zich te houden, meneer de Voorzitter. Ze heeft van dat gedoe, zoals dr. Fastolfe het noemt, geen Auroriër iets gezegd. Eergisteren vertelde ze het mij, omdat ze mij wilde aansporen bij het onderzoek naar iets dat haar zo na aan het hart lag. Toch denk ik niet dat ze dat woord gebruikt zou hebben als ze niet geweten had dat ik een Aardling was en het op haar manier verstond... en niet op de Aurorische.'

'Heel goed,' zei de Voorzitter. 'Een klein beetje gezond verstand heeft ze dus toch - voor een Solarische. Is dat het ene onderwerp dat u naar voren wilde brengen?'

'Ja, meneer de Voorzitter.'

'Het heeft er niets mee te maken en kan bij onze bespreking geen rol spelen.'

'Meneer de Voorzitter, dan moet ik u toch nog een vraag stellen. Eén vraag. Tien woorden, meneer, en daar houdt het mee op.' Hij zei het zo ernstig als hij kon, want hier hing alles van af.

De Voorzitter aarzelde. 'Goed dan. Eén laatste vraag.'

'Ja, meneer de Voorzitter.' Baley had de woorden uit willen brullen, maar hij hield zich in. Hij verhief zijn stem niet eens. Hij wees zelfs niet met een vinger. Alles hing hiervan af. Alles had hiertoe geleid. Maar hij dacht aan Fastolfe's waarschuwing en sprak bijna achteloos. 'Hoe komt het dat dr. Amadiro wist dat Jander Gladia's echtgenoot was?'

'Wat?' De zware, witte wenkbrauwen van de Voorzitter gingen van verbazing omhoog. 'Wie zei dat hij daar iets van wist?'

Op zo'n rechtstreekse vraag kon Baley doorgaan. 'Vraagt u het hem, meneer de Voorzitter.' En hij knikte alleen in de richting van Amadiro, die van zijn stoel gekomen was en totaal ontzet Baley aanstaarde.

 

79 * Weer zei Baley, heel zacht, hij wilde geen aandacht afleiden van Amadiro: 'Vraagt u het hem, meneer de Voorzitter. Hij lijkt ontsteld.'

'Wat is dat, dr. Amadiro? Wist u er iets van dat de robot zogenaamd de echtgenoot was van de Solarische?'

Amadiro stamelde, perste toen zijn lippen even op elkaar en probeerde het opnieuw. De bleekte trok van zijn gezicht en een flauwe blos kwam ervoor in de plaats. 'Die onzinnige beschuldiging valt me rauw op het dak, meneer de Voorzitter. Ik weet niet waar hij het over heeft.'

'Mag ik het uitleggen, meneer de Voorzitter? Heel in het kort?' vroeg Baley. Zou hem de mond gesnoerd worden?

'Dat is u geraden,' zei de Voorzitter grimmig. 'Als u een verklaring hebt, wil ik die zeker horen.'

'Meneer de Voorzitter,' zei Baley, 'gistermiddag had ik een gesprek met dr. Amadiro. Omdat het zijn bedoeling was mij daar te houden tot het onweer losbarstte, sprak hij breedvoeriger dan hij bedoelde, en blijkbaar zorgelozer. Toen hij over Gladia sprak noemde hij terloops de robot Jander haar "echtgenoot". Ik ben benieuwd hoe hij daarvan weet.'

'Is dat waar, dr. Amadiro?' vroeg de Voorzitter.

Amadiro stond nog steeds, bijna in de houding van een gevangene voor de rechter. 'Of dat waar is of niet is van geen invloed op de kwestie die wij bespreken.'

'Misschien niet,' zei de Voorzitter, 'maar ik stond versteld van uw reactie toen die vraag werd gesteld. Het schijnt mij toe dat daar een betekenis achter zit die meneer Baley en u beiden kennen, en ik niet. Ik wil die daarom ook kennen. Wist u wél of niet van die onmogelijke verhouding tussen Jander en de Solarische?'

Met verstikte stem zei Amadiro: 'Misschien wel.'

'Dat is geen antwoord,' zei de Voorzitter. 'Dat is niet eenduidig. Ik vraag u een herinneringsfeit en u geeft mij een oordeel. Hebt u wel of niet die uitlating gedaan die u wordt toegeschreven?'

'Alvorens hij antwoord geeft,' zei Baley, die zekerder van zijn zaak werd nu de Voorzitter door morele verontwaardiging gegrepen was, 'is het niet meer dan eerlijk tegenover dr. Amadiro dat ik hem eraan herinner dat Giskard, een robot die bij onze ontmoeting aanwezig was, desgewenst het hele gesprek kan herhalen, woord voor woord, en de stem en de intonatie van beiden na kan doen. Kortom, het gesprek is opgenomen.'

Amadiro kreeg een soort woedeaanval. 'Meneer de Voorzitter, die robot, Giskard, is ontworpen, gebouwd en geprogrammeerd door dr. Fastolfe, die verkondigt dat hij de beste roboticus is die er bestaat en die een bittere tegenstander van mij is. Kunnen we vertrouwen op een opname, door zo'n robot weergegeven?'

'Misschien zou u de opname moeten beluisteren, meneer de Voorzitter,' zei Baley, 'en uzelf een mening vormen.'

'Misschien wel,' zei de Voorzitter. 'Dr. Amadiro, ik ben hier niet om mijn beslissingen voorgekauwd te krijgen. Maar laten we dat even laten rusten. Afgezien van wat de opname te horen geeft, dr. Amadiro, wenst u ter staving de uitspraak te doen dat u niet wist dat de Solarische haar robot als haar echtgenoot beschouwde en dat u zich niet over hem hebt uitgelaten als "haar echtgenoot"? En wilt u eraan denken - als wetgevers hoort u dat allebei te weten - dat dit hele gesprek, ook al is er geen robot bij, wordt vastgelegd op mijn eigen apparaat?' Hij klopte op een bobbeltje op zijn borstzak. 'Dus ronduit, dr. Amadiro, ja of nee.'

Met een toon van wanhoop in zijn stem zei Amadiro: 'Meneer de Voorzitter, ik kan me eerlijk niet herinneren wat ik bij die oppervlakkige conversatie heb gezegd. Als ik het woord gebruikt heb - ik zeg niet dat dat zo is - kan dat komen door een ander oppervlakkig gesprek waarbij iemand het feit vermeldde dat Gladia zich zo verliefd gedroeg tegenover de robot dat hij wel haar echtgenoot leek.'

'En met wie had u dat andere oppervlakkige gesprek dan wel?' vroeg de Voorzitter. 'Wie heeft die opmerking tegenover u gemaakt?'

'Dat kan ik nu niet zeggen.'

'Meneer de Voorzitter,' zei Baley, 'als dr. Amadiro zo vriendelijk wil zijn iedereen te noemen die dat woord tegenover hem gebruikt kan hebben, kunnen we het ze allemaal vragen om uit te vinden wie zich zo'n opmerking kan herinneren.'

'Ik hoop, meneer de Voorzitter,' zei Amadiro, 'dat u de uitwerking op het moreel van het Instituut als er zoiets gebeurt in aanmerking wilt nemen.'

'Ik hoop dat u dat ook wilt doen, dr. Amadiro,' zei de Voorzitter, 'en met een beter antwoord op onze vraag voor de dag komen, zodat we niet tot iets verregaands gedwongen worden.'

'Een ogenblik, meneer de Voorzitter,' zei Baley zo gezagsgetrouw als hij maar kon, 'er is nog een vraag.'

'Alweer? Nog een?' De Voorzitter keek Baley onaangenaam aan. 'Welke dan?'

'Waarom doet dr. Amadiro toch zo zijn best om niet toe te geven dat hij van Janders verhouding met Gladia wist? Hij zegt dat het niet ter zake doet. Als dat zo is, waarom geeft hij het dan niet toe, dan is het gebeurd. Ik zeg dat het wel ter zake doet en dat dr. Amadiro weet, dat als hij het toegeeft, dit gebruikt kan worden om misdadige activiteit zijnerzijds aan te tonen.'

'Die uitdrukking is beledigend en ik eis een verontschuldiging!' donderde Amadiro.

Fastolfe glimlachte dunnetjes en Baley drukte zijn lippen grimmig op elkaar. Hij had Amadiro over de grens gehaald.

De Voorzitter werd bijna schrikwekkend rood en zei toornig: 'U eist? U eist? Van wie eist u dan wel? Ik ben de Voorzitter. Ik hoor alle gezichtspunten alvorens te beslissen wat ik als oplossing aanbeveel. Laat mij horen wat de Aardling te zeggen heeft over zijn uitleg van uw handelen. Als hij u belastert zal hij gestraft worden, daar kunt u op vertrouwen, en ook dat ik de lasterwetten ruim zal uitleggen. Maar u, Amadiro, mag mij geen eisen stellen... Ga verder, Aardling, zeg wat u te zeggen hebt, maar wees wel heel voorzichtig.'

'Dank u, meneer de Voorzitter,' zei Baley. 'In feite is er een Auroriër aan wie Gladia het geheim van haar verhouding met Jander verteld heeft.'

'Nou, wie dan?' viel de Voorzitter hem in de rede. 'U hoeft met mij uw intergolftrucjes niet uit te halen.'

'Ik heb niets anders voor dan een directe verklaring, meneer de Voorzitter,' zei Baley. 'Die ene Auroriër is natuurlijk Jander zelf. Hij mag dan een robot geweest zijn, maar hij is een bewoner van Aurora en kan dus gezien worden als Auroriër. Gladia moet hem in haar hartstocht beslist wel eens "mijn echtgenoot" genoemd hebben. Aangezien dr. Amadiro heeft toegegeven dat hij misschien van iemand anders een uitspraak gehoord heeft die Janders echtelijke verhouding betrof, is het dan niet logisch te veronderstellen dat hij die van Jander hoorde? Zou dr. Amadiro nu ter staving willen verklaren dat hij nooit met Jander gesproken heeft in de periode dat Jander deel uitmaakte van Gladia's personeel?'

Twee keer deed Amadiro zijn mond open alsof hij iets wilde zeggen. Twee keer kwam er geen geluid uit.

'Welnu,' zei de Voorzitter, 'hebt u in die periode met Jander gesproken, dr. Amadiro?'

Nog kwam er geen antwoord.

Zachtjes zei Baley: 'Als dat zo is, is het wel degelijk van belang voor de onderhavige kwestie.'

'Ik begin te begrijpen dat dat zo is, meneer Baley. Nu, dr. Amadiro, nogmaals: ja of nee.'

En Amadiro barstte los. 'Wat voor bewijs heeft die Aardling in deze zaak tegen mij ? Heeft hij een opname van alle gesprekken die ik met Jander gehad zou hebben? Heeft hij getuigen die willen zeggen dat ze mij met Jander gezien hebben? Heeft hij wel iets anders dan losse beweringen?'

De Voorzitter draaide zich om Baley aan te kijken en Baley zei: 'Meneer de Voorzitter, als ik helemaal niets heb dan zou dr. Amadiro niet hoeven aarzelen om ter staving elk contact met Jander te ontkennen... maar dat doet hij niet. Het is toevallig zo dat ik in de loop van mijn onderzoek gesproken heb met dr. Vasilia Aliena, de dochter van dr. Fastolfe. Ik heb ook met een jonge Auroriër, Santirix Gremionis, gesproken. Uit de opname van beide gesprekken blijkt duidelijk dat dr. Vasilia Gremionis heeft aangemoedigd om Gladia het hof te maken. U zou dr. Vasilia naar haar bedoeling daarmee kunnen vragen, en of het idee daartoe van dr. Amadiro kwam. Ook is gebleken dat Gremionis vaak lange wandelingen maakte met Gladia waar ze allebei van genoten en waarbij de robot, Jander, niet meeging. Dat kunt u nagaan als u dat wenst, meneer.'

'Dat zou ik kunnen, maar als het allemaal is zoals u zegt, wat toont dat dan aan?' zei de Voorzitter droog.

'Ik heb gesteld dat het geheim van de mensachtige robot buiten dr. Fastolfe om alleen door middel van Daneel achterhaald kon worden. Voordat Jander dood was kon het met hetzelfde gemak door middel van Jander. Terwijl Daneel tot dr. Fastolfe's complex hoorde en hij daar niet goed bereikbaar was, hoorde Jander tot Gladia's complex, en zij was niet zo uitgekookt als dr. Fastolfe waar het op bescherming van een robot aankwam.

Ligt het niet voor de hand dat dr. Amadiro de gelegenheden dat Gladia tijdelijk afwezig was van haar complex, als ze met Gremionis was gaan wandelen, benutte om met Jander te spreken, misschien via trimensie, om zijn reacties te bestuderen, hem aan allerlei tests te onderwerpen, en vervolgens alle tekenen van zijn contact met Jander uit te wissen, zodat hij het Gladia nooit kon vertellen? Misschien had hij bijna gevonden wat hij zocht... voor er een eind aan zijn pogingen kwam en Jander buiten werking trad. Toen richtte zijn aandacht zich op Daneel. Hij had misschien het idee dat hij nog maar een paar proeven en waarnemingen nodig had, en dus zette hij die val op van gisteravond, zoals ik al eerder in mijn... getuigenis heb gezegd.'

De Voorzitter zei bijna fluisterend: 'Nu past het allemaal in elkaar. Ik moet het bijna wel geloven.'

'Dan nog één ding en verder heb ik echt niets meer te zeggen,' zei Baley. 'Het is heel goed mogelijk dat dr. Amadiro bij het onderzoeken en testen van Jander per ongeluk - en zonder bewuste bedoeling - Jander buiten werking heeft gesteld en aldus robotslag begaan heeft.'

En Amadiro riep, buiten zichzelf: 'Nee! Nooit! Ik heb niets met die robot gedaan waarvan hij ooit buiten werking had kunnen treden.'

Fastolfe kwam ertussen. 'Daar ben ik het mee eens, meneer de Voorzitter. Ik denk ook niet dat dr. Amadiro Jander buiten werking gesteld heeft. Maar, meneer de Voorzitter, deze laatste verklaring van dr. Amadiro houdt wel een bekentenis in dat hij met Jander gewerkt heeft... en dat meneer Baley's analyse van de toestand in grote lijnen juist is.'

De Voorzitter knikte. 'Ik moet het wel met u eens zijn, dr. Fastolfe... Dr. Amadiro, u kunt volharden in een formele ontkenning van dit alles en mij dwingen tot een diepgaand onderzoek, dat hoe het ook uitvalt u veel schade zou doen... en ik denk eigenlijk in dit stadium dat het wel niet in uw voordeel zal uitvallen. Ik stel voor dat u het niet zover laat komen... dat u uw eigen positie in de Wetsraad ondermijnt en wellicht ook het vermogen van Aurora om een evenwichtige politieke koers te volgen.

Zoals ik het zie had dr. Fastolfe, vóór die kwestie van Janders buiten-werking-treding, een meerderheid - een kleine weliswaar - van de wetgevers op zijn hand op het punt van de kolonisatie van de Melkweg. U zou door dr. Fastolfe's vermeende verantwoordelijkheid voor de buiten-werking-treding van Jander te verkondigen genoeg wetgevers aan uw kant gekregen hebben en aldus een meerderheid verworven. Maar nu kan dr. Fastolfe als hij dat wil de bordjes verhangen door u van de buiten-werking-treding te beschuldigen, en, wat nog erger is, van uw tegenstander valselijk te hebben willen beschuldigen... en u zou het verliezen.

Als ik er niet tussen kom kan het zijn dat u, dr. Amadiro, en u, dr. Fastolfe, gedreven door koppigheid of zelfs door wraakzucht allebei uw krachten mobiliseert en elkaar van van alles en nog wat gaat beschuldigen. Onze politieke krachten en ook de openbare mening zullen hopeloos verdeeld raken, zelfs in vele kampen, zeer tot onze schade.

Ik ben van mening dat in dit geval Fastolfe's overwinning wel onontkoombaar is, maar veel gaat kosten, zodat het mijn taak is als Voorzitter om bij voorbaat al de stemmen naar zijn kant te halen, en druk uit te oefenen op u en uw groepering, dr. Amadiro, om Fastolfe's overwinning zo edelmoedig mogelijk te aanvaarden, en wel nu meteen... tot heil van Aurora.'

'Ik ben niet uit op een vernietigende overwinning, meneer de Voorzitter,' zei Fastolfe. 'Ik stel opnieuw een compromis voor waarbij Aurora, de andere Ruimtewerelden, en ook Aarde, de vrijheid hebben in de Melkweg te koloniseren. Ik van mijn kant zal me met genoegen aansluiten bij het Robotisch Instituut, mijn kennis met betrekking tot de mensachtige robots ter beschikking stellen en dusdoende dr. Amadiro's plan vergemakkelijken, in ruil voor zijn plechtige belofte alle vergeldingsplannen tegen Aarde voor altijd uit zijn hoofd te zetten en dat te beklinken in een verdrag, met ons en Aarde als ondertekenaars.'

De Voorzitter knikte. 'Een verstandig en wijs voorstel. Ik mag aannemen dat u het aanvaardt, dr. Amadiro?'

Amadiro ging nu zitten. Zijn gezicht was een en al verslagenheid. 'Ik heb niet gestreefd naar persoonlijke macht,' zei hij, 'of naar de voldoening van de overwinning. Ik wilde wat naar mijn weten het best was voor Aurora en ik ben ervan overtuigd dat dit plan van dr. Fastolfe eens voor Aurora het einde zal betekenen. Maar ik moet bekennen dat ik nu machteloos sta tegenover de bemoeiingen van deze Aardling' - hij wierp Baley een snelle, giftige blik toe - 'en ik ben gedwongen dr. Fastolfe's voorstel aan te nemen, al vraag ik toestemming om de Wetsraad over dit onderwerp toe te spreken en, ter staving, mijn vrees voor de gevolgen tot uiting te brengen.'

'Dat zullen wij natuurlijk toestaan,' zei de Voorzitter. 'En, dr. Fastolfe, als u een goede raad van mij wilt aannemen, brengt u deze Aardling dan zo snel mogelijk van onze wereld af. Hij heeft voor u de overwinning van uw standpunt behaald, maar erg geliefd zal dat niet worden als de Auroriërs te veel tijd krijgen om het te zien als een Aardse overwinning op Auroriërs.'

'Daar hebt u groot gelijk in, meneer de Voorzitter, en meneer Baley zal weldra vertrekken... met mijn dank, en naar ik hoop, ook met de uwe.'

'Tja,' zei de Voorzitter, enigszins korzelig, 'aangezien zijn vindingrijkheid ons heeft gered voor een schadelijke politieke strijd, krijgt hij mijn dank... Dank u wel, meneer Baley.'