3 - Giskard

9 * Baley keerde zich om en zei tegen Daneel: 'Het ergert me, Daneel, dat ik hier gevangen moet zitten omdat de Auroriërs aan boord van het schip mij als een infectiehaard zien. Dat is puur bijgeloof. Ik ben behandeld.'

'Dat de Auroriërs je vragen in je hut te blijven, is niet omdat ze bevreesd zijn, collega Elijah.'

'Nee? Wat is het dan wél?'

'Misschien herinner je je dat je mij, toen we elkaar hier op het schip voor het eerst ontmoetten, gevraagd hebt waarom ik je als geleide gestuurd was. Ik zei dat het was om je iets vertrouwds te geven om je aan vast te houden, en om mij een genoegen te doen. Ik stond op het punt je de derde reden mee te delen toen Giskard ons onderbrak met de leeskijker en het leesmateriaal... en vervolgens raakten we in discussie over robotslag.'

'En die derde reden heb je me niet meer verteld. Welke is dat?'

'Kijk, collega Elijah, dat is enkel dat ik je mede zou kunnen beschermen.'

'Waartegen?'

'Door het gebeuren dat we overeenkomstig onze afspraak robotslag noemen, zijn ongewone hartstochten opgelaaid. Jij bent naar Aurora geroepen om dr. Fastolfe's onschuld te helpen bewijzen. En dat stuk op de intergolf -'

'Josafat, Daneel,' zei Baley verontwaardigd, 'hebben ze dat ding op Aurora ook gezien?'

'Ze hebben het op alle Ruimtewerelden aanschouwd, collega Elijah. Het was een zeer gewaardeerde uitzending en er is duidelijk uit gebleken dat je een zeer bijzondere speurder bent.'

'Zodat degene die achter die robotslag zit, wel een overdreven angst kan hebben voor wat ik kan klaarspelen, en daarom heel wat op het spel wil zetten om mijn komst te voorkomen... of mij te doden.'

'Dr. Fastolfe,' zei Daneel rustig, 'is stellig overtuigd dat er niemand achter die robotslag zit, aangezien geen mens behalve hij die uitgevoerd kan hebben. Volgens de visie van dr. Fastolfe was het een volstrekt toevallig gebeuren. Er zijn echter personen die trachten uit dat gebeuren profijt te trekken, en het zou in hun belang zijn jou te verhinderen om dit te bewijzen. Daarom moet je beschermd worden.'

Baley deed haastig een paar stappen naar de ene wand van de hut, en toen naar de andere, als om zijn denkproces te versnellen door het fysiek voor te doen. Eigenlijk had hij niet het gevoel dat hij persoonlijk in gevaar was. 'Daneel,' vroeg hij, 'hoeveel mensachtige robots zijn er alles bij elkaar op Aurora?'

'Bedoel je, nu Jander niet langer functioneert?'

'Ja, nu Jander dood is.'

'Eén, collega Elijah.'

Baley staarde Daneel verbijsterd aan. Klankloos vormde hij het woord: Eén? 'Begrijp ik dat goed, Daneel?' zei hij na een tijdje. 'Ben jij de enige mensachtige robot op Aurora?'

'Op alle werelden, collega Elijah. Ik dacht dat je dat wist. Ik was het prototype en toen is Jander gebouwd. Sedertdien heeft dr. Fastolfe geweigerd er meer te bouwen, en niemand anders heeft de kundigheid om het te doen.'

'Maar komt het dan niet bij dr. Fastolfe op, dat als er van twee mensachtige robots één gedood is, de overgebleven mensachtige - jij, Daneel - dan in gevaar kan verkeren?'

'Hij onderkent die mogelijkheid. Maar de kans dat de uitermate onwaarschijnlijke gebeurtenis van de psychische stolling voor een tweede keer plaats zou vinden is uiterst gering. Die neemt hij niet au serieux. Hij denkt echter dat er kans kan bestaan op een ander ongeluk. Dat heeft, denk ik, een rolletje gespeeld bij zijn besluit om mij naar Aarde te sturen om je op te halen. Nu ben ik zo'n week van Aurora weg.'

'En je bent nu net zo goed een gevangene als ik, hè, Daneel?'

'Ik ben enkel een gevangene,' zei Daneel ernstig, 'in die zin dat men van mij verwacht deze hut niet te verlaten.'

'In wat voor zin kan iemand nog meer gevangene zijn?'

'In de zin dat degene die aldus in zijn bewegingen wordt belemmerd, gebelgd is over die beperking. Een echte gevangenschap houdt in dat die onvrijwillig is. Ik begrijp zeer goed waarom ik hier ben, en ik onderschrijf de noodzaak.'

'Jij wel,' bromde Baley, 'maar ik niet. Ik ben een gevangene in de volle betekenis. En waarom zouden wij hier trouwens veilig zijn?'

'Onder meer, collega Elijah, omdat Giskard buiten op wacht staat.'

'Is hij daar slim genoeg voor?'

'Hij begrijpt zijn opdracht volkomen. Hij is sterk en robuust en beseft heel goed het belang van zijn taak.'

'Bedoel je dat hij bereid is vernietiging te ondergaan om ons beiden te beschermen?'

'Ja natuurlijk, net zo goed als ik bereid ben vernietiging te ondergaan om jou te beschermen.'

Baley voelde zich verlegen. 'Verafschuw je zo'n situatie niet, waarin je gedwongen kunt zijn je bestaan voor mij op te geven?'

'Ik ben zo geprogrammeerd, collega Elijah,' zei Daneel met een stem die weker scheen te worden, 'maar op een of andere manier schijnt het mij toch toe dat, ongeacht mijn programmering, het verlies van mijn bestaan vrijwel niets te betekenen heeft vergeleken met jouw redding.'

Het werd Baley te machtig. Hij stak zijn hand uit en klemde die met een stevige greep om de hand van Daneel. 'Dank je, collega Daneel, maar laat dat alsjeblieft niet gebeuren. Ik wil niet dat je je bestaan verliest. Dat het mijne in stand blijft lijkt me dan een te kleine vergoeding.'

En Baley stond verbaasd dat hij dat echt meende. Vaag werd hij beangstigd door het besef dat hij klaarstond zijn leven te wagen voor een robot... Nee, niet voor een robot. Voor Daneel.

 

10 * Giskard kwam binnen zonder voorafgaand teken. Baley accepteerde dat intussen. De robot moest, als zijn wacht, in en uit kunnen gaan naar hij beliefde. En Giskard was, in Baley's ogen, maar een robot, hoe hij hem ook als persoon behandelde en geen 'R.' zei. Als Baley zich krabde, in zijn neus peuterde of met welke onsmakelijke lichaamsfunctie ook bezig was, leek het hem dat het Giskard onverschillig was, dat hij geen oordeel had, dat hij het vermogen miste om erop te reageren, maar het waargenomene koel opsloeg in een inwendige geheugenbank.

Daardoor werd Giskard domweg een beweeglijk meubelstuk en Baley voelde in zijn aanwezigheid geen schaamte. Niet dat Giskard ooit op een ongelegen moment binnen was komen stappen.

Giskard had een kubusje bij zich. 'Meneer, ik vermoed dat u toch Aurora wel vanuit de ruimte zien wilt.'

Baley stond verstomd. Daneel had beslist zijn ergernis gemerkt, de oorzaak ervan beredeneerd en deze manier bedacht om hem weg te nemen. Dat hij het Giskard liet doen, en voorstellen als een idee van zijn simpele geest, was fijnzinnig van Daneel. Dit zou Baley van de verplichting ontslaan om zijn dank te betuigen. Dat dacht Daneel tenminste. In zijn gedachten was Baley meer geërgerd doordat hij onnodig de aanblik van Aurora missen moest, dan door zijn gevangenhouding in het algemeen. Die twee dagen na de sprong had hij zitten piekeren over het missen van die aanblik. - Dus keerde hij zich naar Daneel en zei: 'Bedankt, mijn vriend.'

'Het was Giskards idee,' zei Daneel.

'Ja, natuurlijk,' zei Baley met een glimlachje. 'Hij wordt ook bedankt. Wat is dit, Giskard?'

'Het is een astrosimulator, meneer. Hij werkt in grote lijnen als een trimensie-ontvanger en is verbonden met de kijkhut. Als ik zo vrij mag zijn -'

'Ja?'

'U zult de aanblik niet zo vreselijk opwindend vinden, meneer. Ik zou niet willen dat u onnodig teleurgesteld was.'

'Ik zal proberen, Giskard, mijn verwachtingen niet te hoog te stellen. Hoe dan ook, als ik teleurgesteld word zal ik jou daar de schuld niet van geven.'

'Dank u, meneer. Ik moet terug naar mijn post, maar Daneel kan u met het apparaat helpen als er moeilijkheden zijn.'

Hij vertrok en Baley keek Daneel goedkeurend aan. 'Dat heeft Giskard heel mooi gedaan, vond ik. Hij mag dan een eenvoudig model zijn, maar hij is goed gemaakt.'

'Hij is ook een robot van dr. Fastolfe, collega Elijah... Deze astrosimulator heeft geen aansluiting nodig en stelt zichzelf scherp. Aangezien hij al op Aurora gericht is, hoeft alleen de contactrand maar ingedrukt te worden. Dat stelt hem in werking en meer is niet nodig. Zou je hem zelf graag aan willen zetten?'

Baley trok even zijn schouders op. 'Hoeft niet. Doe jij het maar.'

'Heel goed.' Daneel had de kubus op de tafel gezet waar Baley de boekfilms had zitten kijken. 'Dit,' zei hij en wees op een rechthoekje in zijn hand, 'is het contact, collega Elijah. Je hoeft het enkel zo bij de randen te houden en een lichte inwaartse druk uit te oefenen om het apparaat in werking te stellen... en dan weer een druk om het af te zetten.'

Daneel drukte de contactrand in en Baley gaf een gesmoorde kreet. Hij had verwacht dat de kubus op zou lichten en van binnen een holografische afbeelding van een sterrenveld zou vertonen. Maar in plaats daarvan zat Baley zelf in de ruimte - in de ruimte - met aan alle kanten heldere sterren zonder schittering. Het duurde maar een ogenblik; toen was alles weer net als eerst: de kamer, en daarin Baley, Daneel en de kubus.

'Het spijt me, collega Elijah,' zei Daneel. 'Ik heb hem meteen afgezet toen ik je onbehagen begreep. Ik had me niet gerealiseerd dat je op dit gebeuren niet was voorbereid.'

'Bereid me dan voor. Wat gebeurde er?'

'De astrosimulator werkt rechtstreeks op het visuele centrum van de menselijke hersenen. De indruk die hij achterlaat is op geen enkele manier te onderscheiden van de driedimensionale werkelijkheid. Het is een vrij nieuw apparaat, en tot dusver is het alleen gebruikt voor astronomische beelden, die ten slotte minder fijn van detail zijn.'

'Zag jij het ook, Daneel?'

'Ja, maar heel zwak en zonder de realiteit die een mens waarneemt. Ik zie de vage omtrekken van het beeld dwars door de nog scherpe inhoud van de kamer, er is mij echter verteld dat mensen alleen het beeld zien. Als het brein van mij en mijn soortgenoten nog fijner wordt afgesteld en aangepast -'

Baley had zijn evenwicht teruggevonden. 'Het punt is, Daneel, dat ik niets anders waarnam. Ik nam mezelf niet waar. Ik zag mijn handen niet en was niet gewaar waar ze waren. Ik had het gevoel een geest zonder lichaam te zijn, of... eh... zoals ik me voorstel dat ik me zou voelen als ik dood was, maar mijn

bewustzijn voortleefde in een soort onstoffelijk leven na de dood.'

'Nu begrijp ik waarom dat enigszins verwarrend was voor je.'

'In feite vond ik het heel erg verwarrend.'

'Het spijt me, collega Elijah. Ik zal Giskard dit weg laten halen.'

'Nee. Nu ben ik voorbereid. Geef mij die kubus... Zal ik hem af kunnen zetten, ook al neem ik het bestaan van mijn handen niet waar?'

'Hij blijft aan je hand zitten, zodat je hem niet kwijtraakt, collega Elijah. Dr. Fastolfe, die dit verschijnsel heeft meegemaakt, heeft mij gezegd dat de druk op het contact vanzelf uitgeoefend wordt als de gebruiker wil ophouden. Het is een zelfwerkend verschijnsel, gebaseerd op zenuwbeïnvloeding, net als de beeldvorming zelf. Zo werkt het tenminste bij Auroriërs, en ik stel me voor -'

'Dat Aardlingen fysiologisch genoeg op Auroriërs lijken, dat het bij ons ook werkt... Goed dan, geef mij het contact en dan probeer ik het.' Met een inwendig rillinkje drukte Baley de contactrand in en was weer in de ruimte. Ditmaal verwachtte hij het, en toen hij eenmaal merkte dat hij zonder problemen adem kon halen en zich helemaal niet voelde of hij in een vacuüm was gestopt, deed hij zijn best om alles te aanvaarden als een optische illusie. Met snorkende adem - misschien om zichzelf te overtuigen dat hij echt ademde - keek hij nieuwsgierig naar alle kanten om zich heen.

Toen hij opeens in de gaten kreeg dat zijn adem door zijn neus schuurde, vroeg hij: 'Daneel, hoor je mij?' Hij hoorde zijn eigen stem, een beetje veraf, een beetje onecht, maar hij hoorde hem.

En hij hoorde de stem van Daneel, die genoeg van de zijne verschilde om te onderscheiden te zijn. 'Ja zeker,' zei Daneel, 'en jij moet de mijne kunnen horen. De visuele en de kinesthetische zin worden beïnvloed omwille van een sterkere werkelijkheidsillusie, maar de gehoorzin wordt niet aangetast. Althans niet in ernstige mate.'

'Nou, ik zie alleen maar sterren. Ik bedoel, gewone sterren. Aurora heeft een zon. Ik stel me voor dat we dicht genoeg bij Aurora zitten om de ster die haar zon is, aanzienlijk helderder te zien dan de andere.'

'Absoluut te helder, collega Elijah. Hij is afgeschermd. Anders zou je netvliesbeschadiging oplopen.'

'Waar is dan de planeet Aurora?'

'Zie je het sterrenbeeld Orion?'

'Ja... Wil je zeggen dat we hier de sterrenbeelden hetzelfde zien als aan de Aardse hemel, als in het Stadsplanetarium?'

'Ongeveer. Naar stellaire maten zitten we niet ver van Aarde en het zonnestelsel waar hij deel van uitmaakt, zodat ze eenzelfde zicht op de sterren hebben. De zon van Aurora staat op Aarde bekend als Tau Ceti en is hier maar 3,67 parsec vandaan... Als je nu een denkbeeldige lijn trekt van Betelgeuze naar de middelste ster in de Gordel van Orion, en die even ver doortrekt en nog wat verder, dan is de middelheldere ster die je ziet de planeet Aurora. We naderen hem snel, dus hij wordt de komende dagen steeds duidelijker.'

Ernstig keek Baley ernaar. Het was gewoon een helder, sterachtig ding. Er was geen lichtende pijl die er knipperend naar wees. Er stond geen fraai getekende tekst in een boogje boven. 'Waar is de zon? De ster van de Aarde, bedoel ik?'

'Van Aurora af gezien staat hij in het sterrenbeeld Maagd. Het is een ster van de tweede magnitude. Tot mijn spijt is de astrosimulator die wij hebben onvoldoende geautomatiseerd en het zou niet gemakkelijk zijn hem je aan te wijzen. Hij zou er overigens gewoon uitzien als een ster, een heel gewone.'

'Geeft niet,' zei Baley. 'Ik zet dit ding nu af. Als het niet goed lukt... help me dan.'

Het lukte best. Op het moment dat hij hem uit wilde zetten ging hij uit en hij zat te knipperen in het plotseling zo felle licht van de hut. Toen pas, toen zijn zintuigen weer gewoon werkten, kwam het bij hem op dat hij minutenlang in de ruimte had lijken te zweven, zonder enigerlei beschermingswand, en toch was zijn Aardse ruimtevrees niet opgekomen. Toen hij eenmaal zijn eigen niet-bestaan had aanvaard, had hij zich volkomen op zijn gemak gevoeld. Dat vond hij raadselachtig en het hield hem een tijdje van zijn boekfilm-kijken af.

Van tijd tot tijd greep hij weer naar de astrosimulator en wierp opnieuw een blik in de ruimte, zoals gezien vanuit een geschikt observatiepunt vlak buiten het ruimteschip, waarbij hij zelf nergens aanwezig was - schijnbaar. Soms deed hij het maar een ogenblik, om er weer zeker van te zijn dat de oneindige leegte hem nog steeds niet van zijn stuk bracht. Soms verloor hij zichzelf in sterrenpatronen en begon ze lui te tellen of geometrische figuren te zoeken, intens genietend van het vermogen iets te doen wat hij op Aarde nooit zou kunnen, omdat de toenemende ruimtevrees weldra al het andere zou overspoelen.

Het werd na een tijdje overduidelijk dat Aurora helderder werd. Al vlug was hij makkelijk op te sporen tussen de andere lichtvlekjes, toen werd hij onmiskenbaar, en tenslotte overheersend. Hij begon als een splintertje licht en werd toen snel groter en vertoonde schijngestalten. Toen Baley het bestaan van die schijngestalten kon waarnemen, was hij bijna precies een halve cirkel van licht.

Baley stelde vragen en Daneel zei: 'We naderen van buiten het omloopsvlak, collega Elijah. De zuidpool van Aurora ligt zowat in het midden van de schijf, iets binnen de verlichte helft. Op het zuidelijk halfrond is het lente.'

'Volgens wat ik gelezen heb maakt de as van Aurora een hoek van zestien graden,' zei Baley. Over de beschrijving van de planeet als zodanig had hij met minder aandacht heen gelezen in zijn ongeduld om aan de Auroriërs toe te komen, maar dit herinnerde hij zich toch.

'Ja, collega Elijah. Uiteindelijk komen we in een kringloop rond Aurora, en dan veranderen de schijngestalten snel. Aurora draait vlugger dan Aarde...'

'Een dag van tweeëntwintig uur. Ja ja.'

'Een dag van 22,3 klassieke uren. De Aurora-dag is verdeeld in 10 Aurora-uren, elk uur in 100 Aurora-minuten, die op hun beurt verdeeld zijn in 100 Aurora-seconden. Een Aurora-seconde is dus ruwweg zo'n 0,8 Aarde-seconde.'

'Bedoelen de boeken dat met metrische uren en minuten en zo?'

'Ja. Aanvankelijk was het moeilijk de Auroriërs ertoe te brengen om de tijdseenheden waar ze aan gewend waren los te laten, en toen waren beide - de Aardse en de metrische - in gebruik. Tenslotte won het metrisch stelsel natuurlijk. Tegenwoordig spreken wij gewoon over uren, minuten en seconden; dan wordt echter altijd het tientallige systeem bedoeld. Dat stelsel is op alle Ruimtewerelden overgenomen, ook al klopt het op andere werelden niet met de natuurlijke wenteling van de planeet. Op alle planeten is vanzelfsprekend ook een plaatselijk stelsel in gebruik.'

'Net als op Aarde.'

'Ja, collega Elijah. Maar Aarde gebruikt alléén de oorspronkelijke Aarde-tijdeenheden. Dat is waar het de handel betreft voor de Ruimtewerelden onhandig, maar ze laten Aarde hierin zijn gang gaan.'

'Niet uit vriendelijkheid, stel ik me voor. Ik vermoed dat ze het verschil tussen hen en de Aarde willen benadrukken... Hoe klopt die tientalligheid met het jaar? Aurora moet ten slotte een natuurlijke omwentelingstijd rond zijn zon hebben die de seizoenen regelt. Hoe wordt die gemeten?'

'Aurora draait rond zijn zon in 373,5 Aurora-dagen, of in 0,95 Aarde-jaar. Dat wordt in de tijdrekening niet als een essentieel iets gezien. Aurora rekent 30 van haar dagen als maand en 10 maanden als een metrisch jaar. Het metrisch jaar komt overeen met ongeveer 0,8 van zijn zonnejaar of driekwart van een Aarde-jaar. Die verhouding ligt natuurlijk op elke wereld anders. Tien dagen worden gewoonlijk een decimaand genoemd. Dit stelsel is op alle Ruimtewerelden in gebruik.'

'Er moet toch zeker een makkelijke manier zijn om de seizoenencyclus te volgen?'

'Elke wereld heeft natuurlijk ook zijn eigen zonnejaar, maar dat staat niet zo in aanzien. Met een computer kun je van elke dag in heden of verleden de plaats in het zonnejaar vaststellen, als een dergelijk gegeven verlangd wordt. En dat geldt voor alle werelden, waar omzetting naar en uit plaatselijke data ook gemakkelijk kan. En, collega Elijah, elke robot kan dat natuurlijk ook, en kan de activiteit van de mensen leiden waar zonnetijd of plaatselijke tijd in het spel is. Het voordeel van metrische eenheden is dat het de mensheid voorziet van een eenvormige tijdmeting, waar weinig meer bij komt kijken dan het verschuiven van de komma.'

Het zat Baley dwars dat de boeken die hij gezien had dit niet duidelijk hadden gemaakt. Maar ja, hij wist uit de Aardse geschiedenis, dat eens de Aardse maan het uitgangspunt voor de kalender geweest was, en dat er een tijd was gekomen dat de maan opzij gezet was voor een gemakkelijker tijdmeting - en nooit had iemand hem gemist. Toch, als hij een of andere vreemdeling boeken over de Aarde gegeven had, zou die vreemdeling heel waarschijnlijk geen vermelding vinden van de Aardse maand of van vroegere veranderingen in de kalender. Data zouden zonder nadere verklaring worden vermeld.

Wat kon er nog meer zonder uitleg worden vermeld? In hoeverre kon hij dus vertrouwen op de kennis die hij vergaarde? Hij zou voortdurend vragen moeten stellen en niets als vanzelfsprekend beschouwen.

Er zouden zich zoveel mogelijkheden voordoen om het klaarblijkelijke niet te zien, zoveel kansen op misverstand, zoveel manieren om de verkeerde weg in te slaan...

 

11 * Als hij nu de astrosimulator gebruikte, vulde Aurora het hele beeld, en hij leek op de Aarde. Baley had de Aarde zo nog nooit gezien, maar er hadden foto's gestaan in astronomische werken, en die had hij wel gezien. Wat Baley nu op Aurora zag waren dezelfde wolkenvelden, dezelfde stroken woestijn, dezelfde grote stukken dag en nacht, hetzelfde patroon van schitterlicht op het uitgebreide nachtelijk halfrond als de foto's van de Aardbol lieten zien.

In vervoering keek Baley ernaar en dacht: Als ik nu eens mee de ruimte in genomen was, te horen gekregen had dat ik naar Aurora gebracht werd, en in werkelijkheid om een of andere reden - een subtiele, een waanzinnige reden - in werkelijkheid naar de Aarde terug werd gebracht? Hoe kon hij dat weten vóór ze landden?

Was er een reden tot wantrouwen? Daneel had hem zorgvuldig uitgelegd dat de sterrenbeelden aan de hemel van beide planeten hetzelfde waren - maar was dat niet gewoon voor twee planeten die rond huursterren draaiden? De algemene aanblik vanuit de ruimte van de twee planeten was hetzelfde, maar viel dat niet te verwachten als ze allebei bewoonbaar waren en heel geschikt voor menselijk leven?

Was er enige reden om aan te nemen dat ze hem zo'n vergezochte poets zouden bakken? Waar zou dat toe dienen? En toch, waarom zou het dan niet vergezocht en zinloos lijken? Als er een voor de hand liggende reden was om zoiets te doen, had hij het meteen doorzien.

Zou Daneel meedoen aan zo'n complot? Als hij een mens was beslist niet. Maar hij was maar een robot; zou er geen manier zijn om hem de opdracht te geven tot een bijpassend gedrag?

Hij kon op geen enkele manier tot een besluit komen. Baley merkte dat hij speurde naar glimpjes van landvormen die hij kon onderkennen als Aards of niet-Aards. Dat zou de proef op de som zijn; het lukte alleen niet. De glimpjes die vaag tussen de wolken door te zien waren hielpen hem niets. Hij had onvoldoende kennis van de geografie van de Aarde. Wat hij werkelijk kende van de Aarde waren de ondergrondse Steden, de stalen holen. De stukjes kustlijn die hij zag waren hem niet vertrouwd... Aurora of de Aarde, hij wist het niet.

Wat maakte hem trouwens zo onzeker? Toen hij naar Solarië gegaan was had hij geen moment aan zijn bestemming getwijfeld; hij had geen ogenblik gedacht dat ze hem naar de Aarde terug zouden brengen... Ja, maar toen had hij een glasheldere opdracht met een redelijke kans van welslagen. Nu meende hij dat er geen schijn van kans was.

Misschien was het dan zo dat hij naar de Aarde terug wilde, en dat hij in zijn geest zo'n niet-bestaand complot bedacht, om zich in te beelden dat dat kon.

De onzekerheid in zijn geest had een eigen leven gekregen. Hij kon het niet van zich afzetten. Hij bleef maar naar Aurora kijken met een bijna waanzinnige felheid, niet in staat om naar de werkelijkheid van de hut terug te keren.

Aurora bewoog, draaide langzaam... Hij keek lang genoeg om dat te zien. Terwijl hij de ruimte in keek had alles bewegingloos geleken, als een geschilderd decor, een stil, statisch patroon van lichtpuntjes, waar later een half cirkeltje in verscheen. Kwam het door die onbeweeglijkheid dat hij geen ruimtevrees had hoeven krijgen? Maar nu zag hij Aurora bewegen en het drong tot hem door dat het schip omlaag cirkelde als laatste voorbereiding op de landing. De wolken kwamen naar boven gekolkt...

Nee, niet de wolken - het schip daalde. Het schip bewoog.

Hij bewoog. Opeens werd hij zich van zijn eigen bestaan bewust. Hij schoot dwars door de wolken omlaag. Hij viel, onbeschermd, door de dunne lucht naar de harde grond. Zijn keel was verstikt; het ademen werd heel moeilijk. Wanhopig zei hij tegen zichzelf: Je zit beschermd. De wanden van het schip zijn om je heen... Maar hij voelde geen wanden. Hij dacht: Ook zonder die wanden in aanmerking te nemen ben je beschermd. Er zit huid om je heen... Maar hij voelde geen huid.

De gewaarwording was erger dan zomaar naakt zijn - hij was een totaal geïsoleerde persoonlijkheid, met een volkomen onbeschermde identiteitskern, één enkel iets dat omringd was door een open en oneindige wereld... en hij viel.

Hij wilde het beeld afzetten, zijn vuist om de contactrand klemmen, maar er gebeurde niets. Zijn zenuweinden waren zo uit hun doen dat automatische samentrekking bij wilsinspanning niet meer plaatsvond. Hij had geen wil. Zijn ogen wilden zich niet sluiten, zijn vuisten zich niet ballen. Hij was gevangen, gehypnotiseerd door angst, verlamd van schrik.

Alles wat hij voor zich zag was wolken, witte... niet helemaal witte... bijna witte... een vage, oranjegouden tint...

En alles werd grijs... en hij was aan 't verdrinken. Hij kon geen adem meer halen. Hij worstelde wanhopig om zijn verstopte keel open te krijgen, om Daneel om hulp te roepen...

Hij kon geen geluid uitbrengen...

 

12 * Baley hijgde alsof hij net de vijfduizend meter had gelopen. De hut stond scheef en onder zijn linker elleboog was een hard oppervlak. Hij besefte dat hij op de vloer lag.

Giskard zat naast hem, op zijn knieën; zijn robothand sloot zich, stevig maar een beetje koud, om Baley's rechter vuist. De deur van de hut, die Baley vlak achter Giskards schouder zag, stond op een kier.

Zonder iets te vragen wist Baley wat er gebeurd was. Giskard had die hulpeloze mensenhand gegrepen en hem tegen de contactrand van de astrosimulator gedrukt. Anders...

Daneel was er ook, zijn gezicht vlak bij dat van Baley, met een blik die wel leed kon uitdrukken. 'Je hebt niets gezegd, collega Elijah,' zei hij. 'Als ik eerder je ongemak had opgemerkt...'

Baley probeerde een teken te geven dat hij het begreep, dat het er niet toe deed. Hij was niet tot spreken in staat.

De twee robots wachtten tot Baley een zwakke beweging maakte om overeind te komen. Meteen schoven er armen onder hem om hem op te tillen. Hij werd in een stoel gezet en Giskard nam hem zachtzinnig het contact af. 'We zullen nu spoedig landen,' zei hij. 'Ik denk dat u de astrosimulator verder niet meer nodig zult hebben.'

Ernstig voegde Daneel daaraan toe: 'Het zou hoe dan ook beter zijn hem weg te brengen.'

'Wacht!' zei Baley. Zijn stem was een hees gefluister en hij was er niet zeker van of het woord wel te verstaan was. Hij haalde diep adem, schraapte zwakjes zijn keel en zei opnieuw: 'Wacht...!' en toen: 'Giskard.'

Giskard keerde zich om. 'Meneer?'

Baley praatte niet meteen. Nu Giskard wist dat hij nodig was zou hij heel lang wachten, misschien wel eindeloos. Baley probeerde zijn verwarde gedachten op een rijtje te zetten. Ruimtevrees of niet, hij had nog steeds geen zekerheid omtrent hun bestemming. Die was er eerst geweest, en had de ruimtevrees misschien wel zo sterk gemaakt.

Hij moest het weten. Giskard zou niet liegen. Een robot kon niet liegen... tenzij het hem zorgvuldig opgedragen was. En waarom Giskard zo'n opdracht geven? Daneel was zijn metgezel, en die was de hele tijd bij hem. Als er gelogen moest worden, was dat Daneels werk. Giskard was enkel een pakjesdrager, een deurwacht. Hem zorgvuldig inwijden in zo'n web van leugens was beslist overbodige inspanning. 'Giskard!' zei Baley, bijna gewoon nu.

'Meneer?'

'We gaan zo landen, niet?'

'Binnen iets minder dan twee uur, meneer.'

Dat moest twee uur metrisch zijn, dacht Baley. Meer dan twee echte uren? Minder? Het deed er niet toe. Dat gaf maar verwarring. Niet aan denken... Zo scherp als hij maar kon zei Baley: 'Zeg me onmiddellijk de naam van de planeet waar we op gaan landen.'

Een mens had, als hij al geantwoord had, dat niet zo onmiddellijk gedaan... en dan nog met een blik van grote verbazing. Giskard antwoordde meteen, met de vlakke, effen verklaring: 'Dat is Aurora, meneer.'

'Hoe weet je dat?'

'Dat is onze bestemming. Bovendien zou het niet bijvoorbeeld Aarde kunnen zijn, want de zon van Aurora, Tau Ceti, heeft maar negen-tiende van de massa van de zon van Aarde. Tau Ceti is iets minder heet en heeft daardoor een duidelijk oranje tint voor Aardse ogen die er nog niet aan gewend zijn. U hebt misschien de typische kleur van de zon van Aurora al gezien in de weerkaatsing op de bovenkant van de wolken. U zult het beslist zien in de aanblik van het landschap... tot uw ogen eraan gewend raken.'

Baley's ogen lieten Giskards onbewogen gezicht los. Hij had het kleurverschil gezien, bedacht hij, en had er geen belang aan gehecht. Een behoorlijke miskleun. 'Je kunt gaan, Giskard.'

'Ja, meneer.'

Baley zei bitter tegen Daneel: 'Daneel, ik heb me goed belachelijk gemaakt.'

'Ik heb de indruk dat je je afvroeg of wij je misschien misleidden en je ergens anders heen brachten dan naar Aurora. Had je een reden om dat te vermoeden, collega Elijah?'

'Geen enkele. Het kan het gevolg geweest zijn van de gespannenheid door de ruimtevrees die op de loer lag. Toen ik naar de schijnbaar onbeweeglijke ruimte tuurde, voelde ik geen spoor van misselijkheid, maar het kan net onder het oppervlak gelegen hebben en een groeiende spanning hebben veroorzaakt.'

'Het was onze schuld, collega Elijah. Omdat we wisten dat je een afkeer hebt van open ruimte, was het verkeerd je aan astrosimulatie bloot te stellen, en toen we dat gedaan hadden, niet aandachtiger op je toe te zien.'

Geërgerd schudde Baley zijn hoofd. 'Zeg dat niet, Daneel. Ik heb toezicht genoeg. Wat ik me afvraag is, hoeveel toezicht ik op Aurora zelf zal hebben.'

'Het lijkt me, collega Elijah,' zei Daneel, 'dat het moeilijk zal zijn je op Aurora vrijelijk met de Auroriërs om te laten gaan.'

'Toch zal dat juist moeten worden toegestaan. Als ik in deze zaak van robotslag de waarheid moet achterhalen, moet ik vrij zijn om ter plekke gegevens te verzamelen... en inlichtingen van de betrokkenen.'

Baley voelde zich nu wel wat moe, maar toch helemaal zichzelf. Verbazend genoeg had hij door de intense ervaring die hij had meegemaakt, ontzettende zin gekregen in een pijp tabak, iets waar hij dacht al meer dan een jaar totaal mee afgerekend te hebben. Hij voelde de smaak en geur van de tabaksrook zich een weg banen door zijn keel en zijn neus. Hij wist dat hij met de herinnering genoegen moest nemen. Op Aurora zou hij onder geen voorwaarde mogen roken. Op geen van de Ruimtewerelden was tabak, en als hij al wat bij zich had gehad, zou dat ingenomen zijn en vernietigd.

'Collega Elijah,' zei Daneel, 'dit moeten we onmiddellijk na de landing bespreken met dr. Fastolfe. Ik heb geen macht om in deze kwestie enige beslissing te nemen.'

'Daar ben ik me van bewust, Daneel, maar hoe praat ik met Fastolfe? Via een soort astrosimulator? Met contacten in mijn handen?'

'In het geheel niet, collega Elijah. Je praat met hem van aangezicht tot aangezicht. Hij is voornemens je op de ruimtehaven te ontmoeten.'

 

13 * Baley zat te wachten op geluiden van de landing. Hij wist natuurlijk niet hoe die zouden klinken. Hij wist niet hoe het schip werkte, hoeveel mannen en vrouwen het meevoerde, wat zij tijdens de landing moesten doen en wat voor geluid dat zou veroorzaken. Geroep? Gedreun? Een lichte trilling?

Hij hoorde niets.

'Je ziet er gespannen uit, collega Elijah,' zei Daneel. 'Ik zou liever hebben dat je me van enig ongenoegen meteen op de hoogte stelt. Ik moet je helpen op het moment dat je, om wat voor reden ook, ongelukkig bent.' Op het woordje 'moet' lag een lichte nadruk.

Verstrooid dacht Baley: De Eerste Wet dwingt hem. Toen ik instortte en hij het niet op tijd voorzien had, heeft hij op zijn manier vast even veel geleden als ik op de mijne. Een verboden evenwichtsverstoring van positronisch potentieel heeft voor mij misschien niets te betekenen, maar in hem kan het dezelfde onlust en dezelfde reactie oproepen die acute pijn bij mij veroorzaakt.

Hoe zou ik beter weten, dacht hij verder, wat er is binnen de pseudo-huid en het pseudo-bewustzijn van een robot, dan Daneel weet wat er in mij omgaat? En toen voelde hij berouw omdat hij aan Daneel dacht als 'een robot'. Baley keek in zijn vriendelijke ogen - wanneer had hij de uitdrukking ervan voor het eerst vriendelijk gevonden? - en zei: 'Ik zou je elk ongenoegen meteen laten weten, maar ik heb er geen. Ik probeer alleen geluiden te horen die me iets kunnen zeggen over het vorderen van de landingsprocedure, collega Daneel.'

'Dank je, collega Elijah,' zei Daneel ernstig. Hij boog even zijn hoofd en vervolgde: 'De landing hoeft geen ongemak te geven. Je voelt de vertraging, maar dat zal minimaal zijn, want deze hut geeft in zekere mate mee in de richting van de vertraging. De temperatuur kan oplopen, maar niet meer dan twee graden Celsius. Wat geluidseffecten betreft, er kan een laag suizen klinken als we door de dichter wordende atmosfeer gaan. Zullen die dingen je hinderen?'

'Dat hoeft niet. Wat me hindert is dat ik niet vrij ben om aan de landing mee te doen. Ik wil zoiets echt meemaken. Ik wil niet opgesloten zitten en die ervaring mislopen.'

'Je hebt reeds ontdekt, collega Elijah, dat de aard van die ervaring niet bij je karakter past.'

'En hoe moet ik daar overheen komen, Daneel?' zei hij strijdlustig. 'Dat is toch geen reden genoeg om mij hier vast te houden?'

'Collega Elijah, ik heb je al uitgelegd dat je hier binnen wordt gehouden voor je eigen veiligheid.'

Baley schudde zijn hoofd in hevige afkeer. 'Daar heb ik over nagedacht, en volgens mij is het onzin. Mijn kansen om in deze puinhoop orde op zaken te stellen zijn, met al die beperkingen die mij opgelegd worden en de moeilijkheden die ik heb om het minste over Aurora te begrijpen, zo gering dat ik niet geloof dat iemand met een beetje verstand de moeite zou nemen om mij te belemmeren. En zo ja, waarom zouden ze dan mij persoonlijk aanvallen? Waarom het schip niet saboteren? Als we menen te maken te hebben met gewetenloze schurken, zouden ze een schip - en de mensen aan boord - en jou en Giskard - en mij, natuurlijk - geen te hoge prijs vinden.'

'Daar is aan gedacht, collega Elijah. Het schip is zorgvuldig doorzocht. Elk teken van sabotage zou zijn gevonden.'

'Weet je dat zeker? Voor honderd procent?'

'Iets dergelijks kan nooit volkomen zeker zijn. Giskard en ik waren echter gerust bij de gedachte dat de zekerheid zeer hoog ligt en dat we verder konden gaan met een ongemeen geringe kans op onheil.'

'En als je het mis had?'

Even kwam er een soort krampachtig trekje over Daneels gezicht, alsof hem gevraagd was iets te doen dat strijdig was met de vlotte werking van de positronische circuits in zijn brein. 'Maar we hebben het niet mis gehad,' zei hij.

'Dat kun je niet zeggen. De landing nadert, en dat is beslist het gevaarlijke moment. Het is nu zelfs niet nodig het schip te saboteren. Het gevaar voor mijn persoon is juist nu het grootst. Als ik op Aurora eruit moet kan ik me niet hier in die hut verbergen. Ik moet het schip door en kom binnen bereik van anderen. Heb je voorzorgen genomen dat de landing veilig verloopt?' Het was kleinzielig van hem om onnodig naar Daneel uit te halen, omdat hij zich zo opwond over zijn lange gevangenschap en over de schande van zijn kortstondige instorting.

'Dat hebben we, collega Elijah,' zei Daneel rustig. 'Overigens zijn we reeds geland. Wij staan nu op het oppervlak van Aurora.'

Een ogenblik was Baley van zijn stuk. Hij keek wild om zich heen, maar er viel natuurlijk niets te zien behalve de hut om hem heen. Van wat Daneel beschreven had had hij niets gehoord of gevoeld. Geen vertraging, warmte, gesuis... Of was Daneel opzettelijk weer eens over zijn persoonlijk gevaar begonnen om te zorgen dat hij niet aan andere onthutsende - zij het onbelangrijke - dingen dacht... 'Maar toch is daar nog de vraag hoe we van het schip af komen. Hoe kom ik eraf zonder kwetsbaar te zijn voor eventuele vijanden?'

Daneel liep naar een wand en raakte er een plekje op aan. Baley keek opeens in een lange cilinder, een tunnel.

Op dat moment kwam Giskard aan de andere kant de hut binnen en zei: 'Meneer, wij drieën gaan door de uitgangsbuis. Aan de andere kant van de buis wacht dr. Fastolfe.'

'Wij hebben alle voorzorgsmaatregelen genomen,' zei Daneel.

'Mijn verontschuldigingen... Daneel, Giskard,' mompelde Baley. Bedrukt liep hij de uitgangsbuis in. Al die pogingen om hem te verzekeren dat de voorzorgsmaatregelen genomen waren, verzekerden hem er ook van dat die voorzorgsmaatregelen nodig geacht werden.

Baley dacht graag van zichzelf dat hij geen lafaard was. Maar hij was op een vreemde planeet waar vriend niet van vijand te onderscheiden was, en zonder enige steun van iets vertrouwds - Daneel natuurlijk uitgezonderd. Op momenten van wezenlijk belang, bedacht hij sidderend, zou er niets om hem heen zijn om hem warmte en troost te geven.