8 - Fastolfe en Vasilia

31 * Met een schok werd Baley wakker en heel wantrouwig ademde hij in. Er hing een vage, onherkenbare geur in de lucht, die toen hij de tweede keer inademde verdwenen was.

Daneel stond ernstig naast zijn bed. 'Ik hoop, collega Elijah,' zei hij, 'dat je goed geslapen hebt.'

Baley keek om zich heen. De gordijnen waren nog dicht, maar Buiten was het kennelijk dag. Giskard was kleren aan het klaarleggen, van schoenen tot buis heel andere dan hij de vorige dag had gedragen.

'Heel goed, Daneel,' zei hij. 'Ben ik ergens wakker van geworden?'

'Er is een beetje antisomnine in het luchtcirculatiesysteem van dit vertrek gebracht, collega Elijah. Dat activeert het ont-waakmechanisme. We hebben een kleinere hoeveelheid gebruikt dan normaal, aangezien wij niet zeker waren van je reactie. Wellicht hadden we een nog kleinere hoeveelheid moeten gebruiken.'

'Het leek eerder op het paard achter de wagen,' zei Baley. 'Hoe laat is het?'

'0705, naar Aurorische tijdmeting,' zei Daneel. 'In fysiologische zin een half uur voor het ontbijt.' Hij zei het zonder een spoor van humor, al zou een mens een glimlachje op zijn plaats gevonden hebben.

Giskard zei, met een stem die stijver en iets vlakker was dan die van Daneel: 'Meneer, vriend Daneel en ik mogen de privé niet binnen. Als u daarheen gaat en ons wilt laten weten of u iets nodig hebt, zorgen wij daar meteen voor.'

'Ja natuurlijk.' Baley kwam overeind, keerde zich om en klom uit bed.

Giskard begon onmiddellijk het bed af te halen. 'Mag ik uw pyjama, meneer?'

Baley aarzelde maar een ogenblik. Het was de vraag van een robot, meer niet. Hij trok zijn nachtgoed uit en gaf het aan Giskard, die het met een ernstig knikje van bevestiging aanpakte.

Baley bezag zichzelf met afkeer. Onverwachts was hij zich bewust van een lichaam van middelbare leeftijd dat vermoedelijk in slechtere conditie was dan dat van Fastolfe, dat bijna drie keer zo oud was. Als vanzelf zocht hij zijn pantoffels en ontdekte dat er geen waren. De vloer voelde warm en zacht aan aan zijn voeten.

Hij stapte de privé in en riep om aanwijzingen. Van de andere kant van de schijnmuur legde Giskard plechtig de werking van het scheerapparaat uit, van de tandpastatuit, hoe hij de spoeling op automatisch kon zetten en de temperatuur van de douche regelen. Alles was grootser en uitgebreider dan de Aarde waar dan ook te bieden had, en aan de andere kant waren er geen privés waaruit hij de bewegingen en onwillekeurige geluiden van iemand anders kon horen, die hij halsstarrig zou moeten negeren om het idee van afzondering in stand te houden.

Het had iets decadents, dacht Baley somber terwijl hij het luxueuze ritueel doorliep, maar het was een decadentie waar hij, dat wist hij al, aan kon wennen. Als hij een tijdlang hier op Aurora bleef zou hij de cultuurschok bij zijn terugkeer naar de Aarde pijnlijk sterk voelen, vooral in verband met de privé. Hij hoopte dat de aanpassing niet te lang zou duren, maar ook hoopte hij dat de Aardlingen die nieuwe werelden gingen koloniseren, zich niet gedwongen voelden vast te houden aan het idee van de gemeenschappelijke privés.

Misschien, dacht Baley, moest je 'decadentie' zo omschrijven: datgene waar je makkelijk aan went.

Baley stapte de privé uit, de diverse functies waren verricht: de kin gladgeschoren, de tanden blinkend schoon, het lichaam gedoucht en droog. 'Giskard?' zei hij. 'Waar vind ik de deodorant?'

'Ik weet niet wat u bedoelt, meneer,' zei Giskard.

Snel zei Daneel: 'Toen je de schuimregelaar afstelde, collega Elijah, gaf die een deodorantwerking. Ik vraag verontschuldiging dat vriend Giskard je niet begrijpt. Hij heeft geen Aarde-ervaring zoals ik.'

Baley trok in twijfel zijn wenkbrauwen op en kleedde zich met Giskards hulp aan. 'Ik merk dat jij en Giskard me nog steeds bij elke stap volgen. Is er iets gebleken van een poging om mij uit de weg te ruimen?'

'Tot dusver niet, collega Elijah,' zei Daneel. 'Desniettemin zou het verstandig zijn vriend Giskard en mij doorlopend bij je te hebben, zolang dat te verwezenlijken is.'

'Waarom, Daneel?'

'Om tweeërlei reden, collega Elijah. Op de eerste plaats kunnen wij je helpen met alle kanten van de Aurorische cultuur of de gebruiken waar je niet vertrouwd mee bent. Ten tweede kan met name vriend Giskard elk woord van elk gesprek dat je voert vastleggen en weergeven. Dat kan voor jou van waarde zijn. Je herinnert je dat er tijden waren in je gesprekken met dr. Fastolfe en met mevrouw Gladia, dat vriend Giskard en ik op een afstand stonden of in een andere kamer-'

'Zodat de gesprekken niet door Giskard werden opgenomen?'

'Ja, dat wel, collega Elijah, maar minder scherp... en wellicht zijn er gedeelten die niet zo duidelijk zijn als we graag zouden willen. Het zou beter zijn als wij zo dicht bij je blijven als het gemak toelaat.'

'Daneel, ben je van mening,' vroeg Baley, 'dat ik meer op mijn gemak ben als ik aan jullie denk als aan gidsen en opname-apparaten dan aan bewakers? Waarom trek je niet eenvoudig de conclusie dat jullie als wachten totaal overbodig zijn? Omdat er tot op heden niets tegen mij ondernomen is, kun je toch de gevolgtrekking maken dat dat ook in de toekomst niet zal gebeuren?'

'Nee, collega Elijah, dat zou onvoorzichtig zijn. Dr. Fastolfe meent dat jij door zijn vijanden met grote vrees in het oog wordt gehouden. Ze hebben gepoogd de Voorzitter over te halen dr. Fastolfe geen toestemming te geven je te laten komen, en ze gaan zeker door met pogingen hem te overtuigen dat je zo vlug mogelijk naar Aarde teruggestuurd moet worden.'

'Dat soort vreedzame tegenstand vraagt niet om bewakers.'

'Nee, maar als de tegenstand reden heeft om te vrezen dat je dr. Fastolfe van blaam zult zuiveren, kan hij tot het uiterste gedreven worden. Je bent ten slotte geen Auroriër en de remmingen op onze wereld tegen geweld zouden derhalve in jouw geval afgezwakt zijn.'

Koppig zei Baley: 'Het feit dat ik hier al een hele dag ben en dat er niets gebeurd is zou hen flink moeten opluchten en de dreiging van geweld aanzienlijk moeten verminderen.'

'Zo zou men inderdaad denken,' zei Daneel, die er geen blijk van gaf de ironie in Baley's stem gehoord te hebben.

'Anderzijds,' zei Baley, 'als ik vorderingen lijk te maken wordt het gevaar voor mij meteen groter.'

Daneel nam dat even in overweging en zei toen: 'Dat zou een logisch gevolg lijken.'

'En dus gaan jij en Giskard overal met me mee, voor het geval ik mijn werk een beetje te goed blijk te doen.'

Weer zweeg Daneel even, en zei: 'De manier waarop je het stelt, collega Elijah, komt mij merkwaardig voor, maar het lijkt mij wel juist.'

'In dat geval,' zei Baley, 'ben ik klaar voor het ontbijt, al krijg ik niet direct een geweldige eetlust wanneer mij gezegd wordt dat ik óf faal, óf een moordaanslag te verwachten heb.'

 

32 * Fastolfe glimlachte over de ontbijttafel tegen Baley. 'Goed geslapen, meneer Baley?'

Baley bekeek geboeid de schijf ham. Hij moest met een mes gesneden worden. Hij was geaderd. Langs één kant liep een dun randje vet. Kortom, hij was niet verwerkt. Het resultaat was dat hij, om zo te zeggen, hammiger smaakte. Er waren ook gebakken eieren, de dooier in het midden een afgeplatte halve bol, omringd door wit, net als de madeliefjes die Ben hem op de akker op Aarde had aangewezen. Verstandelijk wist hij hoe een ei er uitzag voor het werd verwerkt, en hij wist dat het een dooier en wit bevatte, maar hij had ze nog nooit afzonderlijk gezien als ze klaargemaakt waren. Ook op het schip naar hier en ook op Solarië werden eieren als roerei opgediend.

Hij keek strak naar Fastolfe op. 'Pardon?'

Geduldig zei Fastolfe: 'Hebt u goed geslapen?'

'Ja, heel best. Ik zou vermoedelijk nog steeds slapen zonder die antisomnine.'

'Ha ja. Niet helemaal de gastvrijheid die een gast mag verwachten, maar ik dacht dat u vroeg wilde beginnen.'

'U hebt volkomen gelijk. Ik ben ook niet precies een gast.'

Een tijdje at Fastolfe in stilte. Hij nam een klein slokje van zijn warme drank en zei toen: 'Is u vannacht nog iets te binnen geschoten? Bent u misschien wakker geworden met een nieuw perspectief, een nieuwe gedachte?'

Baley keek Fastolfe wantrouwig aan, maar het gezicht van de ander verried geen ironie. Baley hief zijn kopje op en zei: 'Ik ben bang van niet. Ik ben geen haar verder dan gisteravond.' Hij dronk en trok onwillekeurig een gezicht.

'O, neem me niet kwalijk,' zei Fastolfe. 'Vindt u de drank onaangenaam?'

Baley bromde en proefde voorzichtig nog eens.

'Het is gewoon koffie, weet u,' zei Fastolfe. 'Zonder caffeïne.'

Baley fronste zijn wenkbrauwen. 'Het smaakt niet als koffie en... Sorry, dr. Fastolfe, ik wil niet paranoïde lijken, maar Daneel en ik hebben het net half spottend gehad over de mogelijkheid van geweld tegen mij - ik half spottend, Daneel niet natuurlijk - en ik denk dat één manier waarop ze mij kunnen pakken...' Zijn stem stierf weg.

Fastolfe's wenkbrauwen schoten omhoog. Met een verontschuldigend gemompel greep hij naar Baley's koffie en rook eraan. Toen schepte hij er met een lepeltje een beetje uit en proefde. 'Heel gewoon, meneer Baley,' zei hij. 'Dit is geen vergiftigingspoging.'

'Het spijt me dat ik me zo dom gedraag,' zei Baley, 'want ik weet dat dit door uw eigen robots is klaargemaakt... Maar weet u het zeker?'

Fastolfe glimlachte. 'Er is eerder met robots gefoezeld... Maar nu is er niet mee gefoezeld. Het is zo dat koffie op de verschillende werelden wel overal geliefd is, maar er zijn diverse soorten. Het is bekend dat iedereen het meest van de koffie van zijn eigen wereld houdt. Ik kan u, meneer Baley, jammer genoeg de Aardse variëteit niet geven. Hebt u liever melk? Die is van wereld tot wereld betrekkelijk hetzelfde. Vruchtensap? Het pompelmoensap van Aurora wordt vrijwel op alle werelden als het beste beschouwd. Er wordt heimelijk gefluisterd dat wij het een tikkeltje laten gisten, maar dat is natuurlijk niet zo. Of water?'

'Ik zal uw pompelmoensap proberen.' Baley keek weifelend naar de koffie. 'Ik moest er toch maar aan wennen.'

'Nee hoor,' zei Fastolfe. 'Waarom het onaangename opzoeken als dat niet hoeft?... De nacht en de slaap' - zijn glimlach leek wat gespannen toen hij op zijn eerdere opmerking terugkwam - 'hebben u dus geen nuttige gedachten gebracht.'

'Jammer genoeg niet,' zei Baley. Toen trok hij een rimpel, bij een vage herinnering. 'Ofschoon...'

'Ja?'

'Ik heb de indruk dat ik net voor ik in slaap viel, in het gebied van de vrije associatie tussen slapen en waken, iets te pakken had.'

'O ja? Wat dan?'

'Dat wist ik niet. De gedachte maakte mij klaarwakker, maar kwam zelf niet mee. Of anders werd ik afgeleid door een denkbeeldig geluid. Ik weet het niet meer. Ik stortte mij op de gedachte maar kreeg hem niet meer te pakken. Hij is weg. Ik denk dat zoiets niet ongewoon is.'

Fastolfe keek peinzend. 'Bent u daar zeker van?'

'Niet echt. De gedachte vervaagde zo snel dat ik niet eens zeker kon weten of hij er wel geweest was. En zo ja, dan leek hij misschien alleen zinnig omdat ik half sliep. Als ik hem nu, op klaarlichte dag, opnieuw kreeg, was het misschien grote nonsens.'

'Maar wat het ook was, hoe vluchtig ook, het moet toch een spoor achterlaten.'

'Dat geloof ik, dr. Fastolfe. In dat geval komt hij terug. Daar vertrouw ik op.'

'Moeten we daarop wachten?'

'Er zit niets anders op.'

'Er bestaat zoiets als een psychosonde.'

Baley leunde naar achter en keek Fastolfe een ogenblik aan. 'Daar heb ik van gehoord,' zei hij, 'maar op Aarde wordt die bij het politiewerk niet gebruikt.'

'We zijn niet op Aarde, meneer Baley,' zei Fastolfe zachtjes.

'Hij kan hersenbeschadiging veroorzaken. Is dat niet zo?'

'In de juiste handen, onwaarschijnlijk.'

'Ook in de juiste handen niet onmogelijk,' zei Baley. 'Ik heb begrepen dat hij op Aurora enkel gebruikt mag worden onder nauwkeurig omschreven voorwaarden. Hij mag alleen gebruikt worden op mensen die een zwaar misdrijf gepleegd hebben of-'

'Ja, meneer Baley, maar dat slaat op Auroriërs. U bent geen Auroriër.'

'U bedoelt: omdat ik een Aardling ben hoef ik niet als mens behandeld te worden?'

Fastolfe glimlachte en spreidde zijn handen. 'Komaan, meneer Baley. Het was maar een gedachte. Gisteravond was u wanhopig genoeg om voor te stellen, ons dilemma op te lossen door Gladia in een afschuwelijke, tragische positie te brengen. Ik vroeg me af of u wanhopig genoeg bent om uzelf op het spel te zetten.'

Baley wreef in zijn ogen en zei een minuut of twee geen woord. Toen zei hij, met een andere stem: 'Ik zat er gisteravond naast, dat heb ik erkend. Wat deze kwestie betreft, er bestaat geen zekerheid dat wat ik half in slaap dacht, iets te maken had met het vraagstuk. Het kan pure fantasie geweest zijn, onlogische onzin. Misschien wel helemaal geen gedachte. Niets. Zou u het verstandig vinden vanwege zo'n kleine mogelijkheid een hersenbeschadiging bij mij te riskeren, terwijl u zegt toch juist van mijn denken afhankelijk te zijn voor de oplossing van het vraagstuk?'

Fastolfe knikte. 'U weet uw zaak welsprekend te bepleiten... en ik sprak niet echt in ernst.'

'Bedankt, dr. Fastolfe.'

'Maar hoe gaan we verder?'

'Op de eerste plaats wil ik nog eens met Gladia praten. Er zijn punten waarover ik opheldering wil hebben.'

'Die had u gisteravond naar voren moeten brengen.'

'Moeten, ja, maar gisteravond had ik meer dan ik goed kon verwerken, en er waren punten die mij ontgingen. Ik ben een rechercheur en geen onfeilbare computer.'

'Ik verwijt u niets. Ik wil alleen niet dat Gladia onnodig lastig gevallen wordt. In het licht van wat u me gisteravond verteld hebt, moet ze zich naar ik aanneem diepbedroefd voelen.'

'Ongetwijfeld. Maar ze verlangt ook wanhopig erachter te komen wat er is gebeurd; en als iemand degene vermoord heeft die ze als haar echtgenoot beschouwt, wie dat dan was. Dat is ook begrijpelijk. Ik ben zeker dat ze mee wil werken... En dan wil ik nog iemand anders spreken.'

'Wie?'

'Uw dochter Vasilia.'

'Vasilia? Waarom? Wat hebt u daar nu aan?'

'Zij is een robotica. Ik wil met een andere roboticus dan u praten.'

'Daar ga ik niet mee akkoord, meneer Baley.'

Ze waren klaar met eten. Baley stond op. 'Dr. Fastolfe, eens temeer moet ik u erop wijzen dat ik hier op uw verzoek ben. Ik heb geen formele bevoegdheid om politiewerk te doen. Ik heb geen contact met enig Aurorisch gezag. De enige kans om tot de bodem van deze ellendige puinhoop te komen, is de hoop dat verschillende mensen vrijwillig met mij willen samenwerken en mijn vragen beantwoorden.

Als u mij dat verhindert te bereiken, is het duidelijk dat ik niet verder kan komen dan ik nu ben, en dat is: nergens. Dan ziet het er voor u heel slecht uit, en dus voor de Aarde. Dus vraag ik u dringend mij niet te hinderen. Als u het mij mogelijk maakt iedereen te ondervragen die ik wil - of dat alleen maar probeert door uw welwillende tussenkomst - dan zal de bevolking van Aurora dat zeker beschouwen als een teken van uw besef van onschuld. Als u anderzijds mijn onderzoek hindert, wat kunnen ze dan anders concluderen dan dat u schuldig bent en bang bent dat dat uitkomt?'

Met nauwelijks onderdrukte ergernis zei Fastolfe: 'Dat begrijp ik, meneer Baley. Maar waarom Vasilia? Er zijn andere robotici.'

'Vasilia is uw dochter. Ze kent u. Ze heeft misschien heldere ideeën met betrekking tot de mogelijkheid dat u een robot vernietigt. En omdat ze lid is van het Robotisch Instituut en aan de kant van uw politieke vijanden staat, zou elke getuigenis van haar die in uw voordeel is, heel overtuigend zijn.'

'En als ze tegen mij getuigt?'

'Dat zien we wel als het zo ver is. Wilt u contact met haar opnemen en haar vragen mij te ontvangen?'

Gelaten zuchtte Fastolfe: 'Ik wil u van dienst zijn, maar u vergist zich als u denkt dat ik haar er gemakkelijk toe kan brengen met u te spreken. Ze heeft het misschien te druk... of denkt dat althans. Ze is misschien niet op Aurora. Of ze wil er niets mee te maken hebben. Ik heb u gisteravond uitgelegd dat ze redenen heeft - dat denkt ze tenminste - om mij vijandig gezind te zijn. Als ik haar vraag u te ontvangen, zal ze dat misschien zelfs weigeren, puur als uiting van haar ongenoegen.'

'Zou u het willen proberen, dr. Fastolfe?'

Fastolfe zuchtte. 'Ik probeer het terwijl u bij Gladia bent... Ik denk dat u haar meteen wilt opzoeken? Ik mag erop wijzen dat kijken via de trimensie kan volstaan. Het beeld is zo goed van kwaliteit dat u het niet van persoonlijke aanwezigheid kunt onderscheiden.'

'Dat weet ik, dr. Fastolfe, maar Gladia is een Solarische en heeft onaangename bijgedachten bij het trimensiekijken. En ik ben overigens van mening dat het op een onaanwijsbare manier doeltreffender is, binnen fysiek bereik te zijn. De huidige situatie ligt te subtiel en de moeilijkheden zijn voor mij te groot om dat pluspuntje te verwaarlozen.'

'Nu, dan zal ik Gladia waarschuwen.' Hij keerde zich om, aarzelde, en wendde zich terug. 'Maar, meneer Baley...'

'Ja, dr. Fastolfe?'

'Gisteravond zei u me dat de toestand te ernstig was om rekening te houden met ongemak dat u Gladia zou veroorzaken. U vond dat er grotere dingen in het geding waren.'

'Dat is zo, maar u kunt op mij vertrouwen: zolang het aan mij ligt zal ik haar geen last bezorgen.'

'Ik heb het nu niet over Gladia. Ik wijs u er alleen op dat dit in wezen juiste standpunt ook op mij van toepassing is. Ik verwacht niet van u dat u mijn gemak of trots ontziet als u met Vasilia kunt spreken. Ik zit er niet op te wachten, maar als u met haar spreekt zal ik alle onaangenaamheden die daaruit voortspruiten moeten dragen, en u moet niet proberen mij te ontzien. Begrijpt u?'

'Om eerlijk te zijn, dr. Fastolfe, het is nooit mijn bedoeling geweest u te ontzien. Als ik uw verlegenheid of schande moet afwegen tegen het goed voor uw politiek en mijn wereld, zal ik geen moment aarzelen en u te schande maken.'

'Goed!... En, meneer Baley, we moeten die houding ook tot u uitbreiden. Ook uw gemak mag ons niet in de weg staan.'

'Dat was al niet zo toen u besloot mij zonder overleg hierheen te halen.'

'Ik doel op iets anders. Als u na een redelijke tijd - geen lange, maar een redelijke tijd - niet vordert in de richting van een oplossing, moeten we toch de mogelijkheid van psychosondering onder ogen zien. Onze laatste kans ligt misschien daarin, dat we erachter komen wat u weet, maar niet weet dat u weet.'

'Ik weet misschien wel niets, dr. Fastolfe.'

Fastolfe keek Baley somber aan. 'Akkoord. Maar, zoals u tegen mij zei over de mogelijkheid dat Vasilia mij in een kwaad daglicht stelt: dat zien we wel als het zo ver is.' Weer keerde hij zich om en ging de kamer uit.

Baley keek hem bedachtzaam na. Het scheen hem nu toe, dat als hij vooruitgang boekte, hem fysieke vergelding van onbekende, maar mogelijk gevaarlijke aard te wachten stond. En als hij geen vooruitgang boekte, dreigde hem de psychosondering, wat al niet veel beter was.

'Josafat!' mompelde hij zachtjes bij zichzelf.

 

33 * De wandeling naar Gladia leek hem korter dan de dag tevoren. Het was weer een zonnige en aangename dag, maar het uitzicht was anders. Het zonlicht viel natuurlijk van de andere kant, en de kleuren leken iets te verschillen.

Het kon zijn dat het groen er 's morgens een beetje anders uitzag dan 's avonds - of anders rook. Dat had Baley, zo herinnerde hij zich, van de Aardse beplanting ook wel gedacht.

Hij was weer onder geleide van Daneel en Giskard, maar ze bleven dichter bij hem en schenen minder oplettend.

'Schijnt de zon hier altijd?' vroeg Baley, zomaar.

'Nee, collega Elijah,' zei Daneel. 'Indien dat zo was, zou dat rampzalig zijn voor de flora en dus voor de mensen. De weersvoorspelling luidt trouwens dat de lucht in de loop van de dag bewolkt wordt.'

'Wat was dat?' vroeg Baley geschrokken. Er zat een klein, grijsbruin beestje in het gras. Toen het hen zag hopte het op zijn gemak weg.

'Een konijn, meneer,' zei Giskard.

Dat stelde Baley gerust. Hij had ze op de Aardse akkers ook gezien.

Ditmaal stond Gladia hem niet bij de deur op te wachten, maar ze verwachtte hen kennelijk wel. Toen een robot hen binnen had gelaten, stond ze niet op, maar zei, half boos, half vermoeid: 'Dr. Fastolfe zei dat je mij weer wilde spreken. Wat nu weer?'

Ze droeg een kleed dat strak om haar lichaam zat en het was duidelijk dat ze daaronder niets aanhad. Haar haar was onverzorgd naar achter gedaan en haar gezicht zag bleek. Ze zag er afgetobder uit dan de dag tevoren en het was te zien dat ze slecht geslapen had.

Daneel ging, gedachtig wat er de dag tevoren gebeurd was, niet de kamer in. Maar Giskard ging naar binnen, keek aandachtig in het rond en trok zich terug in een muurnis. In een andere nis stond een van Gladia's robots.

'Het spijt me heel erg, Gladia,' zei Baley, 'dat ik je weer lastig moet vallen.'

'Ik heb je gisteren vergeten te vertellen,' zei Gladia, 'dat Jander na behandeling met de ionenbrander natuurlijk herwonnen wordt voor gebruik in de robotfabrieken. Ik denk dat het grappig is om elke keer dat ik een nieuw gemaakte robot zie, even te bedenken dat hij heel wat atomen van Jander in zich heeft.'

'Als wij doodgaan,' zei Baley, 'worden wij ook herwonnen... en wie weet wat voor atomen van wie er nu in jou en in mij zitten, en in wie onze atomen ooit zullen zitten.'

'Je hebt volkomen gelijk, Elijah. En je doet me eraan denken hoe makkelijk het is te filosoferen over andermans verdriet.'

'Dat is ook waar, Gladia, maar ik kwam niet hier om te filosoferen.'

'Doe dan waar je voor gekomen bent.'

'Ik moet vragen stellen.'

'Heb je er gisteren niet genoeg gesteld? Heb je de tussentijd gebruikt om nieuwe te bedenken?'

'Voor een deel wel, Gladia... Gisteren zei je dat zelfs toen je met Jander was - als echtgenoten - er mannen waren die zich aan je aanboden, en dat jij weigerde. Daarover moet ik je vragen stellen.'

'Waarom?'

Die vraag negeerde Baley. 'Zeg me,' zei hij, 'hoeveel mannen zich aangeboden hebben terwijl je met Jander getrouwd was?'

'Ik hou geen telling bij, Elijah. Drie of vier.'

'Waren er doorzetters bij? Heeft iemand zich meer dan eens aangeboden?'

Gladia, die zijn blik had ontweken, keek hem nu recht in zijn gezicht en vroeg: 'Heb je hierover met anderen gesproken?'

Baley schudde zijn hoofd. 'Ik heb over dit onderwerp behalve met jou met niemand gesproken. Maar uit je vraag maak ik op dat er minstens een aanhouder bij was.'

'Eén. Santirix Gremionis.' Ze zuchtte. 'Auroriërs hebben zulke merkwaardige namen en hij was merkwaardig... voor een Auroriër. Ik had nog nooit iemand meegemaakt die er zo vaak op terugkwam als hij. Hij was altijd beleefd, aanvaardde mijn weigering altijd met een glimlachje en een chique buiging, maar allerwaarschijnlijkst zou hij het de week of de dag daarna weer proberen. Dat herhalen op zichzelf was een zekere onhoffelijkheid. Een beleefde Auroriër zou een weigering als blijvend aanvaarden, tenzij de gewenste persoon er blijk van gaf van gedachten veranderd te zijn.'

'Zeg me nog eens... wisten degenen die zich aan je aanboden van je verhouding met Jander?'

'Ik praatte er niet zomaar over.'

'Nou, neem nou Gremionis in het bijzonder. Wist hij dat Jander je echtgenoot was?'

'Dat heb ik hem nooit verteld.'

'Draai er niet zo omheen, Gladia. Het is geen kwestie van verteld. In tegenstelling tot de anderen bood hij zich herhaaldelijk aan. Hoe vaak overigens, zou je denken? Drie keer? Vier? Hoeveel keer?'

'Ik heb het niet geteld,' zei Gladia mat. 'Misschien wel zes keer, of meer. Als hij voor de rest geen sympathiek iemand geweest was, had ik mijn robots hem de toegang laten ontzeggen.'

'Maar dat heb je niet gedaan. En het kost tijd, je meermaals aan te bieden. Hij kwam je opzoeken. Hij sprak je persoonlijk. Hij had tijd om Janders aanwezigheid vast te stellen en te zien hoe jij je tegenover hem gedroeg. Had hij de verhouding kunnen raden?'

Gladia schudde haar hoofd. 'Ik denk van niet. Jander kwam nooit binnen als ik met een mens was.'

'Volgens jouw opdracht? Dat moet wel, denk ik.'

'Ja. En voor je oppert dat ik me schaamde over de verhouding, het was gewoon een poging om onaangename verwikkelingen te voorkomen. Ik heb over seks een bepaald persoonlijkheidsgevoel dat de Auroriërs niet hebben.'

'Denk nog eens na. Had hij het kunnen vermoeden? Daar zit hij, een verliefde man-'

'Verliefd!' Ze snoof het woord bijna. 'Wat weten Auroriërs van liefde?'

'Een man die zichzelf als verliefd beschouwt. Jij gaat er niet op in. Zou hij, met de gevoeligheid en de argwaan van een teleurgestelde minnaar, het niet hebben geraden? Denk eens na! Heeft hij ooit een zijdelingse opmerking over Jander gemaakt? Iets wat ook maar de minste verdenking opriep-'

'Nee! Nee! Het zou voor een Auroriër ongehoord zijn aanmerkingen te maken op de seksuele voorkeuren of gewoontes van een ander.'

'Niet per se aanmerkingen. Een grappige opmerking bijvoorbeeld. Een of andere aanwijzing dat hij die verhouding vermoedde.'

'Nee! Als de jonge Gremionis ooit één woord in die richting had durven fluisteren, had hij mijn complex nooit meer van binnen te zien gekregen, en ik had er wel voor gezorgd dat hij voortaan uit mijn buurt bleef... Maar zoiets had hij nooit gedaan. Voor mij was hij een toonbeeld van beleefd verlangen.'

'Jong, zeg je. Hou oud is Gremionis?'

'Net zo oud als ik. Vijfendertig. Misschien nog een jaar of twee jonger.'

'Een kind,' zei Baley somber. 'Nog jonger dan ik. Maar op zo'n leeftijd... Stel je voor dat hij je verhouding met Jander raadde en niets zei... geen woord. Kan hij dan toch niet jaloers geweest zijn?'

'Jaloers?'

Baley bedacht dat dit woord op Aurora en Solarië misschien weinig betekende. 'Gepikeerd dat je een ander boven hem verkoos.'

'Ik weet wel wat jaloers betekent!' zei Gladia fel. 'Ik herhaalde het alleen maar uit verbazing dat jij denkt dat een Auroriër jaloers was. Op Aurora zijn de mensen niet jaloers om seks. Wel om andere dingen, maar niet om seks.' Er lag duidelijk spot op haar gezicht. 'En zelfs al was hij jaloers, wat kon dat schelen? Wat kon hij doen?'

'Is het niet mogelijk dat hij Jander verteld heeft dat je verhouding met een robot je positie op Aurora in gevaar bracht?'

'Dat was een leugen geweest!'

'Als hij het Jander had gezegd, had die het misschien geloofd... dat hij je in gevaar bracht, schade toebracht. Zou dat niet een reden geweest zijn voor een psychische stolling?'

'Dat had Jander nooit geloofd. Elke dag dat hij mijn echtgenoot was heeft hij mij gelukkig gemaakt, en dat heb ik hem ook gezegd.'

Baley bleef kalm. Ze wilde hem niet begrijpen, maar hij zou zich gewoonweg duidelijker uit moeten drukken. 'Ik geloof best dat hij je geloofde, maar hij kan tegelijk geneigd zijn geweest iemand anders te geloven die hem het omgekeerde vertelde. Als hij dan verstrikt raakte in een ondraaglijk dilemma met betrekking tot de Eerste Wet...'

Gladia's gezicht vertrok en ze schreeuwde: 'Dat is waanzin. Je dist mij dat oude sprookje op van Susan Calvin en de robot die gedachten kon lezen. Geen mens die ouder dan tien is kan daarin geloven.'

'Is het niet mogelijk dat-'

'Nee. Ik ben een Solarische en ik weet genoeg van robots om te weten dat dat niet kan. Iemand moet ongelooflijk deskundig zijn om een robot in de Eerste Wet te strikken. Dat zou dr. Fastolfe misschien kunnen, maar Santirix Gremionis beslist niet. Gremionis is een modist. Hij werkt met mensen. Hij knipt haar, maakt kleding. Dat doe ik ook, maar tenminste nog voor robots. Gremionis heeft nog nooit een robot aangeraakt. Hij weet niets over ze, behalve hoe hij ze een raam moet laten dichtdoen of zoiets. Wil je me vertellen dat de verhouding tussen Jander en mij - mij' - ze tikte zich met een stijve vinger hard op het borstbeen; de zwellingen van haar kleine borsten waren onder haar kleed nauwelijks te zien - 'de oorzaak was van Janders dood?'

'Het kon zijn zonder dat je het wist,' zei Baley, die op wilde houden maar door moest blijven wroeten. 'En als Gremionis nu eens van dr. Fastolfe geleerd heeft hoe hij-'

'Gremionis kende dr. Fastolfe niet, en zou trouwens geen snars begrepen hebben van wat dr. Fastolfe hem zei.'

'Je kunt nooit zeker weten wat Gremionis wel of niet begrijpt, en wat dat niet kennen van dr. Fastolfe betreft: Gremionis moet, als hij zo achter je heen zat, regelmatig op je complex geweest zijn en-'

'En dr. Fastolfe was vrijwel nooit op mijn complex. Gisteren, toen hij met je meekwam, was de tweede keer pas dat hij over mijn drempel kwam. Hij was bang dat te intiem verkeer mij op de vlucht zou jagen. Dat heeft hij me eens bekend. Hij dacht dat hij zo zijn dochter verloren had... of zoiets stoms. - Je ziet, Elijah, als je eeuwenlang leeft, heb je tijd genoeg om duizenden dingen kwijt te raken. Wees blij dat je maar kort leeft, Elijah.' Ze huilde onbeheerst.

Baley keek naar haar en voelde zich hulpeloos. 'Neem me niet kwalijk, Gladia. Ik heb geen vragen meer. Zal ik een robot roepen? Heb je hulp nodig?'

Ze schudde haar hoofd en zwaaide naar hem met haar hand. 'Ga toch weg... ga weg,' zei ze met verstikte stem. 'Ga weg.'

Baley aarzelde, en stapte toen de kamer uit, met een laatste onzekere blik op haar toen hij de deur uit ging. Giskard volgde hem op zijn schreden en Daneel voegde zich bij hen toen hij het huis uit liep. Hij merkte het nauwelijks. Vaag drong het tot hem door dat hij hun aanwezigheid aanvaardde zoals hij die van zijn schaduw en van zijn kleren aanvaardde; dat hij op het punt kwam om zich zonder hen naakt te voelen.

Snel liep hij terug naar het Fastolfe-complex, met ziedende gedachten. Zijn wens om Vasilia te spreken was eerst een kwestie van wanhoop geweest, gebrek aan andere onderwerpen voor zijn nieuwsgierigheid, maar dat was nu anders. Er bestond een kansje dat hij op iets wezenlijks was gestuit.

 

34 * Fastolfe's lelijke gezicht stond grimmig toen Baley terugkwam. 'Iets bereikt?' vroeg hij.

'Ik heb een mogelijkheid gedeeltelijk uitgesloten... misschien.'

'Gedeeltelijk? Hoe wilt u de rest uitsluiten? Of liever, hoe stelt u een mogelijkheid vast?'

'Als ik merk dat een mogelijkheid onmogelijk uitgesloten kan worden, begin ik er een vast te stellen,' zei Baley.

'En als u ontdekt dat het onmogelijk is de rest uit te sluiten van de mogelijkheid waar u zo geheimzinnig over spreekt?'

Baley haalde zijn schouders op. 'Voor we onze tijd verdoen met dat te bespreken, moet ik naar uw dochter toe.'

Fastolfe keek moedeloos. 'Ja, meneer Baley, ik heb gedaan wat u vroeg en contact met haar gezocht. Ik moest haar laten wekken.'

'U bedoelt dat ze ergens op de planeet is waar het nacht is? Daar had ik niet aan gedacht.' Baley voelde zich geërgerd. 'Ik ben, geloof ik, zo'n dwaas dat ik nog steeds denk op Aarde te zijn. In de ondergrondse Steden verliezen dag en nacht hun betekenis, en de tijd wordt vrijwel eenvormig.'

'Zo erg is het niet. Eos is het roboticacentrum van Aurora en maar weinig robotici wonen elders. Ze sliep gewoon en dat ze wakker gemaakt werd maakte haar stemming er blijkbaar niet beter op. Ze wilde niet met mij spreken.'

'Roep haar nog eens op,' zei Baley dringend.

'Ik heb met haar robotsecretaris gesproken en die bracht moeizaam de berichten over. Ze liet er geen twijfel over bestaan dat ze op geen enkele manier met mij wil praten. Tegenover u was ze wat toegeeflijker. De robot meldde dat ze u, als u contact zoekt, vijf minuten op haar persoonlijk kijkkanaal wil geven, over' - Fastolfe keek op de tijdstreep op de muur - 'een half uur. Onder geen voorwaarde wil ze u persoonlijk ontmoeten.'

'De voorwaarden zijn niet goed genoeg, en de tijd is te kort. Ik moet haar persoonlijk spreken, zo lang als nodig is. Hebt u op het belang ervan gewezen, dr. Fastolfe?'

'Dat heb ik geprobeerd. Het kan haar niets schelen.'

'U bent haar vader. U zult-'

'Ze is minder geneigd om haar besluit om mijnentwille te veranderen, dan voor een willekeurige vreemde. Dat wist ik en daarom heb ik Giskard gebruikt.'

'Giskard?'

'Ja. Giskard is een van haar grootste favorieten. Toen ze aan de universiteit robotica studeerde, heeft ze de vrijheid genomen om een paar kleine veranderingetjes aan te brengen in zijn programmering... en niets geeft je een hechtere verhouding met een robot dan dat. Behalve wat Gladia gedaan heeft natuurlijk. Het was bijna of Giskard Andrew Martin was-'

'Wie is Andrew Martin?'

'Was, niet is,' zei Fastolfe. 'Hebt u nooit van hem gehoord?'

'Nooit!'

'Hoe vreemd! Die oude sagen van ons spelen zich allemaal op Aarde af, en toch zijn ze op Aarde onbekend... Andrew Martin was een robot die, naar men zegt, langzaam, stukje bij beetje, mensachtig geworden is. Er zijn vóór Daneel natuurlijk geen mensachtige robots geweest; dat waren allemaal simpele speeltjes, niet veel meer dan automaten. Toch worden er verbijsterende verhalen verteld over de vermogens van Andrew Martin - een zekere aanwijzing van het legendarische karakter van het verhaal. Er was een vrouw die in de sage voorkomt en gewoonlijk Jongejuffrouw genoemd wordt. De verhouding is te ingewikkeld om te beschrijven, maar ik denk dat elk meisje op Aurora ervan gedroomd heeft, Jongejuffrouw te zijn en Andrew Martin als robot te hebben. Zo was Vasilia, en Giskard was haar Andrew Martin.'

'En?'

'Ik vroeg haar robot haar te zeggen dat Giskard je zou vergezellen. Ze heeft hem in jaren niet gezien en ik dacht dat dat haar zou verleiden om een ontmoeting met u te accepteren.'

'Het is niet gelukt.'

'Nee.'

'Dan moeten we iets anders bedenken. Er moet een manier zijn haar tot een ontmoeting te bewegen.'

'Misschien kunt u er een bedenken,' zei Fastolfe. 'Over een paar minuten kijkt u haar via trimensie, en u hebt vijf minuten om haar te overreden u persoonlijk te ontmoeten.'

'Vijf minuten! Wat kan ik in vijf minuten doen?'

'Ik weet het niet. Ten slotte is het meer dan niets.'

 

35 * Een kwartier later stond Baley voor het trimensie-kijkscherm, klaar voor het gesprek met Vasilia Fastolfe. Dr. Fastolfe was weggegaan na met een zuur lachje gezegd te hebben dat zijn aanwezigheid zijn dochter beslist minder voor overreding vatbaar maakte. Daneel was er ook niet bij. Alleen Giskard was gebleven om Baley gezelschap te houden.

'Dr. Vasilia's trimensiekanaal is open voor ontvangst. Bent u klaar, meneer?' zei Giskard.

'Zo klaar als maar kan,' zei Baley grimmig. Hij had niet willen gaan zitten, hij had het idee dat hij meer indruk maakte als hij stond. Maar hoeveel indruk kon een Aardling maken?

Het scherm lichtte op terwijl de rest van de kamer schemerig werd, en er verscheen een vrouw - aanvankelijk nog vrij onscherp. Ze stond met haar gezicht naar hem toe; haar hand rustte op een laboratoriumtafel, vol met stapels schetsen. - Zij had dus ook indruk willen maken.

Toen de instelling scherper werd leken de randen van het scherm weg te smelten en het beeld van Vasilia - als zij het was - verdiepte zich en werd driedimensionaal. Ze stond in de kamer met alle schijn van tastbare werkelijkheid, afgezien van het feit dat het vertrek waar zij in stond niet paste bij de kamer waar Baley was, en de tegenstelling was groot.

Ze droeg een donkerbruine rok die zich verdeelde in twee half doorzichtige broekspijpen, zodat haar benen vanaf het midden van haar dijen vaag zichtbaar waren. Haar blouse was strak en had geen mouwen, zodat haar armen tot aan de schouders bloot waren. Ze droeg een diepe hals en haar lichtblonde haar zat in kleine krulletjes.

Van haar vaders lelijkheid had ze niets, en zeker niet zijn grote oren. Baley moest wel veronderstellen dat ze een mooie moeder gehad had en geluk had gehad met de genen die haar toevielen. Ze was kort van stuk en Baley zag in haar gezicht een opmerkelijke gelijkenis met Gladia, al was haar gelaatsuitdrukking veel kouder en scheen ze de tekenen te dragen van een dominante persoonlijkheid.

'Bent u de Aardling die is gekomen om mijn vaders problemen op te lossen?' vroeg ze scherp.

'Ja, dr. Fastolfe,' zei Baley even kortaf.

'U kunt mij dr. Vasilia noemen. Ik wil niet met mijn vader verward worden.'

'Dr. Vasilia, ik moet in de gelegenheid zijn persoonlijk met u te spreken, een redelijk lange tijd.'

'Dat kunt u wel denken. U bent immers een Aardling en een zekere infectiehaard.'

'Ik ben medisch behandeld en bij mij loopt niemand gevaar. Uw vader is meer dan een dag voortdurend bij mij geweest.'

'Mijn vader wil een idealist schijnen en moet soms domme dingen doen om die schijn te bevestigen. Ik zal hem niet nadoen.'

'Ik denk dat u hem geen kwaad toewenst. Als u mij niet wilt ontvangen, krijgt hij het te verduren.'

'U verspilt uw tijd. Ik wil u niet spreken, behalve zo, en de helft van de tijd die u gekregen hebt is al voorbij. Als u wilt kunnen we meteen ophouden, als u het niet genoeg vindt.'

'Hier is Giskard, dr. Vasilia, en hij wil u dringend vragen mij te ontvangen.'

Giskard stapte in het beeldveld. 'Goedemorgen, Juffie,' zei hij zachtjes.

Een ogenblik keek Vasilia verrast en toen ze sprak klonk het iets vriendelijker. 'Ik ben blij je te kijken, Giskard, en ik wil je altijd ontvangen, maar deze Aardling niet, ook niet als je aandringt.'

'In dat geval,' zei Baley, die wanhopig naar een laatste redmiddel greep, 'moet ik die affaire met Santirix Gremionis openbaar maken zonder de kans u erover geraadpleegd te hebben.'

Vasilia's ogen werden groot en haar hand die op tafel lag kwam omhoog en balde zich tot een vuist. 'Wat is dat, met Gremionis?'

'Alleen dat het een knappe jongeman is die u goed kent. Moet ik die zaak afwerken zonder gehoord te hebben wat u erover te zeggen hebt?'

'Dan zal ik u nu meteen vertellen dat-'

'Nee,' zei Baley luid, 'u zult mij niets vertellen als ik u niet persoonlijk kan spreken.'

Haar mond vertrok. 'Dan zal ik u ontvangen, maar ik blijf geen moment langer bij u dan ik verkies. Ik waarschuw u... En breng Giskard mee.'

De trimensieverbinding werd acuut afgebroken en het duizelde Baley van de plotselinge verandering in de achtergrond die daarvan het gevolg was. Hij zocht een stoel en ging zitten.

Giskard steunde zijn elleboog, om te zorgen dat hij veilig bij de stoel kwam. 'Kan ik u ergens mee helpen?' vroeg hij.

'Ik ben in orde,' zei Baley. 'Ik moet alleen op adem komen.'

Dr. Fastolfe stond voor hem. 'Nogmaals mijn verontschuldigingen, dat ik mijn plichten als gastheer niet nakom. Ik heb meegekeken op een scherm dat was afgesteld op ontvangst zonder uitzending. Ik wilde mijn dochter zien, ook al zag zij mij niet.'

'Dat begrijp ik,' zei Baley, lichtelijk hijgend. 'Als de beleefdheid voorschrijft dat u zich hiervoor moet verontschuldigen, dan verontschuldig ik u.'

'Maar wat is dat met Santirix Gremionis? Ik ken die naam niet.'

Baley keek op naar Fastolfe en zei: 'Dr. Fastolfe, ik heb die naam vanmorgen van Gladia gehoord. Ik weet niet veel van hem, maar toch greep ik de kans om wat ik wist tegen uw dochter te zeggen. Ik had weinig hoop maar desondanks had het het beoogde effect. Ik kan nuttige dingen afleiden, zoals u ziet, zelfs wanneer ik weinig gegevens heb, dus u kunt mij beter met rust laten om mij daarmee door te laten gaan. Werkt u dus voortaan volledig mee en spreek met geen woord meer over de psychosonde.'

Fastolfe zweeg en Baley voelde een grimmige voldoening, dat hij eerst zijn wil had opgelegd aan de dochter, en toen aan de vader.

Hoe lang hij dat kon volhouden, dat wist hij niet.