17 - De Voorzitter

70 * Toen Baley zijn ogen opendeed zag hij dat er zonlicht door het raam viel en daar was hij blij om. Dat betekende dat het onweer voorbij was, en het was of er nooit onweer was geweest. Zonlicht was, als je het vergeleek met het gelijkmatige, zachte, warme, geregelde licht van de Steden, alleen maar ruw en onstabiel te noemen. Maar vergeleken met het onweer was het de vredesbelofte zelve. Alles, dacht Baley, is betrekkelijk, en hij wist dat hij zonneschijn nooit meer zou zien als iets puur slechts.

'Collega Elijah?' Daneel stond naast het bed. Een beetje achter hem stond Giskard.

Baley's lange gezicht vertrok tot een zeldzame glimlach van zuiver genoegen. Hij stak zijn handen uit, naar beiden één. 'Josafat, mannen' - en hij was zich op dat moment totaal niet bewust van de ontoepasselijke bewoording - 'de laatste keer dat ik jullie samen zag was ik er allesbehalve zeker van of ik een van jullie terug zou zien.'

'Nochtans,' zei Daneel zachtjes, 'onder geen enkele omstandigheid zou een van ons iets overkomen zijn.'

'Nu de zon binnenschijnt begrijp ik dat wel,' zei Baley. 'Maar afgelopen avond had ik het idee dat het onweer mijn dood zou worden, en ik was er zeker van dat jij ook in doodsgevaar verkeerde, Daneel. Het scheen zelfs mogelijk dat Giskard er niet zonder kleerscheuren af zou komen, als hij me probeerde te verdedigen tegen een overmacht. Melodramatisch, dat moet ik bekennen, maar ik was niet helemaal mezelf, zie je.'

'Dat wisten we wel, meneer,' zei Giskard. 'Dat maakte het voor ons moeilijk u achter te laten, ondanks uw dringende opdracht. Wij hopen dat dat voor u nu geen bron van ongenoegen meer is.'

'Nee hoor, Giskard.'

'En,' zei Daneel, 'we weten ook dat je, sinds we je achtergelaten hebben, goed verzorgd bent.'

Pas op dat moment dacht Baley terug aan de gebeurtenissen van de vorige avond. Gladia! Plotseling verbaasd keek hij rond. Ze was nergens in de kamer. Hij had gedacht... Nee, natuurlijk niet. Dat kon onmogelijk... En toen keek hij met gefronste wenkbrauwen Daneel aan, alsof hij hem ervan verdacht dat die opmerking een zinnelijke toespeling was. Maar dat kon ook niet. Een robot, hoe mensachtig ook, was er nooit op gemaakt om heimelijk genoegen te scheppen in dubbelzinnigheden.

'Heel goed verzorgd,' zei hij. 'Maar waar ik op het ogenblik de meeste behoefte aan heb, is naar een privé gebracht te worden.'

'Meneer, wij zijn hier,' zei Giskard, 'om u de weg te wijzen en u te helpen de morgen door te komen. Mevrouw Gladia dacht dat u beter op uw gemak zou zijn met ons dan met iemand van haar eigen personeel, en ze verlangde uitdrukkelijk dat wij niets nalieten om uw gemak te dienen.'

Baley keek bedenkelijk. 'Hoe ver moesten jullie volgens haar gaan? Ik voel me nu opperbest, ik heb dus niemand nodig om mij te wassen en af te drogen. Ik kan voor mezelf zorgen. Ik hoop dat ze dat begrijpt.'

'Je hoeft niets pijnlijks te vrezen, collega Elijah,' zei Daneel met dat glimlachje, dat hij vertoonde op die ogenblikken - zo leek het Baley - dat je bij een mens zou verwachten dat er een gevoel van genegenheid opkwam. 'Wij zijn er enkel om voor jouw gemak te zorgen. Als je je op zeker moment alleen het prettigst voelt, dan wachten wij op enige afstand.'

'In dat geval, Daneel, is de zaak beklonken.' Baley kroop zijn bed uit. Hij was blij te merken dat hij weer stevig op zijn benen stond. De nachtrust en de behandeling die hij bij zijn terugkomst had ondergaan, wat dat dan ook geweest was, hadden wonderen verricht... en Gladia ook.

 

71 * Nog naakt, en net vochtig genoeg van het douchen om zich in en in fris te voelen borstelde Baley zijn haar en keek kritisch naar het resultaat. Het leek voor zichzelf te spreken dat hij zou ontbijten met Gladia en hij was er niet zo zeker van hoe de ontvangst zou zijn. Het was misschien het beste om een houding aan te nemen of er niets gebeurd was en zich door haar gedrag te laten leiden. En het kon best helpen, dacht hij, als hij er redelijk uitzag - vooropgesteld dat dat binnen de mogelijkheden lag. Naar zijn spiegelbeeld trok hij een ontevreden gezicht. 'Daneel!' riep hij.

'Ja, collega Elijah?'

Met een tandpastamond zei Baley: 'Volgens mij heb je nieuwe kleren aan.'

'Van oorsprong zijn het niet de mijne, collega Elijah. Ze hebben vriend Jander toebehoord.'

Baley's wenkbrauwen schoten omhoog. 'Heeft ze je die van Jander gegeven?'

'Mevrouw Gladia wilde niet dat ik ongekleed bleef zolang ik wachtte tot mijn door het onweer doorweekte kleding werd gewassen en gedroogd. Die is nu gereed, maar juffrouw Gladia zegt dat ik deze mag houden.'

'Wanneer heeft ze dat gezegd?'

'Deze ochtend, collega Elijah.'

'Is ze dan al wakker?'

'Inderdaad. En als je klaar bent kun je met haar aanzitten aan het ontbijt.'

Baley's lippen werden strak. Het was vreemd dat hij er nu meer tegenop zag Gladia te treffen dan daarna de Voorzitter. De kwestie met de Voorzitter lag ten slotte in handen van het lot. Hij had zijn strategie bepaald en die zou slagen - of niet. Wat Gladia betrof had hij helemaal geen strategie.

Nou, hij moest gewoon maar zien. Zo onverschillig als hij zich maar kon voordoen vroeg hij: 'En hoe is het vanmorgen met mevrouw Gladia?'

'Goed, naar het schijnt,' zei Daneel.

'Vrolijk? Neerslachtig?'

Daneel weifelde. 'Het is moeilijk om de innerlijke stemming van een mens te beoordelen. Er is niets in haar gedrag dat op innerlijke beroering wijst.'

Baley wierp een snelle blik op Daneel en vroeg zich opnieuw af of hij zinspeelde op de gebeurtenissen van afgelopen nacht. En opnieuw sloot hij die mogelijkheid uit.

Het had ook geen zin Daneels gezicht te bestuderen. Je kon een robot niet aankijken om uit zijn gelaatsuitdrukking gedachten te lezen, want ze hadden geen gedachten in de menselijke betekenis.

Hij ging weer naar de slaapkamer en keek naar de kleren die voor hem klaargelegd waren. Bedachtzaam bekeek hij ze en vroeg zich af of hij ze aan kon trekken zonder fouten te maken en zonder hulp van de robots. Het onweer en de nacht waren voorbij, en hij wilde weer zijn mantel van volwassenheid en onafhankelijkheid omdoen.

'Wat is dit?' vroeg hij en hield een lange sjerp op waarover een arabesk liep in allerlei kleuren.

'Dit is een pyjamasjerp,' zei Daneel. 'Hij dient enkel ter verfraaiing. Hij wordt gedragen over de linker schouder en wordt rechts van het middel vastgeknoopt. Van oudsher wordt hij op bepaalde Ruimtewerelden aan het ontbijt gedragen, maar op Aurora is hij niet erg in de mode.'

'Waarom zou ik hem dan dragen?'

'Mevrouw Gladia dacht dat hij je goed zou staan, collega Elijah. De wijze van knopen is vrij ingewikkeld, en ik zal er je graag bij helpen.'

Josafat, dacht Baley treurig, ze wil dat ik er goed uitzie. Wat haalt ze zich in haar hoofd?... Niet aan denken. 'Laat maar,' zei Baley. 'Ik doe het wel met een simpele strik... Maar luister, Daneel. Na het ontbijt ga ik naar het complex van Fastolfe. Daar zal ik hem ontmoeten, en Amadiro, en de Voorzitter van de Wetsraad. Ik weet niet of er anderen bij zullen zijn.'

'Ja, collega Elijah. Dat is mij bekend. Ik denk niet dat er anderen aanwezig zullen zijn.'

'Nou, goed,' zei Baley en begon zijn ondergoed aan te trekken, langzaam, om geen fouten te maken en Daneels hulp te moeten inroepen. 'Vertel mij over de Voorzitter. Uit wat ik gelezen heb weet ik dat hij op Aurora iets is wat het dichtst bij president ligt, maar uit diezelfde teksten leid ik af dat het zuiver een erefunctie is. Ik neem aan dat hij geen macht heeft.'

'Ik vrees, collega Elijah-' zei Daneel.

Giskard kwam tussenbeide. 'Meneer, ik weet meer van de politieke situatie op Aurora dan vriend Daneel. Ik ben al langer in werking. Wilt u dat ik de vraag beantwoord?'

'O, best, Giskard. Ga je gang.'

'Toen de Aurorische regering werd ingesteld,' begon Giskard op een belerende toon, alsof er binnen in hem een voorlichtingsbandje af werd gedraaid, 'was het aanvankelijk de bedoeling dat de hoogste bewindsman alleen ceremoniële verplichtingen vervulde. Hij moest bewindslieden van andere planeten verwelkomen, de bijeenkomsten van de Wetsraad openen, en mocht alleen zijn stem uitbrengen als de stemmen staakten. Maar sedert het Riviergeschil-'

'Ja, daar heb ik over gelezen,' zei Baley. Het was een bijzonder saaie periode in de geschiedenis van Aurora, waarin ondoorgrondelijke argumenten over de juiste verdeling van hydro-elektrische energie geleid hadden tot een toestand die meer op een burgeroorlog leek dan de planeet ooit gekend had. 'Je hoeft niet in details te treden.'

'Nee, meneer,' zei Giskard. 'Sedert het Riviergeschil was men het er algemeen over eens dat nooit een geschil meer de Aurorische samenleving mocht bedreigen. Daardoor is het gebruik geworden alle geschillen op een persoonlijke, vreedzame manier op te lossen buiten de Wetsraad. Als de wetgevers uiteindelijk stemmen, gaat dat volgens een overeenstemming, zodat een van beide partijen altijd een grote meerderheid krijgt.

Maar de sleutelfiguur bij dit regelen van onenigheden is de Voorzitter van de Wetsraad. Hij wordt geacht boven de strijdende partijen te staan en zijn macht - die in theorie vrijwel nihil is, maar in de praktijk aanzienlijk - houdt stand zolang hij als zodanig wordt beschouwd. Daarom bewaakt de Voorzitter angstvallig zijn objectiviteit, en zolang hem dat lukt neemt hij gewoonlijk de besluiten die geschillen in deze of gene zin beslechten.'

'Je bedoelt,' zei Baley, 'dat de Voorzitter naar mij, naar Fastolfe en naar Amadiro zal luisteren en dan tot een besluit komen?'

'Mogelijk. Aan de andere kant, meneer, kan hij onzeker blijven en meer getuigen willen horen of langer nadenken, of beide.'

'En als de Voorzitter tot een besluit komt, zal Amadiro zich er dan bij neerleggen als het voor hem ongunstig uitvalt... of Fastolfe?'

'Dat is niet absoluut nodig. Er zijn er altijd wel die de beslissing van de Voorzitter niet willen accepteren, en zowel dr. Amadiro als dr. Fastolfe zijn koppige, hardnekkige persoonlijkheden - te oordelen naar hun handelingen. Maar het merendeel van de wetgevers zal de kant van de Voorzitter kiezen, welke die ook is. Dr. Fastolfe of dr. Amadiro - tegen wie zich de beslissing van de Voorzitter ook richt - kan beslist op een duidelijke minderheid rekenen als er gestemd wordt.'

'Hoe beslist, Giskard?'

'Zo goed als zeker. De Voorzitter heeft een ambtstermijn van gewoonlijk dertig jaar en kan door de Wetsraad nog eens voor dertig jaar herkozen worden. Maar als een stemming tegen de aanbeveling van de Voorzitter in gaat, is hij gedwongen zijn ambt meteen neer te leggen en komt er een regeringscrisis, waarbij de Wetsraad probeert een andere Voorzitter te vinden, wat gepaard gaat met heftige discussies. Er zijn niet veel wetgevers die daar aan willen en de kans dat een meerderheid tegen de Voorzitter in gaat is, gezien de consequenties, vrijwel nihil.'

'Dan,' zei Baley treurig, 'hangt alles af van het gesprek van vanmorgen.'

'Hoogst waarschijnlijk wel.'

'Bedankt, Giskard.'

Somber ordende Baley zijn gedachtengang, en ordende hem opnieuw. Hem leek die hoopvol, maar hij had geen idee wat Amadiro zou zeggen of wat de Voorzitter voor iemand was. Amadiro had de zitting geëntameerd en hij moest zich wel zeker voelen.

Op dat moment herinnerde Baley zich dat hij, toen hij met Gladia in zijn armen in slaap viel, opnieuw de betekenis van alle gebeurtenissen op Aurora had doorzien - of gedacht dat hij ze had doorzien - of gefantaseerd dat hij ze had doorzien. Alles had hem klaar en duidelijk en zeker toegeschenen. En opnieuw, voor de derde keer, was het vervlogen, alsof het nooit had bestaan.

En bij die gedachte leek ook zijn hoop te verdwijnen.

 

72 * Daneel bracht Baley de kamer in waar het ontbijt werd opgediend. Deze zag er gezelliger uit dan een gewone eetkamer. Hij was klein, eenvoudig, en er stonden niet meer meubels dan een tafel en twee stoelen, en toen Daneel zich terugtrok ging hij niet in een nis staan. Er waren trouwens geen nissen en even was Baley alleen - helemaal alleen - in de kamer.

Hij was er zeker van dat hij niet helemaal alleen was. Op het eerste teken zouden er robots komen. Toch was het een kamer voor twee... een robotvrije kamer... een kamer - Baley wilde het bijna niet denken - voor gelieven.

Op tafel stonden twee stapels pannenkoekachtige dingen die niet naar pannenkoek geurden, maar wel lekker. Daarnaast stonden twee schaaltjes met iets als gesmolten boter - dat zou het wel niet zijn. Er stond een pot met de warme drank die Baley geproefd had maar niet lekker vond, en die in plaats kwam van koffie.

Gladia kwam binnen, bijna stijfjes gekleed, met glanzend haar, alsof ze net van de kapper kwam. Ze bleef even staan met een half lachje op haar gezicht. 'Elijah?'

Baley, een beetje verrast door haar plotselinge verschijning, sprong overeind. 'Hoe is het met je, Gladia?' Hij stotterde een beetje.

Ze sloeg er geen acht op. Ze zag er vrolijk, zorgeloos uit. 'Als je je zorgen maakt dat je Daneel niet ziet - dat is overbodig. Hij is volkomen in veiligheid en dat blijft hij. Wat ons betreft...' Ze kwam naar hem toe, ging vlak bij hem staan en legde langzaam een hand op zijn wang, zoals ze dat op Solarië eens gedaan had, lang geleden. Ze lachte vrolijk. 'Dat was alles wat ik toen deed, weet je nog, Elijah?'

Baley knikte zwijgend.

'Heb je goed geslapen, Elijah?... Ga zitten, lieve schat.'

Hij ging zitten. 'Heel goed... Dank je, Gladia.' Hij talmde voor hij besloot niet zo'n kooswoordje te gebruiken.

'Mij hoef je niet te bedanken,' zei ze. 'Ik heb in wéken niet zo lekker geslapen, en dat zou niet zo zijn als ik niet uit bed gegaan was toen ik zag dat je vast sliep. Als ik gebleven was - en dat had ik wel gewild - had ik je lastig gevallen voor de nacht om was en dan zou jij je rust niet gekregen hebben.'

Hij vond dat hij iets charmants moest zeggen. 'Rust is niet altijd het be-be-langrijkste, Gladia,' zei hij, maar het klonk zo formeel dat ze weer begon te lachen. 'Arme Elijah,' zei ze. 'Je zit ermee.'

Dat zij dat merkte bracht hem nog meer in verlegenheid. Baley had zich voorbereid op spijt, afkeer, schaamte, voorgewende onverschilligheid, tranen - op alles behalve de openlijk erotische houding die zij nu aannam.

'Til er niet zo aan,' zei ze. 'Je hebt honger. Je hebt gisteravond nauwelijks gegeten. Stop er wat calorieën in en je voelt je meer een mens van vlees en bloed.'

Baley keek onzeker naar de pseudo-pannenkoeken.

'O!' zei Gladia. 'Die heb je vast nog nooit gezien. Het is een Solarische lekkernij. Pachinka's! Ik moest mijn kok apart programmeren voor hij ze goed kon klaarmaken. Op de eerste plaats heb je geïmporteerd Solarisch graan nodig. Met de Aurorische soorten gaat het niet. En ze zijn gevuld. Er zijn wel duizend vullingen te gebruiken, maar van deze houd ik het meest en ik weet zeker dat jij hem ook lekker vindt. Ik zeg je niet wat erin zit, behalve kastanjepuree en een druppeltje honing, maar proef ze en zeg hoe je ze vindt. Je mag ze met je handen eten, maar pas op hoe je erin bijt.' Ze pakte er een, hield hem sierlijk tussen duim en middelvinger van beide handen, nam langzaam een hapje en likte de goudachtige, half vloeibare vulling op die eruit kwam.

Baley deed haar na. De pachinka voelde hard aan en was niet te heet om vast te houden. Voorzichtig stak hij een kant in zijn mond en voelde de weerstand. Hij beet krachtiger en de pachinka kraakte en de inhoud vloeide over zijn handen.

'Een te grote en te stevige hap,' zei Gladia, die hem met een servet te hulp schoot. 'Nu eraan likken. Niemand kan pachinka's netjes eten. Dat bestaat niet. Je moet ze verzwelgen. Het best kun je ze naakt eten en dan een douche nemen.'

Baley likte aarzelend en zijn gezicht sprak boekdelen.

'Je vindt het lekker, niet?' vroeg Gladia.

'Heerlijk,' zei Baley en langzaam, voorzichtig, beet hij zich er doorheen. Het was niet te zoet en in de mond werd het zacht en smolt weg. Je hoefde nauwelijks te slikken.

Hij at drie pachinka's en alleen uit schaamte vroeg hij niet om meer. Zonder verder aandringen likte hij aan zijn vingers en gebruikte geen servetten meer, want hij wilde niet dat er iets verspild werd aan een zielloos voorwerp.

'Doop je vingers en je handen in dat vocht, Elijah,' en ze deed het voor. De 'gesmolten boter' was klaarblijkelijk een vingerkom. Baley deed haar na en droogde toen zijn handen af. Hij rook eraan en er was totaal geen geur.

'Geneer je je over vannacht, Elijah?' vroeg ze. 'Voel je niets anders?'

Wat zei je in zo'n geval? vroeg Baley zich af. Tenslotte knikte hij. 'Ik ben bang van wel, Gladia. Dat is bij lange na niet alles wat ik voel, maar het bréngt me in verlegenheid. Denk eens na. Ik ben een Aardling en dat weet je, maar dat verdring je nu even en "Aardling" is voor jou een tweelettergrepig woord zonder betekenis. Gisteravond had je medelijden met mij, mijn moeilijkheden met het onweer deden je wat, je had voor mij een gevoel als voor een kind, en misschien omdat je sympathie voor me voelde door je kwetsbaarheid vanwege je eigen verlies, kwam je bij me. Maar dat gevoel gaat voorbij -het verwondert me dat het niet al voorbij is - en dan zul je je weer herinneren dat ik een Aardling ben en dan voel je je beschaamd, vernederd, bevuild. Dan krijg je een hekel aan mij om wat ik je aangedaan heb en dat wil ik niet... Ik wil niet dat je een hekel aan mij hebt, Gladia.' Als hij er net zo ongelukkig uitzag als hij zich voelde, dan zag hij er wel heel ongelukkig uit.

Dat moest zij ook gedacht hebben, want ze stak haar hand uit en streelde de zijne. 'Ik zal geen hekel aan je krijgen, Elijah. Waarom? Je hebt me niets aangedaan waar ik bezwaar tegen kan hebben. Ik heb het jou aangedaan, en daar zal ik mijn hele leven blij om zijn. Twee jaar geleden heb je me vrij gemaakt, door een aanraking, Elijah - en vannacht heb je me weer vrij gemaakt. Twee jaar geleden moest ik erachter komen dat ik verlangen kon voelen... en gisteravond moest ik erachter komen dat ik nog steeds verlangen kon voelen, na Jander. Elijah... blijf bij me. Dat zou-'

Ernstig onderbrak hij haar. 'Hoe kan dat nou, Gladia. Ik moet terug naar mijn eigen wereld. Ik heb daar plichten en dingen waar ik naar streef en je kunt niet mee. Je zou het soort leven dat op Aarde geleefd wordt niet aankunnen. Je zou sterven aan Aardse ziektes - als je niet al sterft aan de mensenmassa's en de opgeslotenheid. Dat begrijp je toch.'

'Dat van Aarde begrijp ik,' zei Gladia met een zucht, 'maar je zult toch niet meteen weg hoeven?'

'Voor de morgen voorbij is zet de Voorzitter mij misschien wel van de planeet.'

'Nee hoor,' zei Gladia energiek. 'Zo ver laat je het niet komen... En zo ja, dan kunnen we naar een andere Ruimtewereld. Tientallen om uit te kiezen. Betekent Aarde zoveel voor je dat we niet op een Ruimtewereld zouden kunnen wonen?'

'Ik zou er omheen kunnen draaien,' zei Baley, 'en uitleggen dat geen andere Ruimtewereld toe zou staan dat ik me daar blijvend vestig - en je weet dat dat zo is. Maar het punt is dat de Aarde, ook als ik op een Ruimtewereld zou worden toegelaten, zoveel voor mij betekent dat ik terug zou moeten... Ook als ik jou moest achterlaten.'

'En nooit meer op Aurora komen? Mij nooit meer zien?'

'Als ik je zou kunnen weerzien zou ik dat doen,' zei Baley vol verlangen. 'Steeds weer, geloof me. Maar wat voor zin heeft het dat te zeggen? Je weet dat de kans op een tweede uitnodiging gering is. En zonder uitnodiging kan ik niet terugkomen, dat weet je ook.'

Met zachte stem zei Gladia: 'Dat wil ik niet geloven, Elijah.'

'Gladia, maak jezelf niet ongelukkig,' zei Baley. 'Tussen ons is iets heel moois gebeurd, maar er kunnen je ook andere heel mooie dingen overkomen - heel veel, allerlei soorten, maar nooit hetzelfde. Kijk uit naar die andere mooie dingen.'

Ze zweeg.

'Gladia,' zei hij indringend, 'moet er iemand weten wat er tussen ons is gebeurd?'

Ze keek naar hem op met een gekwelde uitdrukking op haar gezicht. 'Schaam je je zó?'

'Niet over wat er gebeurd is, beslist niet. Maar ook al schaam ik me niet, het kan onaangename gevolgen hebben. Er zou over gepraat worden. Dank zij dat gruwelijke intergolfdrama, die van onze verhouding een vertekend beeld gaf, zijn we "nieuws". De Aardling en de Solarische. Als er ook maar de geringste reden is om te vermoeden dat er... liefde tussen ons is, ga ik met de snelheid van het licht terug naar de Aarde.'

Gladia had iets hoogmoedigs toen haar wenkbrauwen omhoog gingen. 'En op Aarde zullen ze vinden dat jij vernederd bent? Dat je je hebt ingelaten met seks met iemand beneden je stand?'

'Nee, natuurlijk niet,' zei Baley, niet zo op zijn gemak, want hij wist dat hij beslist zo door miljarden Aardlingen gezien zou worden. 'Is het niet bij je opgekomen dat mijn vrouw het dan te horen zou krijgen? Ik ben getrouwd.'

'En als ze het hoort? Wat dan?'

Baley haalde diep adem. 'Jij begrijpt dat niet. Bij Aardlingen gaat het anders dan bij Ruimtelingen. In onze geschiedenis hebben we perioden gehad dat de seksuele manieren vrij libertijns waren, tenminste in sommige gebieden en voor sommige klassen. In deze tijd is dat niet zo. Aardlingen wonen op elkaar gepakt en er is een puriteinse moraal nodig om het gezinssysteem onder zulke omstandigheden overeind te houden.'

'Je bedoelt dat iedereen één minnaar heeft, en geen andere?'

'Nee,' zei Baley. 'Om eerlijk te zijn, niet. Maar men zorgt ervoor dat oneffenheden onopvallend blijven, zodat iedereen kan... kan...'

'Doen of hij er niets van weet?'

'Nou, ja, maar in dit geval-'

'Hangt het zo aan de grote klok dat niemand kan doen of hij van niets weet... en je vrouw zal kwaad op je zijn en je slaan...'

'Nee, slaan zal ze me niet, maar ze zal te schande gemaakt zijn, wat veel erger is. Ik zal ook te schande gemaakt zijn en mijn zoon ook. Mijn maatschappelijke positie gaat eronder lijden en... Gladia, als je het niet begrijpt, begrijp je het niet, maar zeg me dat je hier niet vrijuit over zult praten, op de Aurorische manier.' Hij wist wel dat hij een enorm figuur sloeg.

Bedachtzaam zei Gladia: 'Elijah, ik wil je niet plagen. Je bent aardig voor me geweest en ik zou niet onaardig tegen jou willen zijn, maar' - wanhopig gooide ze haar armen omhoog - 'jullie Aardse manieren zijn zo onzinnig.'

'Absoluut. Maar ik moet er toch mee leven... net zoals jij met de Solarische geleefd hebt.'

'Ja.' Bij de herinnering daaraan versomberde haar gezicht. Toen: 'Neem het me niet kwalijk, Elijah. Echt, eerlijk, ik vraag je verontschuldiging. Ik wil iets dat ik niet kan krijgen, en neem jou dat kwalijk.'

'Het is goed.'

'Nee, het is niet goed. Elijah, alsjeblieft, ik moet je iets uitleggen. Ik denk niet dat je begrepen hebt wat er vannacht gebeurd is. Als ik het uitleg, zul je het dan nog pijnlijker vinden?'

Baley vroeg zich af wat Jessie zou denken en wat ze zou doen als ze dit gesprek hoorde. Baley besefte wel dat hij aan de ontmoeting met de Voorzitter moest denken die nu snel kwam opdoemen, en niet aan zijn eigen huwelijksdilemma. Hij moest aan het gevaar voor de Aarde denken en niet aan dat voor zijn vrouw; maar toch bleef hij aan Jessie denken. 'Dat zal wel,' zei hij, 'maar doe het toch maar.'

Gladia verschoof haar stoel, zonder haar robotpersoneel te roepen om het voor haar te doen. Hij wachtte zenuwachtig tot ze klaar was en bood niet aan hem zelf te verzetten.

Ze zette haar stoel vlak bij de zijne, maar de omgekeerde richting in, zodat ze hem als ze zat recht aankeek. En terwijl ze dat deed stak ze haar kleine hand uit en legde die in de zijne, en hij merkte dat zijn hand die drukte. 'Ik ben niet meer bang voor contact,' zei ze. 'Zie je wel? Ik ben niet meer in een stadium dat ik je alleen even over je wang kan aaien.'

'Dat kan wel zijn, maar dit grijpt je niet zo diep aan, hè Gladia, als die ene enkele aanraking toen.'

Ze knikte. 'Nee, zo grijpt het me niet aan, maar ik vind het toch fijn. Ik denk best dat dat een vooruitgang is. Dat ik door zo'n aanrakinkje binnenstebuiten gekeerd werd bewijst wel hoe abnormaal mijn bestaan was, en hoe lang al. Nu is het beter. Zal ik je zeggen hoe? Wat ik net vertelde is alleen maar een inleiding.'

'Zeg het maar.'

'Ik wilde dat we in bed lagen en dat het donker was. Dan praatte ik makkelijker.'

'We zijn op en het is licht, Gladia, maar ik luister.'

'Ja... Op Solarië, Elijah, daar was van seks nauwelijks sprake. Dat weet je.'

'Ja ja.'

'In de eigenlijke zin heb ik het er niet meegemaakt. Een paar keer - echt maar een paar - kwam mijn echtgenoot bij me, uit plicht. Ik zal maar niet beschrijven hoe dat was, maar je zult me wel geloven als ik je zeg dat het, als ik erop terugkijk, erger was dan geen seks.'

'Dat geloof ik best.'

'Maar ik wist alles over seks. Ik las erover. Ik praatte er soms met andere vrouwen over, die allemaal beweerden dat het een akelige plicht was waar alle Solariërs aan werden blootgesteld. Als ze hun rantsoen kinderen al hadden, zeiden ze altijd dat het een opluchting voor ze was dat seks niet meer hoefde.'

'Geloofde je ze?'

'Natuurlijk. Ik had nooit iets anders gehoord en de weinige niet-Solarische verslagen die ik las werden uitgemaakt voor valse verdraaiingen. Ook dat geloofde ik. Mijn echtgenoot vond een paar van mijn boeken, noemde ze pornografie en liet ze vernietigen. Want weet je, mensen kunnen zichzelf ook alles wijsmaken. Ik denk dat Solarische vrouwen geloofden wat ze zeiden, en écht een afschuw hadden van seks. Het klonk beslist heel oprecht, en ik kreeg het gevoel dat er iets helemaal mis was met me omdat ik er eigenlijk nieuwsgierig naar was... en vreemde gevoelens had die ik niet kon begrijpen.'

'Gebruikte je toentertijd geen robots om de spanning enigszins weg te nemen?'

'Nee, dat kwam niet bij me op. Ook geen voorwerpen. Over zulke dingen werd wel gefluisterd, maar met zo'n afkeer - of voorgewende afkeer - dat geen haar op mijn hoofd eraan dacht om zoiets te doen. O, ik droomde natuurlijk en soms werd ik wakker van een gevoel dat - achteraf - een orgasme in de dop geweest moet zijn. Ik begreep dat natuurlijk niet en durfde er niet over te praten. Eigenlijk schaamde ik me er rot voor. Erger nog, ik was bang voor het genot dat het me gaf. En toen ging ik dus naar Aurora.'

'Daar heb je me over verteld. Seks met de Auroriërs was niet bevredigend.'

'Ja. Daardoor dacht ik dat de Solariërs dan toch gelijk hadden. Seks was helemaal niet zoals ik het mij gedroomd had. Pas met Jander heb ik het begrepen. Ze hebben geen seks hier op Aurora - dat is... dat is ballet. Alles wat ze doen is door de mode voorgeschreven, van begin tot eind. Er zit niets onverwachts, niets spontaans in. Op Solarië werd er niet gegeven en genomen, omdat daar zo weinig seks was. En op Aurora is de seks zo gestileerd dat er hier, als het erop aankwam, ook niet gegeven en genomen werd. Begrijp je?'

'Dat weet ik niet zeker, Gladia, want ik heb nog nooit omgang gehad met een Aurorische, en een Auroriër ben ik ook al niet. Maar je hoeft het niet verder uit te leggen. Ik heb een vaag idee wat je bedoelt.'

'Je vindt het wel gênant, hè?'

'Niet zo gênant dat ik niet meer kan luisteren.'

'Maar toen stuitte ik op Jander en leerde hem te gebruiken. Hij was geen Auroriër. Zijn enig doel, zijn enig mogelijk doel was mij te gerieven. Hij gaf en ik nam en voor het eerst maakte ik seks mee zoals het zijn moet. Begrijp je dat nou? Kun je je voorstellen wat het zijn moet, opeens te beseffen dat je niet gek bent of verknipt of pervers, dat je er helemaal niet naast zit zelfs... maar dat je een vrouw bent en een bevredigende minnaar hebt?'

'Dat kan ik me, denk ik, wel voorstellen.'

'En dat dan, na een tijdje, allemaal weer kwijt te raken. Ik dacht... ik dacht... dat het afgelopen was. Het was mijn ondergang. Ik zou, eeuwenlang, nooit meer een goede seksuele verhouding hebben. Het nooit gehad te hebben en het dan vervolgens nooit te krijgen, dat was al erg genoeg. Maar het tegen alle verwachtingen in te krijgen en te hebben, en het dan opeens kwijt te zijn en niets meer te hebben... dat was ondraaglijk... Dan begrijp je dus hoe belangrijk de afgelopen nacht geweest is.'

'Maar, Gladia, waarom ik? Waarom niet iemand anders?'

'Nee, Elijah, jij moest het zijn. Giskard en ik zijn gegaan en hebben je gevonden, en jij was hulpeloos. Echt hulpeloos. Je was niet bewusteloos, maar had geen macht meer over je lichaam. Je moest opgetild worden en gedragen en in de wagen gelegd. Ik was erbij toen je verwarmd en behandeld werd, gebaad en afgedroogd, de hele tijd hulpeloos. De robots deden alles bewonderenswaardig efficiënt, erop gespitst om voor je te zorgen en te zorgen dat je niets overkwam, maar zonder direct gevoel. Ik daarentegen keek toe... en voelde.'

Baley boog zijn hoofd en bij de gedachte dat hij in het openbaar hulpeloos was geweest knarsetandde hij. Terwijl het gebeurde had hij ervan genoten, maar nu voelde hij alleen de schande dat ze hem in zo'n toestand gezien hadden.

'Ik had dat allemaal voor je willen doen,' ging ze verder. 'Ik nam de robots kwalijk dat ze zich het recht voorbehielden lief voor je te zijn... en te geven. En toen ik me voorstelde dat ik dat zelf deed, voelde ik me seksueel steeds sterker geprikkeld, iets wat ik sinds Janders dood niet meer had meegemaakt... Toen kwam het bij me op dat ik in mijn enige goede seksuele verhouding alleen maar genomen had. Jander gaf me wat ik maar wilde, maar nemen deed hij nooit. Hij kon niet nemen, want zijn enig plezier zat in mijn plezier. En geven, dat kwam niet bij me op, want ik was met robots grootgebracht en ik wist dat ze niet konden nemen.

En terwijl ik keek bedacht ik dat ik maar de helft van de seks kende en ik verlangde wanhopig ook de andere kant mee te maken. Maar toen, later met mij aan de eettafel, scheen je hersteld te zijn, je leek weer sterk. Je was sterk genoeg om mij te troosten en omdat ik dat gevoel voor je gehad had toen ze voor je zorgden, had ik geen schrik meer omdat je een Aardling was, en ik wilde me best laten omarmen. Ik wilde het graag. Maar zelfs toen je me vasthield voelde ik een soort verlies, want ik nam weer, en ik gaf niets.

En jij zei tegen me: "Gladia, ik moet gaan zitten..." O Elijah, dat was het mooiste wat je tegen mij had kunnen zeggen.'

Baley voelde dat hij bloosde. 'Op het moment zelf vond ik het uiterst pijnlijk. Zo'n betuiging van onmacht.'

'Dat was net wat ik wilde. Ik werd wild van verlangen. Ik heb je naar bed gejaagd en ben bij je gekomen en voor het eerst in mijn leven heb ik gegeven. Ik heb niets genomen. En de ban van Jander is gebroken, want ik wist nu dat hij ook niet had voldaan. Je moet kunnen nemen en geven, allebei... Blijf bij me, Elijah.'

Baley schudde zijn hoofd. 'Gladia, al scheurde ik mijn hart in tweeën, het verandert niets aan de feiten. Op Aurora kan ik niet blijven. Ik moet terug naar de Aarde. En jij kunt niet mee.'

'Elijah, en als ik wél mee kon?'

'Waarom zeg je zoiets doms? Zelfs al kon je dat - ik word vlug oud en je zult al vlug niets meer aan me hebben. Binnen twintig, uiterlijk dertig jaar ben ik een oude man, waarschijnlijk al dood, terwijl jij nog eeuwenlang zo blijft.'

'Maar dat bedoel ik nu juist, Elijah. Op Aarde sta ik bloot aan jullie besmetting en dan word ik ook snel oud.'

'Dat zou je niet willen. Bovendien, ouderdom is geen besmetting. Je wordt er gewoon heel vlug ziek en je sterft... Gladia, je kunt een andere man vinden.'

'Een Auroriër?' Ze zei het met minachting.

'Je kunt het hem leren. Nu je zelf kunt geven en nemen, leer het hem dan ook allebei.'

'Als ik het ze leer, gaan ze het dan doen?'

'Sommigen. Beslist. Je hebt zoveel tijd om de man te vinden die dat wil. Bijvoorbeeld-' Nee, dacht hij, het is niet verstandig nu Gremionis te noemen; maar misschien, als hij naar haar toe gaat, minder beleefd en wat vastberadener...

Ze leek te peinzen. 'Zou dat kunnen?' Toen keek ze Baley aan, haar grijsblauwe ogen waren vochtig. 'O, Elijah, herinner je je nog iets van wat er vannacht gebeurd is?'

'Ik moet bekennen,' zei Baley een beetje treurig, 'dat een deel ervan bedroevend vaag is.'

'Als je het nog wist, zou je niet bij mij weg willen.'

'Ik wil toch al niet bij je weg, Gladia. Maar ik moet.'

'En daarna,' zei ze, 'leek je zo kalm, zo blij, zo uitgerust. Ik lag tegen je schouder genesteld en voelde je hart eerst snel kloppen, toen steeds rustiger - behalve toen je zo opeens overeind schoot. Weet je dat nog?'

Baley schrok op en ging wat achteruit zitten, terwijl hij haar verwilderd aankeek. 'Nee, dat weet ik niet meer. Wat bedoel je? Wat heb ik gedaan?'

'Dat zei ik net. Je kwam opeens overeind.'

'Ja, en verder?' Zijn hart klopte nu snel, net zo snel als het geklopt moest hebben na hun omhelzing die nacht. Drie keer was er iets bij hem opgekomen dat de waarheid scheen te zijn, maar de eerste twee keer was hij helemaal alleen geweest. Maar de derde keer, gisteravond, was Gladia erbij. Hij had een getuige gehad.

'Verder eigenlijk niets,' zei Gladia. 'Ik vroeg nog: "Wat is er, Elijah?" maar je had geen aandacht voor mij. "Ik heb het," zei je, "ik heb het." Je praatte heel onduidelijk en je ogen staarden in de verte. Het was een beetje beangstigend.'

'Was dat alles wat ik zei? Josafat, Gladia, heb ik verder niets gezegd?'

Gladia fronste haar voorhoofd. 'Niet dat ik me herinner. Maar toen ging je weer liggen en ik zei: "Wees maar niet bang, Elijah. Wees maar niet bang. Nu ben je veilig." En ik streelde je en je werd weer rustig en viel in slaap... en je snurkte... Ik had nog nooit iemand horen snurken, maar dat moet het geweest zijn - volgens de beschrijvingen.' Ze vond het blijkbaar een vermakelijk idee.

'Luister eens, Gladia,' zei Baley. 'Wat heb ik gezegd? "Ik heb het, ik heb het." Zei ik wat ik had?'

Weer fronste ze haar voorhoofd. 'Nee... Ik weet echt niet meer... Wacht eens, je zei heel zachtjes nog iets. "Hij was er het eerst," zei je.'

'"Hij was er het eerst." Zei ik dat?'

'Ja. Ik nam aan dat je bedoelde dat Giskard er was vóór de andere robots, dat je probeerde je vrees om meegenomen te worden, te overwinnen, en dat je die episode in het onweer opnieuw beleefde. Ja! Daarom streelde ik je en zei ik dat je niet bang moest zijn, dat je veilig was; tot je weer kalm werd.'

'Hij was er het eerst... Hij was er het eerst... Nu vergeet ik het niet meer. Gladia, bedankt voor vannacht. Bedankt dat je nu met mij gepraat hebt.'

'Is het dan iets belangrijks, dat je zei dat Giskard je het eerst vond?' vroeg Gladia. 'Maar dat wist je toch al lang?'

'Dat kan het niet zijn, Gladia. Het moet iets zijn wat ik niet weet, maar alleen kan ontdekken als mijn geest totaal ontspannen is.'

'Maar wat betekent het dan?'

'Ik heb geen idee, maar als ik dat gezegd heb moet het wel iets betekenen. En ik heb nog ongeveer een uur om dat uit te zoeken.' Hij stond op. 'En nu moet ik gaan.'

Hij had een paar passen naar de deur gedaan, maar Gladia vloog op hem af en sloeg haar armen om hem heen. 'Elijah, wacht.' Baley aarzelde; toen boog hij zijn hoofd en kuste haar. Een tijd hielden ze elkaar vast. 'Zie ik je nog, Elijah?'

'Ik weet het niet,' zei Baley triest. 'Ik hoop het.' En hij ging weg om Daneel en Giskard te zoeken, zodat hij de nodige voorbereidselen kon maken voor de bijeenkomst die hem boven het hoofd hing.

 

73 * Baley bleef triest terwijl hij over het lange gazon naar Fastolfe's complex wandelde. De robots liepen aan weerskanten. Daneel scheen op zijn gemak maar Giskard, getrouw aan zijn programmering en blijkbaar niet in staat te verslappen, bleef de omgeving afspeuren.

'Daneel, hoe heet de Voorzitter van de Wetsraad?' vroeg Baley.

'Ik weet het niet, collega Elijah. Bij die gelegenheden dat er in mijn bijzijn over hem is gesproken, werd hij steeds met "de Voorzitter" aangeduid. Hij wordt aangesproken met "meneer de Voorzitter".'

'Hij heet Rutilan Horder, meneer,' zei Giskard, 'maar officieel wordt hij nooit zo genoemd. Alleen de titel wordt gebruikt. Dat dient om de regering een stempel van continuïteit te geven. De mensen die een positie bekleden hebben elk voor zich bepaalde ambtstermijnen, maar "de Voorzitter" blijft altijd.'

'En deze specifieke Voorzitter, hoe oud is die?'

'Heel oud, meneer. Driehonderdeenendertig,' zei Giskard, die als altijd de feitjes bij de hand had.

'Gezond?'

'Ik heb niet anders gehoord, meneer.'

'Bepaalde persoonlijke trekjes waar ik op voorbereid moet zijn?'

Daar wist Giskard niet meteen raad mee. Hij zweeg even voor hij zei: 'Dat kan ik moeilijk zeggen, meneer. Hij is in zijn tweede ambtstermijn. Hij wordt beschouwd als een doeltreffende Voorzitter die hard werkt en resultaten boekt.'

'Is hij kortaangebonden? Geduldig? Overheersend? Begrijpend?'

'Dat zult u zelf moeten beoordelen, meneer.'

'Collega Elijah,' zei Daneel, 'de Voorzitter staat boven de partijen. Hij is per definitie rechtvaardig en onpartijdig.'

'Dat zal best,' mompelde Baley, 'maar definities zijn abstract, net als "de Voorzitter", maar Voorzitters persoonlijk - met naam en al - zijn concreet en hebben dienovereenkomstige eigenaardigheden.' Hij schudde zijn hoofd. Hij had zelf anders ook zo zijn eigenaardigheid. Drie keer ergens aan denken en het drie keer weer kwijtraken - en nu had hij zijn eigen commentaar van het moment waarop hij die gedachte had cadeau

gekregen, en nog hielp het niet. 'Hij was er het eerst.'

Wie was er het eerst? Wanneer?

Baley wist geen antwoord.

 

74 * Baley trof Fastolfe, wachtend voor de deur van zijn complex, met achter hem een robot die onrobotachtig rusteloos leek, alsof hij voor zijn eigenlijke taak om een bezoeker te begroeten niet goed was toegerust en zich daar druk om maakte.

Maar ja, je dacht robots altijd menselijke motieven en reacties toe. Vermoedelijk was er geen sprake van zich druk maken of van wat voor gevoel dan ook, maar van een lichte oscillatie van positronische potentialen ten gevolge van het feit dat zijn opdracht was, alle bezoekers te begroeten en te onderzoeken, een taak die hij niet kon volbrengen zonder Fastolfe opzij te duwen, wat hij ook niet kon doen zolang er geen absolute noodzaak bestond. Dus maakte hij verkeerde aanzetten, telkens weer, en dat maakte die rusteloze indruk.

Baley merkte dat hij afwezig naar de robot keek en het kostte hem moeite zijn blik weer op Fastolfe te richten. Hij dacht na over robots, maar wist niet waarom. 'Ik ben blij u weer te zien, dr. Fastolfe,' zei hij en stak zijn hand uit. Na zijn ontmoeting met Gladia was het moeilijk eraan te blijven denken dat Ruimtelingen niet graag lichamelijk in contact kwamen met een Aardling.

Fastolfe weifelde even en toen - de goede manieren wonnen het van de voorzichtigheid - nam hij de aangeboden hand, hield hem heel licht en kort vast en liet hem weer los. 'Ik ben nog blijer u te zien, meneer Baley. Uw wederwaardigheden van gisteravond hebben mij nogal verontrust. Het was niet zo'n vreselijk onweer, maar voor een Aardling moet het iets ontzettends geweest zijn.'

'Weet u dan wat er gebeurd is?'

'Daarvan hebben Daneel en Giskard mij uitvoerig op de hoogte gebracht. Ik had me beter gevoeld als ze rechtstreeks hierheen gekomen waren en u later hierheen gehaald hadden, maar hun beslissing was gebaseerd op het feit dat Gladia's complex dichter bij de plek was waar de zwever panne kreeg, en dat uw opdracht uiterst dringend was en de veiligheid van Daneel boven die van u stelde. Hebben ze u niet verkeerd begrepen?'

'Nee. Ik heb ze gedwongen mij achter te laten.'

'Was dat wel verstandig?' Fastolfe ging voor naar binnen en wees hem een stoel.

Baley ging zitten. 'Dat leek het beste. We werden gevolgd.'

'Dat heeft Giskard gemeld. Hij zei ook dat-'

Baley viel hem in de rede. 'Dr. Fastolfe, alstublieft. Ik heb heel weinig tijd en ik heb een paar vragen voor u.'

'Ga gerust uw gang,' zei Fastolfe meteen, met zijn gebruikelijke hoogst beleefde houding.

'Er is mij verteld dat u uw studie van de hersenwerking boven alles stelt, dat u-'

'Laat mij het afmaken, meneer Baley. Dat ik voor niets opzij ga, dat ik volkomen meedogenloos ben, ongevoelig voor alle ethische en morele overwegingen, nergens voor stilsta en alles goed vind; dat alles in de naam van het belang van mijn werk.'

'Ja.'

'Wie heeft u dat verteld, meneer Baley?' vroeg Fastolfe.

'Doet dat ertoe?'

'Misschien niet. Het laat zich trouwens gemakkelijk raden. Mijn dochter Vasilia. Daar ben ik zeker van.'

'Misschien,' zei Baley. 'Ik wil graag weten of die omschrijving van uw karakter juist is.'

Fastolfe glimlachte droevig. 'Verwacht u van mij een eerlijk antwoord over mijn eigen karakter? In bepaalde opzichten zijn die beschuldigingen tegen mij juist. Ik beschouw mijn werk als het allerbelangrijkste dat er bestaat en ik heb inderdaad de neiging daar alles en iedereen aan op te offeren. Gangbare opvattingen over wat verkeerd of immoreel is zou ik, als ze mij hinderden, graag ter zijde schuiven... Maar het punt is, ik doe het niet. Ik kan er me niet toe brengen. En met name als men mij beschuldigt Jander gedood te hebben omdat dat op de een of andere manier mijn studie van de menselijke hersenen zou bevorderen, moet ik dat ontkennen. Het is niet waar. Ik heb Jander niet gedood.'

'U hebt voorgesteld,' zei Baley, 'dat ik me onderwerp aan een psychosondering om achter gegevens te komen die ik anders niet uit mijn hersenen kan krijgen. Is het bij u opgekomen dat door een psychosonde uw onschuld bewezen zou kunnen worden?'

Bedachtzaam schudde Fastolfe zijn hoofd. 'Ik neem aan dat Vasilia heeft geopperd dat het feit dat ik niet aangeboden heb mij aan zo'n onderzoek te onderwerpen, het bewijs was van mijn schuld. Nee. Een psychosonde is gevaarlijk en mij lijkt het even akelig eraan onderworpen te worden, als u. Maar ondanks mijn vrees zou ik het gedaan hebben, ware het niet dat mijn tegenstanders niets liever zouden willen. Ze zouden ingaan tegen elk bewijs van mijn onschuld en de psychosonde is geen fijn genoeg instrument om die onschuld zonneklaar aan te tonen. Maar wat ze met gebruik van de sonde wél zouden krijgen, is gegevens over de theorie en het ontwerp van de mensachtige robot. Daar zijn ze op uit en dat krijgen ze niet van mij.'

'Heel goed,' zei Baley. 'Dank u, dr. Fastolfe.'

'Graag gedaan,' zei Fastolfe. 'En mag ik nu terugkomen op wat ik net zei? Giskard meldde dat u, toen u alleen in de zwever was achtergebleven, bent aangeklampt door vreemde robots. Toen u buiten bewustzijn buiten in de regen gevonden werd sprak u tenminste, tamelijk onsamenhangend, over vreemde robots.'

'Ik bén door vreemde robots aangesproken, dr. Fastolfe. Het lukte mij ze af te leiden en weg te sturen, maar het leek me verstandiger de zwever uit te gaan dan hun terugkeer af te wachten. Toen ik dat besluit nam heb ik misschien niet helder gedacht. Giskard zei van niet.'

Fastolfe glimlachte. 'Giskard heeft een simplistisch heelal-beeld. Hebt u enig idee wiens robots het waren?'

Baley zat rusteloos te draaien en leek geen goede houding te kunnen vinden om gemakkelijk te zitten in de stoel. 'Is de Voorzitter er al?' vroeg hij.

'Nee, maar hij kan elk moment komen. Amadiro, het hoofd van het Instituut, ook. De robots hebben me verteld dat u hem gisteren hebt opgezocht, en ik vraag me af of dat verstandig was. U hebt hem boos gemaakt.'

'Ik moest hem spreken, dr. Fastolfe, en hij zag er niet boos uit.'

'Dat zegt bij Amadiro niets. Naar aanleiding van uw "laster", zoals hij zegt, en uw onvergeeflijk aantasten van de beroepseer, heeft hij de hulp van de Voorzitter afgedwongen.'

'Hoezo dat?'

'Het is de taak van de Voorzitter met partijen die onenigheid hebben rond de tafel te gaan zitten en een compromis te zoeken. Als Amadiro met mij wil spreken kan de Voorzitter daar uit hoofde van zijn taak geen bezwaar tegen hebben, laat staan het verbieden. Hij moet de bijeenkomst beleggen en als Amadiro genoeg bewijs tegen u kan inbrengen - en moeilijk is het niet bewijs tegen een Aardling in te brengen - maakt dat een eind aan het onderzoek.'

'Misschien had u geen Aardling te hulp moeten roepen, dr. Fastolfe, onze kwetsbaarheid in aanmerking genomen.'

'Misschien niet, meneer Baley, maar ik kon niets anders bedenken - en nog niet - dus moet ik het aan u overlaten om de Voorzitter te overtuigen van ons gezichtspunt... als u dat kunt.'

'Ik krijg de verantwoordelijkheid?' vroeg Baley nors.

'Geheel en al,' zei Fastolfe gladjes.

'Zijn wij vier de enige aanwezigen?' vroeg Baley.

'In feite zijn we met z'n drieën,' zei Fastolfe, 'de Voorzitter, Amadiro en ik. U bent er als vierde bij, meneer Baley, uit tolerantie. De Voorzitter kan u elk moment wegsturen, dus ik hoop dat u hem niet tegen u in het harnas jaagt.'

'Ik zal proberen dat niet te doen, dr. Fastolfe.'

'Steek bijvoorbeeld uw hand niet naar hem uit, meneer Baley... als u mij mijn grofheid wilt vergeven.'

Baley voelde zich warm worden van schaamte met terugwerkende kracht, vanwege zijn gebaar van daarnet. 'Dat zal ik niet doen.'

'En weest u uiterst beleefd. Doe geen boze beschuldigingen. Blijf niet bij uitlatingen die geen grond hebben...'

'U bedoelt: probeer niet iemand murw te maken, zodat hij zich verspreekt. Amadiro bijvoorbeeld.'

'Ja, dat moet u niet doen. Dan lastert u en dat helpt ons van de wal in de sloot. Weest u dus beleefd! Als de beleefdheid een aanval maskeert, maken we daar geen aanmerkingen op. En probeer niets te zeggen als er niets tegen u gezegd is.'

'Hoe komt het, dr. Fastolfe,' vroeg Baley, 'dat u nu een en al goede raad bent, en dat u mij voorheen totaal niet gewaarschuwd hebt voor het gevaar van laster?'

'Ja, dat was mijn fout,' zei dr. Fastolfe. 'Dat lag zo voor de hand dat het niet bij me opkwam het uit te leggen.'

Baley bromde. 'Dat dacht ik al.'

Opeens hief Fastolfe zijn hoofd. 'Ik hoor buiten een zwever. En bovendien hoor ik een van mijn robots naar de ingang lopen. Dat zullen de Voorzitter en Amadiro zijn.'

'Samen?' vroeg Baley.

'Ongetwijfeld. Amadiro heeft mijn complex als ontmoetingsplaats voorgesteld, ziet u, en me zo het voordeel geschonken, thuis te spelen. Hij heeft daardoor de kans onder het mom van beleefdheid de Voorzitter aan te bieden hem af te halen en hierheen te brengen. Dat geeft hem een paar minuten om met de Voorzitter te praten en zijn standpunt naar voren te brengen.'

'Dat is wel heel oneerlijk,' zei Baley. 'Kon u daar niets tegen doen?'

'Dat wilde ik niet. Amadiro neemt berekende risico's. Hij zegt misschien wel iets dat de Voorzitter ergert.'

'Is de Voorzitter erg prikkelbaar van aard?'

'Nee. Niet erger dan andere Voorzitters in het vijfde decennium van hun ambtstermijn. Maar de noodzaak om zich strikt aan het protocol te houden, verder de noodzaak om nooit partij te kiezen, en de aanwezigheid van de beslissingsmacht, maken samen een zekere prikkelbaarheid onvermijdelijk. En Amadiro is niet altijd verstandig. Zijn joviale glimlach, zijn witte tanden, de goedmoedigheid die hij uitstraalt kunnen uiterst ergerlijk zijn als degene die hij ermee overlaadt om een of andere reden geen goede zin heeft... Maar ik moet ze gaan ontvangen, meneer Baley, en een naar ik hoop diepgaandere charme ten toon spreiden. Blijft u hier, alstublieft, en komt u niet uit die stoel.'

Baley kon nu alleen nog maar wachten. Het had er niets mee te maken, maar hij bedacht dat hij net bijna vijftig Aarde-uren op Aurora was.